WOERDEN – De vijfde editie van de RijnKUNSTprijs vond dit jaar weer plaats in bibliotheek Het Groene Hart in Woerden. De kunstprijs, die vrijdag 8 april in verschillende categorieën is uitgereikt, is alleen te winnen voor kunstenaars uit Woerden. Theo van Meerendonk, winnaar van de vorige editie, is dit jaar jurylid. Voorafgaand aan de uitreiking vertelt hij over het jureren en blikt hij terug op het winnen van de prijs.
De RijnKUNSTprijs wordt dit jaar voor de vijfde keer uitgereikt. Theo van Meerendonk, winnaar van de vierde editie van prijs, maakt dit jaar deel uit van de jury. “Je jureert met een aantal mensen.” begint de beeldend kunstenaar. “Iedereen maakt eigenlijk eerst een persoonlijke keuze en daarna ga je met elkaar in gesprek. Dat ging wel redelijk organisch. Het was niet zo dat we elkaar de tent hebben uitgevochten” eindigt hij lachend. Moeilijk was het jureren wel. Omdat hij zelf ook kunstenaar is, benadert Van Meerendonk andere kunst alsof het zijn eigen kunst is. Dat is volgens hem zelf ook niet geheel terecht. “De intentie van een ander z’n werk is anders. Dat vond ik wel lastig. Tegelijkertijd hebben ook niet alle deelnemers dezelfde intentie om grote, hoge moderne kunst te maken. Daar moet je ook rekening mee houden.”
Er zijn meer deelnemers dan afgelopen jaren te zien geweest, maar het verbaasde het nieuwe jurylid wel dat er toch veel 3D-werken tussen zitten. “Beelden zijn vaak wat lastiger, maar er waren aardig wat van dat soort werken. Dat vond ik wel opvallend.” Ook merkte Van Meerendonk dat er veel kunstenaars buiten hun paden zijn getreden en zag hij dat er veel is onderzocht. “Dat hebben we heel veel gezien: onderzoek. Dat vond ik wel interessant.”
Niet zomaar jurylid
Theo van Meerendonk zit dit jaar niet zomaar in de jury. Hij heeft vorig jaar de prijs voor beste 3D kunstwerk en zelfs de publieksprijs gewonnen. “De trap van Van Meerendonk heet het.” vertelt Van Meerendonk. Hij doelt op het kunstwerk waarmee hij de RijnKUNSTprijs won. Het beeld, dat een trap uit zijn eigen huis voorstelt, is van top tot teen verbrand. Hoe hoger je op de trap komt, hoe voller deze ligt met speelgoed. “Er ligt dan allemaal speelgoed dat verwijst naar speelgoed waar ik zelf mee heb gespeeld. Cowboys, indianen, soldaten, tanks, vliegtuigen en auto’s, maar ook stripboeken van Dik Trom en Billy Turf.” Dit kunstwerk heeft een dubbele betekenis. Vooral als je inzoomt op de stukken speelgoed die te zien zijn. “Al dat speelgoed verwijst naar heel veel dingen die nu een taboe zijn geworden, terwijl dat in mijn jeugd niet zo was. Daar kon je mee spelen zonder kwade bedoelingen. Nu ligt veel speelgoed, zoals bijvoorbeeld die indianen, redelijk gevoelig. Of Dik Trom, het lachen om een dik jongetje. Vliegen is ook een beetje gevoelig vanwege het milieu.” De trap toont de weg die de mensheid omhoog moet nemen, maar door de obstakels wordt die omhooggang stopgezet. Ook is het een letterlijk beeld uit de eigen jeugd van Van Meerendonk. Zijn moeder zette namelijk al zijn speelgoed op de trap, zodat hij het mee kon nemen. De toen nog jonge kunstenaar deed altijd zijn uiterste best om al het speelgoed te ontwijken om vervolgens met lege handen boven te komen.
Exposeren in Woerden
In zijn woonplaats exposeren is normaal gesproken niet iets wat Van Meerendonk snel doet. Na verschillende negatieve ervaringen binnen Woerden omtrent zijn kunst heeft hij de regel voor zichzelf gemaakt dat hij niet meer in Woerden zou staan. De RijnKUNSTprijs was een uitzondering, mede vanwege het exposeren in de bibliotheek. Hier wilde hij graag staan, want zijn kunstwerk gaat immers over jeugd en bijvoorbeeld de boekjes van Dik Trom. “Het leek mij een leuke plek om mijn beeld neer te zetten”, vertelt de kunstenaar. Dit heeft uiteindelijk goed uitgepakt, want “De trap van Van Meerendonk” pakt onder andere de publieksprijs. “Ik had het ook niet verwacht, maar ik denk toch dat het thema wel aansprak. Blijkbaar hoeft iets niet mooi te zijn om het toch mooi te vinden. Het gaat uiteindelijk over een soort emotie-overdracht en herkenbaarheid waarin het dan toch gewaardeerd wordt”, eindigt Theo van Meerendonk.