Onder het mes

Huilend word ik wakker in een ziekenhuisbed. Mijn ogen voelen zwaar en het kost me veel moeite om ze te openen. De grijze kleuren van de kamer trekken mijn aandacht, terwijl er om me heen van alles gebeurt. Al snel begin ik te hyperventileren en hoor ik op een van de ziekenhuisapparaten dat mijn hartslag omhoogschiet. Een verpleegkundige komt naar me toe, Bregje heet ze. “Je moet even rustig doorademen!” zegt ze tegen me op een strenge toon. Het klinkt bijna alsof ze zelf gestrest raakt van mij en mijn stormachtige ademhaling. Zodra ik iets rustiger ben, klets ik een beetje met Bregje. “Ik ken jou”, zeg ik met een ondeugend glimlachje. “Hoe heet je ook alweer?” Waarop zij zichzelf nog eens voorstelt. Vlak hierna geeft ze me een waterijsje. Zo’n langwerpige soort van ijslolly. Dat was natuurlijk geen gezicht – ik had nog zo’n ‘verruimde geest’ dat ik het tegen mijn wang drukte, in plaats van in mijn mond.

 

 

Het is een koude ochtend. Ik draag een joggingsbroek, een grijs vest en een van mijn lievelingsshirts. Aan mijn voeten draag ik tietsokken en mijn favoriete badslippers. Mijn moeder en ik stappen uit de auto en zetten onze voeten op donker asfalt met witte strepen. We staan op het parkeerterrein van de kliniek in Bilthoven. Het is vandaag dinsdag 23 september 2021 – een dag waar ik lang op heb gewacht.

We lopen naar binnen en ik meld me bij de balie. Als ik om me heen kijk, zie ik veel felroze elementen. De vrouw achter de balie ontvangt me met een warme glimlach. Mijn moeder en ik zitten even in de wachtkamer. Een enigszins dubbel gevoel overvalt me hier. Ik zie hier veel vrouwen zitten die bedroefd lijken. Misschien zijn zij ziek, en moeten ze uiteindelijk zonder iets dat ze helemaal niet willen missen. Ik daarentegen, wil er vrijwillig vanaf.

‘Het hoort plat’, is een gedachte die al jaren door mijn hoofd dwaalt. Deze krengen beklemmen me. Altijd draag ik meerdere lagen over elkaar – een strak hemd, een t-shirt, eventueel een trui en dan nog een extra jasje. Zo kan ik het beste verbloemen wat er onder die lagen schuilt. Het is niet dat ik ze niet mooi vind, maar mijn borsten horen gewoon niet bij mij. Ik hoor plat te zijn. 

In mijn ziekenhuisoutfit – inclusief zo’n mooi haarnetje – plof ik in een tussenkamertje op een bed. Zijwaarts op het bed, met mijn benen bungelend over de rand. Thea komt binnen, mijn chirurg van vandaag. Ze loopt naar me toe om me af te tekenen. Dit duurt nog geen tien tellen. ‘Heeft ze wel goed gekeken?’ denk ik nog even. Het gemak waarmee ze dit doet, voelt onwennig aan. Alsof ze gewoon even een boterhammetje smeert in de ochtend, of haar tanden poetst voordat ze gaat slapen. Na het aftekenen loopt Thea weer weg. Nu word ik naar een andere kamer gerold; de OK. Terwijl ik voort word geduwd, kijken de chirurg en verpleegkundige nog even naar mijn sokken, ze lachen. “Tietsokken, dat is wel héél toepasselijk”, zegt Thea.

Daar lig ik dan. Omringd door allemaal apparaten die ik nog nooit eerder heb gezien. Het lijkt wel alsof ik in een aflevering van Grey’s Anatomy zit. Er staan zo veel mensen om me heen, dat ik niet kan bijhouden wie welke functie bekleedt op dit moment. Wel weet ik dat ze zometeen allemaal bijdragen aan deze levensveranderende ingreep. Op de klok is de kleine wijzer net voorbij de acht. Een verpleegkundige maakt me wijs dat ik aan het strand moet denken, het geluid van de zee. ‘Ik ben toch geen kleuter’, denk ik bij mezelf. Ik moet terugtellen van tien naar nul. Het groen gekleurde masker komt steeds dichter bij mijn gezicht. En weg ben ik.

De dubbele incisie – dat is de techniek die Thea vandaag toepast. De verschillende mesjes, schaartjes en scherpe lepels liggen klaar voor gebruik. De huid op mijn borstkas wordt langs twee horizontale incisies door Thea geopend. Mijn huid wordt open gehouden en vervolgens wordt mijn borstweefsel verwijderd. Mijn tepels worden ook verwijderd, kleiner gemaakt en hoger op mijn borst weer vastgezet. Thea bepaalt op welke plek ze het mooist staan – het schijnt namelijk zo te zijn dat ‘mannentepels’ zich op een andere plek bevinden dan tepels van niet-mannen. Echte designer nipples dus, zeg ik altijd. Mijn tepeltransplantaten worden vastgezet met witte verbandjes, die aan mijn huid worden gehecht. Dit moet de ingroei van mijn tepels bevorderen, die op dit moment platter dan plat zijn. Hierna word ik weer dichtgemaakt.

 

 

Nadat ik mijn waterijsje op heb, word ik voor de zoveelste keer naar een andere ruimte gereden. Hier komt mijn bed dwars in een langwerpige ruimte te staan. Dit schijnt de slaapzaal te zijn. Mijn bed is de eerste naast de deur. Als ik recht vooruitkijk, zie ik bomen door de gesloten ramen. De takken deinen langzaam door de lucht, de bladeren zijn nog groen. Naast me staat een klein tafeltje, waar ik met moeite bij kom doordat mijn borst strak omwikkeld is. Op het tafeltje ligt een wit apparaat met een prominente rode knop. Op de knop is in witte lijnen een zuster afgebeeld. ‘Een beetje ouderwets’, gaat door mijn gedachten. Maar goed, het zal zeker van pas komen.

Vandaag was ik als eerste aan de beurt. Dus ik kan nog even van de rust genieten. Om mijn vrienden en huisgenoten na deze veelbewogen ochtend een teken van leven te geven, neem ik een filmpje op. Krijtwit, mijn natte ogen op half zeven en met een felroze hals van het desinfectiemiddel. Enigszins brabbelend vertel ik dat alles goed is gegaan en dat ik ‘een beetje pijn’ heb.

Gedurende de dag druppelen er langzaam nog drie mannen binnen; een twintiger, dertiger en een vijftiger. Zij hebben elk dezelfde verlossing gehad als ik. Thea wordt ook wel ‘tieten Thea’ genoemd; ze is een icoon in onze wereld. Op deze mooie dinsdag, die voor ons alle vier van onschatbare waarde is, wordt er goed voor ons gezorgd. Om de zoveel tijd komt er een zuster kijken. Ze geeft nieuwe morfine, brengt op vaste tijdstippen eten en loopt zelfs mee naar de wc. Dat lukt zelf namelijk nog niet. Links en rechts heb ik drains – van die doorzichtige buisjes die worden gebruikt om pus, bloed of andere vloeistoffen uit een wond te verwijderen. Beide buisjes zijn verbonden met een flesje met een blauwe dop, waarin mijn bloed terechtkomt. Door al dit bloed kleuren de doorzichtige buisjes intussen rood. Deze twee buisjes, flesjes én de infuuspaal moeten worden meegesleurd tijdens de wandeling naar het toilet, die op de eerste dag voelt als een marathon. 

Na een nacht waarin de zusters afwisselden, ik niet wist hoe ik moest liggen en iemand anders in de kamer geregeld moest overgeven, is het nu weer een nieuwe ochtend. Ik houd mijn hart vast voor wat er straks komen gaat. Vandaag worden mijn drains namelijk verwijderd. Als ik hieraan denk, worden de stresshormonen epinefrine en cortisol vrijgemaakt en de zweetklieren in mijn handen geactiveerd. ‘Dan gaan ze zitten frunniken aan die pijnlijke plek’ denk ik. Gelukkig besef ik ook dat het niet meer lang duurt tot ik naar huis mag, zodra dit achter de rug is.

De strakke beige band om mijn borstkas wordt eraf gehaald door twee zusters. Op dat moment voelt het even alsof mijn bovenlijf in elkaar stort. De strakke band onderdrukte de pijn en nu moet mijn lijf het ineens weer zelf doen. “Ben je er klaar voor?” vraagt een van de zusters aan me. “Nee, maar het zal wel moeten,” antwoord ik. Er wordt hard getrokken aan de drains. Ik bijt op mijn tanden, knijp mijn ogen dicht en druk mijn handen in het matras van mijn ziekenhuisbed. Waarom voelt het verdomme alsof deze buisjes zó diep in mijn lichaam zitten, vraag ik me af.

Op de wonden van de drains krijg ik grote, witte pleisters. Nadat bij ons alle vier de drains zijn verwijderd, krijgen we nog een uitleg over de nazorg – een soort van klassikale mededeling. Dan is het tijd om weg te gaan. De eerste twee jongens worden opgehaald. Hierna loopt mijn moeder binnen, ook ik kan nu naar huis. Ik bedank alle zusters voor de goede zorgen en neem afscheid van de man die in het bed naast mij lag, hij voelde tijdens deze 24 uur toch wel een beetje als een maatje. Mijn moeder draagt mijn spullen en samen lopen we de deur uit. Met een vermoeide glimlach loop ik in de buitenlucht. Mijn badslippers weer op het donkere asfalt – alleen deze keer zonder tiet(sokk)en.

 

 

 

Bron: Gender Clinic