Een eeuw na het vrouwenkiesrecht is Nederland geen koploper meer

Met de Tweede Kamerverkiezingen van 29 oktober in aantocht laait de discussie opnieuw op: hoeveel vrouwen staan er dit keer op verkiesbare plekken? Terwijl landen als Zweden en IJsland al decennialang werken met bijna gelijke verdelingen, blijft Nederland hangen in de middenmoot. Hoe kan het dat een land dat ooit vooropliep in vrouwenrechten nu achterblijft?
In de politiek voelen vrouwen zich nog lang niet altijd gelijk aan mannen. Burgemeester van Lelystad Mieke Baltus herkent dat uit eigen ervaring. Ze herinnert zich vergaderingen waarin werd gevraagd wie de notulen zou maken. ‘Dan keken ze allemaal naar mij en ik dacht ja hoor, daar gaan we weer.’
Een lange weg naar gelijkheid
Vrouwen kregen pas in 1917 een plek in de Nederlandse politiek. Vanaf dat jaar mochten ze zich verkiesbaar stellen. Twee jaar later volgde het actieve stemrecht. Vanaf dat moment konden vrouwen niet alleen gekozen worden, maar ook zélf hun stem uitbrengen. In 1918 werd Suze Groeneweg van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) het eerste vrouwelijke lid van de Tweede Kamer.
Het aantal vrouwen groeide volgens Parlement.com en NPO Kennis in de decennia daarna langzaam. Bij de verkiezingen van 1922, de eerste waarin vrouwen actief mochten stemmen, werden zeven vrouwen gekozen. Hun invloed bleef beperkt: ze kregen vooral beleidsterreinen toegewezen die als ‘vrouwelijk’ werden beschouwd, zoals onderwijs en volksgezondheid.
Vanaf de jaren tachtig groeide het aantal vrouwen in de Kamer duidelijk, mede door maatschappelijke druk en de opkomst van emancipatiebewegingen. In de jaren negentig werd bijna een derde van de Kamerleden vrouw, maar sindsdien is die groei gestagneerd.
Meer dan een eeuw na Suze Groeneweg telt de Tweede Kamer nog altijd geen gelijke vertegenwoordiging. Vrouwen bezetten ongeveer 38 procent van de zetels. Topfuncties als fractievoorzitter, partijleider of premier worden nog steeds vooral door mannen vervuld.
Nederland blijft achter
Met 38 procent vrouwelijke Tweede Kamerleden bungelt Nederland in de Europese middenmoot. Dat blijkt uit cijfers van de Inter-Parliamentary Union (IPU Parline), de organisatie die wereldwijd de samenstelling van parlementen vergelijkt. Al jaren schommelt het aandeel vrouwen in de Kamer rond datzelfde percentage, zonder echte groei.

‘We zien wel vooruitgang, maar geen constante stijging,’ zegt Zahra Runderkamp, onderzoeker diversiteit en inclusie in de politiek, verbonden aan Stem op een Vrouw. ‘Soms is er een piek, dan weer een terugval. Structureel beleid ontbreekt.’
Volgens alliantie Politica liggen de barrières vooral in de manier waarop de politiek is georganiseerd. ‘Vooral mannen zijn lid van politieke partijen,’ stelt de organisatie. ‘Daardoor wordt nieuw talent vooral uit die groep gescout en zijn het opnieuw mannen die doorbreken.’
Runderkamp ziet dat andere landen veel meer doen om vrouwen te helpen en stimuleren de politiek in te gaan. ‘In Nederland is de afgelopen jaren juist weinig gebeurd. We worden links en rechts ingehaald.’
Landen als Zweden, IJsland en Finland doen het een stuk beter. Daar bestaat bijna de helft van het parlement uit vrouwen. Nederland hoort dus niet bij de koplopers, terwijl het land historisch gezien juist vroeg was met vrouwenkiesrecht.
Ook op de internationale ranglijst zakt Nederland weg. Uit de Global Gender Gap Index van het World Economic Forum, waar NRC begin 2025 over schreef, blijkt dat Nederland inmiddels op plek 43 staat. Vijftien plaatsen lager dan een jaar eerder. Dat lage cijfer heeft onder meer te maken met het beperkte aantal vrouwen in hoge politieke functies en het feit dat Nederland nog nooit een vrouwelijke premier heeft gehad. Daar komt bij dat Nederlandse vrouwen vaker in deeltijd werken, wat hun doorgroei naar leidinggevende posities bemoeilijkt.
‘In sommige landen zijn er hele zichtbare vrouwelijke rolmodellen geweest, bijvoorbeeld als minister-president. Dat moet in Nederland nog gebeuren’ – Zahra Runderkamp
De les van het noorden
In Noordse landen als IJsland, Finland en Zweden is gelijkheid tussen mannen en vrouwen al decennialang verankerd in het beleid. Die landen weten economische groei te combineren met sociale voorzieningen die de deelname van vrouwen aan werk en politiek mogelijk maken. Ze investeren fors in kinderopvang, onderwijs en verlofregelingen, waardoor het voor ouders makkelijker is om werk en zorg te combineren.
Zo krijgen ouders in Zweden samen 480 dagen betaald verlof, waarvan drie maanden verplicht voor vaders zijn, schrijft Pointer. Daardoor werken meer vrouwen fulltime en is financiële zelfstandigheid er vanzelfsprekender.
Daarnaast worden vrouwen daar actief aangemoedigd om politieke functies te vervullen. Partijen werken met interne genderquota of roulatiesystemen, zodat vrouwen niet alleen op verkiesbare plekken komen, maar ook in leidinggevende posities belanden. In de publieke sector zijn flexibele werktijden en thuiswerkmogelijkheden al jaren de norm.
Ook WO=MEN ziet in genderquota een mogelijk effectief middel om meer vrouwen de politiek in te krijgen. Volgens de organisatie werkt dat vooral wanneer quota worden gecombineerd met maatregelen die participatie en vertegenwoordiging bevorderen, zoals mentoring, rolmodellen en goede regelingen voor werk en zorg. ‘Genderquota zijn geen doel op zich,’ benadrukt WO=MEN, ‘maar een tijdelijk middel om meer genderdiversiteit te bereiken.’
In Nederland blijven de ontwikkelingen achter. Het CBS constateert in 2023 dat vrouwen die net afgestudeerd zijn, vaker parttime gaan werken dan mannen met een vergelijkbare opleiding. Dat is soms een bewuste keuze, maar hangt vaak samen met het feit dat zij nog steeds het grootste deel van de zorgtaken dragen of met verwachtingen over de rolverdeling thuis. Hogere functies zijn bovendien lastiger parttime te vervullen, waardoor vrouwen daar minder vaak terechtkomen.
Daarbij is de kinderopvang duurder, het vaderschapsverlof korter en politieke functies laten zich lastig combineren met zorgtaken. ‘We hebben een politieke cultuur die nog steeds op mannen is ingericht,’ constateert Runderkamp. Volgens haar wordt leiderschap nog vaak met mannelijkheid geassocieerd. ‘Een man in pak voldoet meteen aan het plaatje van een leider, voor vrouwen ligt dat nog altijd ingewikkelder.’
‘Ik heb ooit meegemaakt dat ze dachten dat ik de secretaresse was. Ik reageerde met: nee hoor, ik ben de wethouder.’ – burgemeester Mieke Baltus
Waar landen als IJsland, Finland en Zweden al vrouwelijke premiers hebben gehad, blijft Nederland achter. Nog nooit stond hier een vrouw aan het roer. Toch zijn er initiatieven die proberen dat patroon te doorbreken.
De weg naar een gelijkere politiek
Steeds meer organisaties proberen de balans in de politiek te herstellen. De stichting Stem op een Vrouw helpt vrouwen niet alleen om verkozen te worden, maar ook om politiek actief te blijven. Ze voeren campagnes om meer vrouwen verkozen te krijgen, onder andere door kiezers bewust te maken van de kracht van voorkeurstemmen. Het idee daarbij is om niet alleen te stemmen op de eerste vrouw op de lijst, maar juist op vrouwen die lager staan en anders minder kans maken. Sinds de oprichting wisten al meer dan zevenhonderd vrouwen dankzij voorkeurstemmen een plek te bemachtigen in de politiek, van de waterschappen tot de Tweede Kamer en van gemeenteraden tot het Europees Parlement.
Daarnaast biedt de organisatie een mentornetwerk aan, waarin jonge vrouwen worden gekoppeld aan ervaren politici. ‘Dat werkt echt,’ aldus Runderkamp. ‘Vrouwen voelen zich gesteund en leren hoe ze hun plek kunnen innemen. Ze zien dat ze niet de enige zijn die tegen obstakels aanlopen.’
Ook WO=MEN wil de drempels verlagen. De organisatie pleit voor meer ruimte en veiligheid voor vrouwen in de politiek. Zolang vrouwen te maken hebben met online haat en stereotiepe verwachtingen, blijft gelijkheid kwetsbaar, benadrukken zij. ‘Meer vrouwen in de politiek is belangrijk,’ stelt WO=MEN, ‘maar pas als ze zich veilig en gesteund voelen, kan echte duurzame vertegenwoordiging ontstaan.’ Hoe diverser de politiek is, hoe beter zij de samenleving weerspiegelt die ze vertegenwoordigt.
Volgens Runderkamp gaat het er niet alleen om dat er steeds nieuwe vrouwen instromen. ‘Belangrijker is dat ze blijven, zich ontwikkelen en kunnen doorgroeien. Dat zou echt heel mooi zijn.’
Verantwoording van de gebruikte dataset
Voor mijn onderzoek heb ik gebruikgemaakt van data van de Inter-Parliamentary Union (IPU Parline). Dit is een internationale databank met gegevens over de samenstelling van parlementen wereldwijd. De data geven onder andere inzicht in het aandeel vrouwelijke parlementsleden per land.
Voor mijn analyse heb ik gekeken naar het percentage vrouwen in de Tweede Kamer en dit vergeleken met de cijfers van andere Europese landen. In landen met een ander parlementair stelsel gaat het om het lower of single house. De oorspronkelijke dataset bevat gegevens van landen over de hele wereld, maar ik heb Europa eruit gefilterd om een gerichtere vergelijking te maken. Daarbij heb ik vooral gekeken naar landen die als koploper worden gezien op het gebied van vrouwelijke vertegenwoordiging in het parlement.