Foto: Timo Al-Farooq
Het wereldkampioenschap voetbal in Qatar is een van de meest recente voorbeelden van een politiek beladen sportevenement. Vanaf het moment dat er wereldkundig werd gemaakt dat Qatar de organisator zou worden, tot het toernooi zelf, is er altijd discussie geweest.
In 2010 werd bekend dat Qatar het eerste Arabisch land zou worden dat het WK voetbal mocht organiseren. Een land met zo’n 300.000 staatsburgers, minder dan bijvoorbeeld de stad Utrecht. Qatar is vier keer zo klein als Nederland en daarmee de kleinste gastheer ooit. Ook is het een land waar het in juli, normaal gesproken de maand waarin zo’n toernooi gespeeld wordt, tussen de 35 en 45 graden Celsius is. Dat klinkt niet als een land waar ‘s zomers zal worden gevoetbald. Toen het land de bidding won van Amerika, was dat gelijk opvallend.
Hoewel Qatar het nog altijd ontkent, is de verdenking van corruptie rond de toewijzing van het toernooi er vandaag de dag nog steeds. Volgens de Volkskrant zijn zestien van de tweeëntwintig stemmende bestuursleden betrokken geweest bij of onderzocht vanwege corruptie of wanpraktijken. Uit onderzoek van de Amerikaanse overheid bleek dat er leden zijn omgekocht.
Wat uiteindelijk echt voor een schok zorgde is een onderzoek van Amnesty International. Hieruit bleek dat de mensenrechten in Qatar werden geschonden. Hierin ging het in het bijzonder om arbeidsmigranten die bijvoorbeeld werkten aan de bouw van stadions. Na interviews met ruim 200 werknemers werd er een beeld geschetst van hun situatie. De lijst met omstreden aandachtspunten ziet er als volgt uit:
- Armoedige en krappe huisvesting,
- Hoge bedragen betalen ($500 tot $4.300) aan recruiters in hun thuisland om een baan in Qatar te krijgen.
- Bedrogen worden over het salaris of het soort werk dat wordt aangeboden (op zes mannen na hadden alle mannen bij aankomst een lager salaris dan beloofd, soms zelfs de helft), maandenlang niet betaald worden, aanzienlijke financiële en emotionele druk creëren op werknemers die al gebukt gaan onder zware schulden.
- Werkgevers die geen verblijfsvergunningen verstrekken of verlengen, waardoor ze het risico lopen op detentie en deportatie als “ondergedoken” werknemers
- Werkgevers die paspoorten van werknemers in beslag nemen en geen uitreisvergunningen afgeven, zodat ze het land niet kunnen verlaten.
- Bedreigd worden als ze klagen over hun omstandigheden.
Daar bovenop komt dan ook nog eens het feit dat de omstandigheden zo onveilig waren, dat er mensen zijn overleden. Hoewel de FIFA zelf destijds heeft laten weten dat het om slechts drie doden ging, blijkt dat aantal veel hoger te liggen. Deze drie gevallen zouden gaan over ongevallen op de werkvloer. Echter ligt het aantal dodelijke slachtoffers onder de migrantenarbeiders veel hoger, namelijk rond de 6500. Volgens de overheid zijn er tussen 2010 en 2019 zo’n 15.000 non-Qatari’s overleden. De migrantenarbeiders komen voornamelijk uit landen als India, Pakistan, Nepal, Bangladesh en Sri Lanka en zijn dus niet Qatarees. Het maken van lange dagen in extreme hitte en slechte omstandigheden zou ervoor zorgen dat veel arbeiders er fysieke klachten aan overhielden. Sommigen van hen bekochten dat met de dood.
Deze verhalen zorgden in de jaren voorafgaand aan het toernooi voor een hoop opschudding. Op het toernooi zelf speelde echter ook nog iets. De aanvoerders van Engeland, Wales, België, Zwitserland, Duitsland, Denemarken en Nederland waren van plan om de OneLove-aanvoerdersband te dragen. Een band die in het leven is geroepen voor verbinding en tegen elke vorm van discriminatie. Hier verscheen ook een soortgelijke regenboogkleurige vlag op als die van de LHBTI+ gemeenschap. Na de aankondiging van deze landen om met de band te spelen, heeft de FIFA een straf gezet op het dragen ervan. Iedere speler die de band zou dragen, krijgt direct een gele kaart. Uiteindelijk heeft geen van de eerder benoemde landen de band ooit gedragen in Qatar. Dit leidde ertoe dat verschillende politieke leiders vanuit allerlei landen wel met de band of een LHBTI+ spelt in de stadions zaten.