Letland zit met oorlogsherdenkingen in zijn maag: ‘Dag verliest zijn betekenis’

Het sentiment rond de Russische Dag van de Overwinning is sinds de oorlog in Oekraïne behoorlijk gekanteld in Letland, ziet historicus Maija Grizane, programmadirecteur aan de Daugavpils Universiteit. Dat is een punt van zorg voor de Letse autoriteiten. De dag was oorspronkelijk een feest- en herdenkingsdag die nog stamt uit de Sovjettijd, maar de herdenking heeft inmiddels ook een andere lading gekregen.

‘Deze dag kreeg al sinds een aantal jaar voor de oorlog in Oekraïne extra betekenis’, vertelt Grizane. ‘Veel aanwezigen namen symbolen mee die ook werden gebruikt bij de Russische herdenkingen en militaire parades. Het werd een dag waarop niet alleen de overwinning werd gevierd, maar ook een gevoel van verbondenheid met de Russische cultuur. Dat baarde de Letse autoriteiten zorgen.’

Machtsvertoon

De Russische president Poetin greep deze 9 mei-viering aan voor machtsvertoon en nieuwe nucleaire waarschuwingen tegen het Westen. In zijn jaarlijkse toespraak op het Rode Plein in Moskou wees hij erop dat de Russische kernwapeninstallaties ‘dag en nacht klaar staan’.

In Daugavpils, de tweede stad van Letland en slechts twintig kilometer verwijderd van Belarus, was op straat nauwelijks te merken dat buurland Rusland op dit moment opnieuw een oorlog in Europa voert. Ruim de helft van de stad is etnisch Rus. Toch kwamen er in Daugavpils veel mensen bij elkaar, om de Russische overwinning op nazi-Duitsland in de Tweede Wereldoorlog te herdenken.

Geen feestdag

De Letse bevolking kijkt al jaren verschillend tegen de herdenkingsdag aan, zegt Grizane. ‘Er zijn Letten die meevochten in het Sovjetleger tegen nazi-Duitsland. Deze dag herinnert daaraan. Maar voor de meeste Letten is het geen typische feestdag. Het einde van de Tweede Wereldoorlog was niet alleen een overwinning, maar ook het begin van een tweede bezetting. Letland kreeg zijn vrijheid niet terug na de Tweede Wereldoorlog.’

Tekst loopt door onder de foto.

Het sentiment rond de Russische Dag van de Overwinning is sinds de oorlog in Oekraïne gekanteld in Letland, ziet historicus Maija Grizane. Foto: Jorik Simonides

Ze vult aan dat veel Letten ook mee moesten vechten met het Duitse leger. ‘Veel Letten moesten vechten in drie legers: de Sovjets, de nazi’s en nog een keer de Sovjets. Het was geen verzoek, het was een mobilisatie. Als je weigerde, werd je doodgeschoten, of liep je familie dat risico.’

Moeilijke integratie

Letland probeert zichtbaar afstand te nemen van zijn Russische verleden. Het thema de-russificatie domineerde dit jaar ook de Letse verkiezingscampagne voor de Europese verkiezingen, op 9 juni, precies een maand later. Reclame- en campagnemateriaal verspreiden in het Russisch was al verboden in Letland. Daar kwam bij dat verkiezingsdebatten voor de Europese verkiezingen niet meer werden toegestaan in het Russisch.

Bovendien speelt het thema nu ook een rol in de verkiezingen zélf. ‘Politici voeren hier campagne op’, zegt Grizane. ‘Dat zijn ook een beetje politieke spelletjes. Letland heeft veel gemengde, tweetalige gezinnen. Dat zijn gewone mensen.’

Tekst loopt door onder de foto.

Het leggen van bloemen was op 9 mei verboden in Letland. Voor deze militaire begraafplaats werd een uitzondering gemaakt. Het verbieden van bloemen leggen bij een begraafplaats bleek niet mogelijk. Foto: Jorik Simonides

Met name de jonge generatie Russischtaligen in Letland is best bereid om de Letse taal te leren, vertelt de historicus. ‘Maar er zijn ook mensen die dat niet willen. Hoe deze groep het best kan integreren in Letland is nog steeds een pijnlijk discussieonderwerp: het is zoeken naar een balans tussen het officiële standpunt van de Letse autoriteiten en dat van deze verschillende maatschappelijke groepen.’

Geen revoluties

Grizane ziet dat de herdenkingsdag aan veranderingen onderhevig is in Letland, nu de overheid beperkingen oplegt. ‘Je hebt symbolen en betekenis nodig, als je iets wil herdenken. Veel Sovjetsymbolen zijn verwijderd of verboden. Daardoor verliest zo’n dag zijn betekenis.’ Ze ziet ook dat de dag zorgt voor polarisatie in Letland.

‘Deze dag zou een soort verzet kunnen vormen voor mensen die het niet eens zijn met de landelijke politiek.’ Maar, zo nuanceert ze direct: ‘Onze samenleving is vrij kalm. We zijn niet gewend aan revoluties, daar houden mensen hier niet van.’

Letland verstoot Russische treinen, ondanks praktische bezwaren

Letland weert sinds de oorlog in Oekraïne vrijwel alles dat Russisch is. Dat zorgt soms ook voor de nodige praktische problemen: het importeren van Russische goederen mag niet meer, maar veel Letse treinen zijn nog afhankelijk van onderdelen uit Rusland. Ongeveer een derde van de Letse treinen stamt nog uit de Sovjettijd. De Letse spoorvervoerder hoopt daarom op een uitzonderingspositie bij nieuwe sanctieregels.

Het importeren van goederen direct uit Rusland of Belarus, dat was al verboden in Letland. Spoorvervoerder Pasažieru Vilciens, de Letse NS, is daarom afhankelijk van tussenhandelaren in Europa. De commissie Financiën van de Saeima, het Letse parlement, wil ook dat nu blokkeren.

Daarmee komt onderhoud van ongeveer een derde van het aantal treinen van de vervoerder op de tocht te staan, vertelt Raitis Nespors, bestuursvoorzitter bij Pasažieru Vilciens. ‘We kopen niet meer direct van Russische bedrijven, maar van Europese bedrijven die deze onderdelen ook op voorraad hebben. Die onderdelen zijn nog steeds geproduceerd in Rusland, maar al een tijd geleden. Onder de nieuwe regels mag je überhaupt geen Russische onderdelen meer kopen.’

Europese partijen

In de hoop een uitzonderingspositie te bedingen, schreef de vervoerder een brief aan de commissie in het parlement. Het bedrijf waarschuwt dat het komend voorjaar al door zijn reserveonderdelen heen is, als het verbod er komt. Dat gaan passagiers direct merken aan de dienstregeling, zo schrijven ze.

Tekst loopt door onder de foto.

Raitis Nespors is de voorzitter van de Raad van Bestuur van Pasažieru Vilciens, de Letse spoorvervoerder. Foto: Jorik Simonides

‘We wachten nog op antwoord’, zegt Nespors. ‘Als deze nieuwe regels er komen, dan gaat dat invloed hebben op ons. We proberen duidelijk te maken dat het dan erg lastig wordt voor ons.’ Hij hoopt op een uitzondering, mochten de nieuwe sanctieregels er inderdaad komen. ‘Natuurlijk gaan we niet samenwerken met gesanctioneerde bedrijven in Rusland of Belarus. Maar als er Europese partijen zijn die deze Russische onderdelen nog op voorraad hebben, dan willen we op zijn minst van hen kunnen kopen.’

Modernisering

Ook dat is slechts een tijdelijke oplossing: het aantal van deze tussenpartijen die nog genoeg onderdelen op voorraad hebben, wordt ook steeds kleiner. De spoorvervoerder is bezig om zijn treinen te moderniseren, maar dat kost tijd. Ongeveer twee derde van de treinen is al elektrisch en niet meer afhankelijk van Russische onderdelen.

De rest zijn nog oude dieseltreinen uit de tijd dat Letland onder Sovjetbezetting viel. ‘We hebben al 22 modernere treinen rijden’, zegt Nespors. ‘De rest is beschikbaar vanaf 2029 of 2030. We moeten dus nog ten minste vijf of zes jaar overbruggen met deze Russische dieseltreinen.’

Verre steden

Het grootste deel van de passagiers, zo’n 85 procent, maakt al gebruik van deze elektrische treinen. Die worden vooral ingezet in en rond hoofdstad Riga, vertelt de bestuursvoorzitter. Bijna de helft van de Letse bevolking woont in dat gebied. De 15 procent van de passagiers die nog afhankelijk is van de Russische treinen woont vooral in het binnenland van Letland. ‘We hebben nog verbindingen tussen Riga en drie of vier grote steden in de hoeken van het land, op deze lijnen rijden we met dieseltreinen.’

Tekst loopt door onder de foto.

Een dieseltrein op het Centraal Station van Riga. Deze treinen zijn nog afhankelijk van Russische onderdelen. Foto: Jorik Simonides

Bij een nieuw verbod op deze Russische onderdelen verwacht Nespors vooral concurrentie van andere ov-diensten in Letland. De treinen in Letland kennen een topsnelheid van zo’n 100 kilometer per uur, wat de bus een serieus alternatief maakt, ook voor langere afstanden. ‘Er is altijd een alternatief, maar voor ons wordt het een uitdaging.’

Verboden bloemen in Letland: ‘Herdenken zou normaal moeten zijn’

Letland worstelt openlijk met zijn Sovjetverleden. Vieringen en herdenkingen op 9 mei, de Russische Dag van de Overwinning, zijn sinds de oorlog in Oekraïne verbodenOp deze dag viert Rusland de overwinning op nazi-Duitsland en het einde van de Tweede Wereldoorlog. In Letland zijn de vieringen op 9 mei een overblijfsel van 47 jaar Sovjetbezetting. In het oosten van Letland, waar nog veel etnisch Russen wonen, wordt de dag nog steeds als herdenkingsdag aangegrepen.

In het kort

  • Letland neemt steeds nadrukkelijker afstand van zijn Sovjetverleden
  • Dat zorgt voor spanningen onder de grote etnisch Russische bevolking van het land
  • Die spanningen worden zichtbaar op 9 mei: een herdenkingsdag, die sinds de oorlog in Oekraïne verboden is

De zestigjarige Domila loopt met haar buurvrouw richting een groot oorlogsmonument in het Duprovina Park in Daugavpils, de tweede stad van Letland, slechts twintig kilometer verwijderd van Belarus. Ze draagt een boodschappentas met daarin een bos bloemen bij zich, die ze, één dag voor de grote herdenkingsdag, graag bij het monument achter wil laten. Al snel wordt het stel aangesproken door twee politieagenten, die hen al een tijdje nauwlettend in de gaten houden. De twee besluiten om te keren. De bloemen hebben de tas niet verlaten.

‘We wilden graag een boeket bloemen bij het monument neerleggen, maar we waren niet dapper genoeg. De twee agenten zeiden niet zoveel, maar ik ben toch bang gearresteerd te worden’, zegt ze. ‘Mijn vader vocht in het Sovjetleger en verloor daarbij zijn been. Ik wil hem graag herdenken, net als de Oekraïense soldaten die nu sneuvelen.’

Streng toezicht

De politieaanwezigheid schrok het duo af, erkent Domila, die bang is voor de gevolgen van haar bezoek aan het plein. Strikt genomen was haar aanwezigheid niet verboden: het Duprovina Park is een van de weinige plekken in de stad waar het neerleggen van bloemen op 9 mei nog oogluikend wordt toegestaan. Onder het monument liggen graven, en het verbieden van bloemen leggen bij een begraafplaats, dat bleek juridisch te ingewikkeld.

Tekst loopt door onder de foto.

Bij het monument in het Dubrovina Park mogen wel bloemen worden gelegd. Foto: Jorik Simonides

Toch staat het oorlogsmonument op die Russische Dag van de Overwinning, de dag na Domila’s bezoek, onder hoogspanning. Het hele park wordt gemonitord door ruim zestig politieagenten en er is een drone en extra cameratoezicht aanwezig op het relatief kleine plein rond het monument. Wie openlijk Russische symbolen bij zich draagt, wordt meteen in de kraag gevat.

Tekst loopt door onder de tijdlijn.

Wie bloemen meeneemt naar andere plekken in de stad, kan ook op een politieoptreden rekenen. Een man die een bloem neerlegt op het Glorieplein, waar tot voor kort een groot Sovjetmonument stond, wordt direct meegenomen naar een politieauto en afgevoerd. Zijn vrouw roept hem nog wat na in het Russisch. De Letse autoriteiten hebben het monument twee jaar geleden verwijderd, naar aanleiding van de oorlog in Oekraïne. Het monument was altijd dé plek voor herdenkingsceremonies op de Russische Dag van de Overwinning, maar nu mag dat niet meer.

 

[aesop_content color=”#000000″ background=”#d6d6d6″ width=”90%” height=”90%” columns=”1″ position=”none” imgrepeat=”no-repeat” disable_bgshading=”off” floaterposition=”left” floaterdirection=”up” revealfx=”off” overlay_revealfx=”off” aesop-generator-content=”</p>
<h3 id="letland-verdeeld" style="font-weight: 400"><strong>Letland verdeeld</strong></h3>
<p><em>Sinds vorig jaar zijn alle vormen van vieringen en herdenkingen op 9 mei verboden in Letland. Het Letse parlement stuurt er twee maanden na de start van de Russische invasie aanvankelijk nog op aan om Oekraïense slachtoffers te herdenken op 9 mei, maar in 2023 volgt een algeheel verbod voor welke viering dan ook, met uitzondering van de Dag van Europa, ook op 9 mei. Het plaatsen van bloemen op openbare plekken mag dan ook niet meer, met uitzondering van begraafplaatsen.</em></p>
<p><em>Deze Russische Dag van de Overwinning verdeelt Letland al langer. Veel etnisch Russen zien de dag als een herinnering aan de overwinning op nazi-Duitsland. In het Sovjetleger dat nazi-Duitsland in 1944 versloeg, vochten ook ruim 70.000 Letten mee. Maar voor veel Letten is de dag ook een herinnering aan de start van een nieuwe Sovjetbezetting.</em></p>
<p><em>De drie Baltische staten proberen zich al langer te ontdoen van <a href="https://svjmedia.nl/joriksimonides/745/letland-verstoot-alles-wat-russisch-is-ondanks-praktische-bezwaren/">hun Russische verleden</a>. In Estland, Letland en Litouwen werden al verschillende <a href="https://svjmedia.nl/specialisaties/4184/ruslandnijd-litouwen-wil-af-van-haar-sovjetmonumenten-maar-dat-ligt-gevoelig//">Sovjetmonumenten ontmanteld</a>. Ook de Russische taal <a href="https://euroviews.eu/22a/2022/12/13/how-estonia-is-connecting-east-and-west-by-using-language-and-how-that-could-be-debatable/">staat onder druk</a> in de drie landen: onderwijs in het Russisch wordt aan banden gelegd en inwoners in Letland die de Letse taal onvoldoende machtig zijn, lopen sinds vorig jaar het risico om hun verblijfsvergunning kwijt te raken. In de Koude Oorlog trokken verschillende Russische staatsburgers naar Letland. Veel van hen bleven in het land na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie, maar hoefden nooit eerder de taal te leren. Vandaag de dag beschouwt 35 procent van Letland het Russisch als de moedertaal.</em></p>
<p> </p>
<p>”]

Letland verdeeld

Sinds vorig jaar zijn alle vormen van vieringen en herdenkingen op 9 mei verboden in Letland. Het Letse parlement stuurt er twee maanden na de start van de Russische invasie aanvankelijk nog op aan om Oekraïense slachtoffers te herdenken op 9 mei, maar in 2023 volgt een algeheel verbod voor welke viering dan ook, met uitzondering van de Dag van Europa, ook op 9 mei. Het plaatsen van bloemen op openbare plekken mag dan ook niet meer, met uitzondering van begraafplaatsen.

Deze Russische Dag van de Overwinning verdeelt Letland al langer. Veel etnisch Russen zien de dag als een herinnering aan de overwinning op nazi-Duitsland. In het Sovjetleger dat nazi-Duitsland in 1944 versloeg, vochten ook ruim 70.000 Letten mee. Maar voor veel Letten is de dag ook een herinnering aan de start van een nieuwe Sovjetbezetting.

De drie Baltische staten proberen zich al langer te ontdoen van hun Russische verleden. In Estland, Letland en Litouwen werden al verschillende Sovjetmonumenten ontmanteld. Ook de Russische taal staat onder druk in de drie landen: onderwijs in het Russisch wordt aan banden gelegd en inwoners in Letland die de Letse taal onvoldoende machtig zijn, lopen sinds vorig jaar het risico om hun verblijfsvergunning kwijt te raken. In de Koude Oorlog trokken verschillende Russische staatsburgers naar Letland. Veel van hen bleven in het land na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie, maar hoefden nooit eerder de taal te leren. Vandaag de dag beschouwt 35 procent van Letland het Russisch als de moedertaal.

 

[/aesop_content]

De grote politiemacht bij het oorlogsmonument in Daugavpils zorgt voor ergernis bij sommige aanwezigen. ‘Ik vind het niet normaal dat er politie bijstaat’, zegt Igor, die kort een kijkje neemt bij het monument. ‘Mijn opa overleed in de Tweede Wereldoorlog, het zou normaal moeten zijn om hem te mogen herdenken.’ Vladimir legt iets verderop een bloem: ‘Iedereen in Letland, zeker in dit deel van het land, heeft grote delen van hun familie verloren. Dat zijn familiehelden. De politiek denkt dat we van de Sovjet-Unie zijn, maar we willen gewoon onze familie herdenken.’

Onder druk

Wie tóch bloemen wil meenemen op deze herdenkingsdag, moet zijn locatie zorgvuldig kiezen. Op de militaire Sovjetbegraafplaats wordt dit ook toegestaan. Maar wie de bloemen meeneemt naar een andere plek tegenover de begraafplaats, wordt teruggefloten door de politie die ook hier toezicht houdt. ‘We vieren de vrijheid vandaag, maar dat kan op steeds minder plekken’, zegt Ekaterina, die de militaire begraafplaats samen met haar dochter bezoekt. ‘Dit is een van de weinige gedenkplekken die nog over zijn, de rest is al gesloten. Daar mag je nu ook niet meer komen.’ Ze stoort zich aan het politietoezicht. ‘De politie is streng en wijst duidelijk aan waar we wel en niet mogen komen.’

Tekst loopt door onder de foto.

De bloemenmarkt om de hoek doet goede zaken op 9 mei. Foto: Jorik Simonides

Haar drieëntwintigjarige dochter Anastasia heeft weinig begrip voor de keuze om de herdenkingsdag zo sterk in te perken. ‘De overheid doet alsof we tégen deze mensen vochten, maar er zijn ook veel van onze mensen omgekomen.’ Ze voelt zich, samen met haar Russischsprekende familie, al langer onder druk gezet door de Letse overheid. ‘We mogen onze eigen taal ook al niet meer spreken, terwijl we hier voor eeuwen met Russen samenleefden. Mijn broer gaat hier naar de middelbare school, daar is het Russisch al volledig vervangen door het Lets. Hij loopt achterstanden op, vooral bij wiskunde, omdat hij de taal niet machtig is.’

Bloemenzee

De Letse politie arresteert op 9 mei uiteindelijk negentien mensen, waarvan zes in Daugavpils. Toch is het monument in het Duprovina Park de volgende dag veranderd in een bloemenzee. De politie was soepel in de oost-Letse stad, concludeert voorbijganger Denis die het monument met zijn oma bezoekt. ‘Ze zijn vrij relaxed hier. Ik heb weinig last van ze.’ In de hoofdstad Riga – in het westen van Letland – is dat wel anders, weet Denis. ‘Daar is het een stuk strikter.’

Een dag later ligt er een bloemenzee bij het oorlogsmonument in Daugavpils. Foto: Jorik Simonides

Jongere dak- en thuislozen onzichtbaar probleem in Almere: ‘Ze vallen tussen wal en schip’

Het aantal daklozen stijgt in Nederland, ook in Almere. De Almeerse Jacqueline Dijk biedt met haar stichting Hand in hand 4all begeleide woonruimte aan aan kwetsbare jongeren, vaak met problemen. Ze ziet steeds meer dak- of thuisloze jongeren die bij haar aankloppen, maar ze kan niet iedereen een plek bieden, omdat de aanvraag van de benodigde zorgindicatie vaak lang duurt.

Het regent pijpenstelen als Jonathan* (26) eind december bij Jacqueline voor de stoep staat. Hij is al tien jaar dakloos, heeft wel een baantje, maar heeft een huis nodig als hij dat werk wil behouden. Via via komt hij met Jacqueline in contact, want hij wil graag hulp. “Ik had vaker hulp gezocht, maar ik kreeg bij andere instanties niet het gevoel dat ik verder kwam”, vertelt hij. Dit keer wil hij wel doorpakken. “Na al die jaren heb ik geaccepteerd dat ik bepaalde hulp nodig heb.”

Jacqueline wil hem graag een plek bieden, maar heeft daarvoor een indicatie voor 24-uurs-zorg van de gemeente nodig. Dat proces verloopt vaak traag, vertelt ze. “Als iemand via de andere kant bij ons binnenkomt, dan wonen ze al ergens, maar voor een dakloze is dit natuurlijk wel een heel lang traject om te volgen.” Omdat Jonathan een inkomen heeft, kan ze hem na overleg een overbruggingscontract aanbieden. Na enkele maanden volgt uiteindelijk toch de gewenste indicatie.

Een situatie zoals bij Jonathan, die maakt Jacqueline vaker mee, vertelt ze. Een vergelijkbare regeling treffen, lukt niet altijd. Bovendien wordt de gewenste indicatie na zo’n traject ook niet altijd toegekend. “Deze groep jongeren valt tussen de wal en het schip”, zegt Jacqueline. “Dit zijn jongeren die wel problematiek hebben, maar niet ‘erg’ genoeg zijn. Soms vinden ze dat die ook ambulant begeleid (geen 24-uurs-begeleiding, red.) kunnen worden. Waar moet je dat dan doen bij iemand die dakloos is? Onder een brug?”

Aantal stijgt

Jarenlang daalde het aantal daklozen in Nederland, maar vorig jaar is dat aantal voor het eerst weer gestegen, zo blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Begin 2023 waren er naar schatting 30.600 mensen tussen de 18 en 65 jaar dakloos: 4.000 daklozen meer dan het jaar ervoor.

De gemeente Almere herkent dat beeld en zag het aantal daklozen dat aanklopt bij het Leger des Heils sinds 2020 bijna verdubbelen. Het is echter moeilijk in te schatten hoe compleet die cijfers zijn: dak- en thuislozen die buiten of in een auto slapen of onderdak vinden bij vrienden of familie, zijn bijvoorbeeld niet in deze cijfers meegenomen.

Tekst loopt door onder de datavisualisatie.

Jonathans geschiedenis laat zien dat het begrip ‘dakloos’ bovendien breder is dan de cijfers omvatten. Op zijn vijftiende vertrok hij uit huis na een ruzie met zijn ouders. In de jaren die volgden, sliep hij afwisselend op straat en bij vrienden en kennissen.

Op een aantal momenten vond hij tijdelijk onderkomen via een onderhuur-constructie. “Je gaat van bank naar bank, ik heb alles van Nederland wel gezien. Je probeert jezelf in leven te houden.” Dat is stressvol, vertelt hij. “Je komt in situaties waarbij je ‘s ochtends weg moet en niet weet waar je naartoe gaat. Je moet altijd weer iets nieuws regelen.”

Niet in huis

Op de woongroep van Jacqueline wonen meer jongeren die dak- of thuisloos zijn geweest. Ook de nu 23-jarige Lisa* woont tot eind 2021 afwisselend op straat en bij kennissen, samen met haar toenmalige vriend. “We woonden eerst bij hem, maar werden uit die woning gezet. Toen raakten we allebei dakloos.”

De twee hadden een amfetamineverslaving. Ze slapen afwisselend buiten en bij vrienden en bekenden. “We leefden met de dag, we planden niet waar we later die week zouden slapen. Op dat moment was dat normaal: ik was zo verslaafd dat ik de realiteit niet meer inzag.”

Tekst loopt door onder de foto.

De woonkamer van een pand van Jacqueline. Foto: Jorik Simonides

Lisa heeft veel schulden. Via de curator komt ze bij Jacqueline terecht, die haar vanwege haar middelenverslaving eigenlijk niet in huis kan nemen. Na een gesprek met de betreffende curator doet ze dat toch. Een periode van veel ruzies en conflicten volgt, maar inmiddels is Lisa al een tijd afgekickt.

Noodindicatie

Toch komt het vaker voor dat Jacqueline dak- of thuisloze jongeren niet in huis kan nemen, vaak vanwege het ontbreken van die zorgindicatie. In sommige gevallen raken de betreffende jongeren weer uit zicht, omdat ze niet direct geplaatst kunnen worden. Jacqueline pleit daarom voor een soort ‘noodindicatie’, die de gemeente vast kan toekennen aan deze specifieke groep hulpbehoevenden die hun indicatietoekenning niet vanuit een ander huis kunnen afwachten.

“Bijvoorbeeld een indicatie voor de duur van drie, vier maanden, zodat ze in die periode wel bij een zorgaanbieder kunnen verblijven”, legt ze uit. “Dan wordt het verblijf en de begeleiding betaald door de gemeente.”

Ruzie

Het komt nu nog vaak voor dat Jacqueline jongeren, net als bij Jonathan, toch vast plaatst, ondanks het ontbreken van zo’n indicatie. Ook Jaden* (20) kon anderhalf jaar geleden, hij was toen 18, niet meteen terecht. Jacqueline neemt hem toch vast in huis. “Ik had in die tijd veel ruzie”, vertelt hij. “Tot mijn moeder er op een gegeven moment klaar mee was en me uit huis heeft gezet.” Jaden gaat een tijdje bij zijn zus wonen, maar ook dat loopt niet lekker.

Via een zorgcoördinator op school hoort hij van de woongroep van Jacqueline, waar hij na een ruzie met zijn zus naartoe gaat. “Ik had al mijn kleding in een paar vuilniszakken gestopt en ben hierheen gekomen.” De benodigde indicatie laat een paar maanden op zich wachten, maar volgt uiteindelijk toch. “We wilden hem eerst naar het Leger des Heils sturen, maar dat was vol”, zegt Jacqueline. “Dus we zeiden: ‘kom maar binnen’, dan maken we een overbruggingscontract, tot die indicatie geregeld is.”

Vooruitkijken

Het gaat nu, naar omstandigheden, weer goed met de drie jongeren. Lisa heeft haar opleiding afgerond, Jaden heeft sinds kort ook een diploma en is aan een vervolgopleiding begonnen. Jonathan durft voorzichtig weer vooruit te kijken en heeft het naar zijn zin op zijn werk. “Ik ben verkoper in een kledingzaak. Dat is een beetje mijn expertise geworden, in de loop der jaren. Ik zie eindelijk weer een beetje licht aan het eind van de tunnel, dat doet me goed. Ik mag echt niet klagen.”

*De namen van Jonathan, Lisa en Jaden zijn om privacyredenen gefingeerd. Hun echte namen zijn bekend bij de redactie.

Aanstaande sluiting bibliotheek Almere Buiten leidt tot hamsteren bij ‘minibieb’ in de buurt

De minibieb van de Almeerse Carin Fiere doet sinds een aantal weken goede zaken. De initiatiefnemer van de buurtbibliotheek ziet de drukte toenemen sinds de échte bibliotheek in Almere Buiten heeft aangekondigd dat het vanaf 30 maart ruim een maand de deuren sluit. “Mensen slaan nu al extra boeken in”, zegt Carin. “Vooral de kinderboeken en thrillers gaan ontzettend hard.”

Vanaf 6 mei is de Nieuwe Bibliotheek in Almere Buiten weer open, op een tijdelijke locatie aan het Keerkringplein 18. Tot die tijd kunnen bibliotheekbezoekers terecht bij een van de andere vestigingen in Stad, Haven of Poort. 

En dus ook bij de minibieb van Carin, in de Faunabuurt. Sinds de tijdelijke sluiting is aangekondigd, ziet ze de drukte toenemen, vertelt ze. “De minibieb trekt nu wel tien tot 25 mensen per dag, vooral op dagen met mooi weer. Mensen nemen vooral veel meer boeken mee: ik zie ineens dat de helft van de kinderboeken weg zijn.”

Voorraad slinkt

Almere kent meerdere minibiebs: boekenkasten in de tuinen van bewoners, waar geïnteresseerden boeken uit mogen lenen. “Het is wel de bedoeling dat je als je een boek haalt, ook weer een boek terugbrengt”, benadrukt Carin. Dat mogen ook boeken van jezelf of uit andere kasten zijn.

Sinds twee weken nemen mensen steeds meer boeken mee. Zoveel, dat Carin bang is dat ze de kasten straks niet meer vol krijgt. “Ik heb best wel een voorraad, maar je weet niet wat er gaat gebeuren als het nog veel harder gaat dan nu. Ik spreek mensen die bang zijn dat ze niet meer in de buurt terecht kunnen.”

Nieuwe boeken

Nieuwe boekendonaties zijn dan ook van harte welkom. “Vooral de kinderboeken gaan nu hard, maar ook de thrillers en romans zijn populair”, zegt Carin. Via haar Facebookpagina deelt ze welke boeken nog verkrijgbaar zijn en kunnen mensen die boeken over hebben, zich melden.

De Nieuwe Bibliotheek moet vanwege een verbouwing verhuizen naar de tijdelijke nieuwe plek aan het Keerkringplein. De bibliotheek laat weten dat die verbouwing minstens een jaar zal gaan duren. Daarna keert de bieb weer terug naar de oude locatie op Baltimoreplein 112, die nog tot 30 maart geopend is.

Beeld: Iñaki del Olmo / Unsplash

Internationale Vrouwendag trok veel bekijks in Almere Buiten: ‘Veel meer dan verwacht’

Een viering van Internationale Vrouwendag in Almere Buiten trok afgelopen vrijdag een stuk meer bekijks dan verwacht. De viering was een initiatief van het wijkteam van De Schoor, dat dit voor de tweede keer organiseerde. “Het is mooi voor de buurt dat zoiets er is, zodat mensen elkaar kunnen ontmoeten en in gesprek kunnen met elkaar”, zegt Lizette de Kam van De Schoor. 

“Als opbouwwerker probeer ik mensen met elkaar te verbinden en dat is geslaagd”, vervolgt ze, waarbij ze benadrukt dat het belangrijk is dat er sociale evenementen in de buurt worden georganiseerd. “Eenzaamheid is hier enorm aanwezig. Alle vleugjes sociaal contact die mensen hier hebben, helpt mensen ook weer verder.”

Nieuwe locatie

Internationale Vrouwendag werd vorig jaar nog verspreid over twee buurthuizen georganiseerd, dit keer werd gekozen voor het voormalig schoolgebouw De Verbinding in de Bouwmeesterbuurt.  

“Het leek ons leuk om ook een keer de locatie van het wijkteam te gebruiken, zodat mensen een keer binnen geweest zijn. Hier hebben wij ook spreekuren en afspraken met bewoners”, zegt De Kam. “Vorig jaar deden we het overdag, nu hebben we bewust voor de avond gekozen om ook werkende mensen de kans te geven een kijkje te nemen en ook voor andere bewoners die we overdag niet zien in de buurthuizen.”

Bij de nieuwe locatiekeuze werd rekening gehouden met een wat lagere opkomst, maar dat bleek erg mee te vallen. “De opkomst was veel hoger dan verwacht”, zegt De Kam. “Bij een buurthuis heb je altijd al wat aanloop, maar in dit gebouw heeft op vrijdagavond niemand iets te zoeken.” Toch kwamen er zo’n 120 mensen op de viering af, waar eerst gehoopt werd op zo’n 50 mensen. 

Divers programma 

De 120 belangstellenden konden terecht voor allerlei activiteiten, variërend van danslessen tot lezingen over gezond en bewust koken. Studenten van het ROC in Almere waren ook aanwezig en verzorgden massages, lakten nagels en lieten bezoekers kennismaken met smaak- en muziektherapie. “Studenten gingen met mensen in gesprek over de gevoelens die omhoog komen bij eten en smaken, en bij geluidsfragmenten”, vertelt De Kam. “We waren heel blij met het diverse programma, het is heel goed ontvangen.”

Op Internationale Vrouwendag wordt wereldwijd aandacht gevraagd voor vrouwenrechten. Dit jaar stond de dag in het teken van de positie van vrouwen in de samenleving. “Iedereen die de rechten van vrouwen steunt, was welkom op Internationale Vrouwendag”, zegt De Kam. “Er is nog steeds veel ongelijkheid tussen mannen en vrouwen, het is daarom mooi om op deze dag op het belang te wijzen van vrouwen in de maatschappij.”

Beeld: Hannah Busing / Unsplash

Estland doet Russisch onderwijs in de ban: taalbeleid haalt oude wonden open

Russischtalig onderwijs is straks verleden tijd in Estland. Vanaf 2024 moet het Ests de voertaal worden op alle scholen en kinderopvangcentra. Een derde van de Estse bevolking beschouwt het Russisch als eerste of zelfs enige taal, vooral in de grensregio’s bij Rusland. Deze taalpolitiek zorgt daarom ook voor de nodige spanningen.

In Narva, de derde stad van Estland – slechts gescheiden van Rusland door een rivier en een brug – wordt momenteel een nieuwe, door de staat gefinancierde school gebouwd. Deze school moet de taalvaardigheden van deze overwegend Russischsprekende stad verbeteren. Bouwvakkers slepen bouwmateriaal af en aan. Scholieren kijken ondertussen uit op de bouwplaats, in het gebouw ernaast wordt al lesgegeven.

Schooldirecteur Irene Käosaar is trots op het nieuwe complex, slechts een paar straten verwijderd van het centrum van de stad. In tien minuten lopen sta je aan de Russische grens.

Vanaf september moeten beide schoolgebouwen klaar zijn en plek bieden aan 800 scholieren. De voertaal van de school wordt Ests, ondanks het feit dat 95 procent van de bevolking van deze stad thuis alleen maar Russisch spreekt. “Deze school moet de Estse taal en cultuur beschermen in deze grensstad”, vertelt Käosaar.

In de straten van de grensstad is het Ests vrijwel afwezig. Mensen spreken Russisch tegen elkaar, op zijn minst bij de eerste begroeting. De meeste borden en belettering in winkels en op straat zijn tweetalig en binnenshuis spreekt men eigenlijk alleen maar Russisch.

Grote investeringen

Pas drie maanden geleden legde de Estse minister van onderwijs, Tõnis Lukas, de eerste steen van de nieuw te bouwen school in Narva. Dit bouwproject kan gezien worden als een prestigeproject voor de minister: zijn ministerie heeft het Estse taalbeleid onder de hoede.

De Estse overheid maakt grote investeringen in taalonderwijs. Met bijvoorbeeld het verhogen van lerarensalarissen hoopt de regering docenten te motiveren om in de noordoostelijke Russischsprekende gebieden te werken.

Schooldirecteur Irene Käosaar voor ‘haar’ school in aanbouw. Beeld: Jorik Simonides

Onderwijs is een eerste stap: vanaf volgend jaar moeten ook Russischtalige kinderopvangcentra over op het Ests. Een wetsvoorstel dat onder meer taxichauffeurs en maaltijdbezorgers verplicht om een basisniveau Ests te beheersen, is in de maak.

“Het Ests moet de primaire informatie- en communicatietaal zijn in Estland, op alle terreinen”, zo lichtte minister Lukas zijn wetsvoorstel toe tegenover de Estse publieke omroep ERR.

Taalpolitiek

Die stap is bepaald niet nieuw. Al sinds Estland onafhankelijk is van de Sovjet-Unie klinkt er in de Estse politiek een roep op meer nadruk op de ‘eigen’ taal. “De oorlog in Oekraïne heeft dit proces in stroomversnelling gebracht”, zegt Katri Raik, voormalig Minister van Binnenlandse Zaken in Estland en tegenwoordig burgemeester van grensstad Narva.

“Aan het begin van de oorlog begon er een situatie te ontstaan waarin Esten en Russischsprekende inwoners een totaal verschillende indruk van de wereld kregen”, zegt Raik. Veel Russischtaligen in haar stad volgen de Russische tv die, gezien de geringe afstand tot Rusland, eenvoudig te ontvangen is. De oorlog legde volgens Raik bloot dat Estland er niet in was geslaagd om Esten en Russischtaligen in Estland ‘te verenigen’.

“Aan het begin van de oorlog begon er een situatie te ontstaan waarin Esten en Russischsprekende inwoners een totaal verschillende indruk van de wereld kregen”

Dus volgde forse overheidsinvesteringen in Eststalig onderwijs. Met onder meer het verhogen van salarissen voor docenten die vloeiend Ests spreken, hoopt de overheid meer leerkrachten te motiveren om te kiezen voor een baan in het noordoosten van het land.

Deze taalpolitiek kent ook de nodige tegenstand. De belangenorganisatie Russian School of Estonia komt op voor de Russischsprekende gemeenschap van Estland. De NGO noemt de taalontwikkelingen discriminerend en spreekt van een schending van de Estse grondwet en van verschillende internationale rechten.

Uitroeiing

Volgens de organisatie dragen de hervormingen bij aan de ‘geleidelijke uitroeiing’ van Russischtalig onderwijs in Estland. Samen met de koepelorganisatie Federale Unie van Europese Nationaliteiten (FUEN) sprak het zich in een rapport uit tegen de nieuwe wetgeving.

De FUEN zet zich in voor het behoud van Europese minderheidstalen en dient als een belangrijke adviseur van de Verenigde Naties en Europese Unie. De koepel roept de regering van Estland op het nieuwe onderwijs- en taalbeleid te heroverwegen. Volgens het Estse Ministerie van Onderwijs is Eststalig onderwijs belangrijk als scholieren willen integreren in de rest van het land. Voor twee verschillende onderwijssystemen heeft het kleine land daarnaast de middelen niet, zo stelt het.

Narva, de tweede stad van Estland, wordt slechts door een rivier en een brug gescheiden van Rusland. Beeld: Jorik Simonides

Bovendien was het Ests altijd al de voertaal in door de staat gefinancierde scholen, benadrukt ministeriewoordvoerder Veronika Gorbatenko. “Deze nieuwe wetgeving breidt dat uit naar privéscholen en scholen die onder toezicht staan van lokale overheden.”

Helemaal verdwijnen het Russisch ook niet, benadrukt Gorbatenko. “Scholieren met een andere moedertaal houden de mogelijkheid om lessen te volgen in hun eigen taal en over hun eigen cultuur”, legt ze uit. De regeling is bedoeld voor kinderen in groep drie en gaat om zo’n twee uur per week, mits er genoeg animo voor is op de betreffende school.

Ongemak

Toch zijn er veel Russischtaligen aan de oostgrenzen van Estland, die vinden dat er een taal aan ze wordt opgedrongen. Estland en Rusland delen een rijke geschiedenis. Veel Esten die wonen in de grensregio’s hebben familie in Rusland, of werken over de grens.

Schooldirecteur Käosaar lacht wat ongemakkelijk als het woord ‘opdringen’ valt. Ze begrijpt de mogelijke zorgen van Russischtaligen in grensstad Narva, maar probeert ze gerust te stellen. “Dit kost tijd. We doen dit stap voor stap.” In aanloop naar de nieuwe taalplannen voert ze regelmatig gesprekken met bewoners, zegt ze. “We vertellen over het transitieproces en praten over hun zorgen. Het is belangrijk dat we die zorgen begrijpen als gemeenschap.”

Hard nodig

De taaltransitie is nodig, willen kinderen en jongeren uit de grensgebieden integreren in de rest van Estland, legt Käosaar uit. Haar nieuwe school biedt Russischtaligen meer kansen in de toekomst, denkt ze.

“Zonder Eststalig onderwijs kunnen ze niet doorstuderen, bijvoorbeeld. Op universiteiten wordt immers geen Russisch gesproken in Estland. Kinderen hebben ook minder kansen op de arbeidsmarkt. Deze school heeft het in zich om daar verandering in te brengen, hier in Narva.”

Dat argument komt vaker voor. Ook het Ministerie van Onderwijs stelt dat onderwijs in het Ests noodzakelijk is, willen jongeren fatsoenlijk integreren in Estland. De Estse Denis heeft dat zelf ervaren. Hij is geboren in Narva en heeft de stad nooit meer verlaten. Thuis werd er Russisch gesproken, maar op school werd hij ook met de Estse taal geconfronteerd. Daar is hij achteraf blij om: in andere delen van Estland had hij zijn tweede taal hard nodig. Hij kijkt dan ook positief naar het nieuwe taalonderwijs in zijn stad.

Denis spreekt Russisch, maar is blij dat hij als kind ook Ests leerde op school. Beeld: Jorik Simonides

“De meeste mensen zullen hier onderling altijd Russisch blijven spreken, omdat dat hun eerste taal is”, legt hij uit. Dat weerhoudt ze echter niet van de plicht om ook de Estse taal te leren, vindt hij. “We wonen in Estland, en in Estland zou je Ests moeten kunnen spreken. Als je naar het westen reist, dan moet je de taal machtig zijn.”

Spanningen

De spanningen tussen Ests- en Russischtaligen in Estland zijn niet nieuw. Als Estland in 1991 onafhankelijk wordt van de Sovjet-Unie, stelt de nieuwe regering harde eisen bij het uitgeven van nieuwe Estse paspoorten. Alleen inwoners die de taal machtig waren, kregen het Estse staatsburgerschap.

Veel Russischtaligen zijn daar nooit in geslaagd. Een-derde van het land beschouwt het Russisch vandaag de dag als moedertaal. 40 procent van hen spreekt zelfs geen enkele andere taal.

Hoewel het aantal Russischtaligen met een Ests paspoort in de afgelopen dertig jaar wel is toegenomen, blijft de binding met het buurland aanwezig. Russische inwoners staan een stuk minder overtuigend achter de steun aan Oekraïne dan de rest van het land, zo peilde onderzoeksbureau Kantar Emor al in het beginstadium van de oorlog.

Bijna driekwart van alle Esten stond toen achter de financiële steun en wapenleveranties aan Oekraïne. Onder de Russische Esten bleef dat steken op ongeveer een-derde.

Overgang

Schooldirectrice Irene Käosaar wijst erop dat de voertaal in het onderwijs niet van de ene op de andere dag zal veranderen. Veel docenten op haar school blijven het Russisch machtig. Bovendien blijven er ook een aantal lessen in het Russisch overeind. Ook Allan Puur, hoogleraar demografie aan de Tallinn Universiteit, verwacht geen grote veranderingen in het straatbeeld in de Russischsprekende regio’s van Estland.

“We zien nieuwe generaties jonge Russischtaligen opkomen. Deze groep raakt steeds meer geïntegreerd in de Estse samenleving en beheerst het Ests als tweede taal. Ondertussen blijft het Russisch de moedertaal van deze groep en zullen ze dat, op zijn minst thuis, blijven spreken.”

Käosaar vertrouwt erop dat ze scholieren goed kan begeleiden in de overgang naar Ests onderwijs. “Ik hoop dat de overheid ons daarbij kan helpen. We horen al dertig jaar over deze ideeën. Met deze nieuwe wetgeving hopen we eindelijk vooruitgang te boeken. Deze overgang is niet eenvoudig om te realiseren.”

Russen en Esten vissen uit dezelfde rivier. Beeld: Jorik Simonides

Formeren op hoofdlijnen, lokaal lukt het: ‘Den Haag: kijk eens wat vaker naar gemeenten’

De formerende partijen waren ambitieus: Rutte IV krijgt een coalitieakkoord op hoofdlijnen. Al langer spreekt men daar de wens voor uit en na de discussie over de nieuwe bestuurscultuur was het beknopte regeerakkoord plots weer actueel. Als niet alles tot in detail wordt vastgelegd, zorgt dat voor een gezondere verhouding tussen Kamer en kabinet, was het idee. In gemeenten experimenteren ze al langer met constructies op hoofdlijnen, met meer inspraak voor de gemeenteraad. Den Haag zou daarvan kunnen leren.

Informateur Johan Remkes omschreef het vormen van een ‘beknopt regeerakkoord’ als ‘pionieren’. Wouter Koolmees sprak van een ‘experiment’. Twee maanden na dato lag er toch een akkoord van 50 pagina’s op tafel. Dunner dan het pakket uit 2017 – zo wisten de formerende partijen te benadrukken – maar de betiteling ‘op hoofdlijnen’ is discutabel.

Veel gemeenten bewijzen dat het, op z’n minst lokaal, best kan. Steeds meer gemeenten komen met raadsakkoorden, -agenda’s of -programma’s waarbij minder in detail wordt vastgelegd en breder draagvlak wordt gezorgd in de gemeenteraad dan getalsmatig nodig. Zo werkten in 2014 nog 22 gemeenten met een alternatief voor het traditionele coalitieakkoord, waar dat na de verkiezingen van 2018 al steeg naar 56. Bijna een zesde van alle Nederlandse gemeenten.

Op dit moment zijn er vier gemeenten in Nederland die zelfs werken met een raadsbreed akkoord, waarbij de gehele raad een gezamenlijke agenda opstelt en er dus helemaal geen sprake meer is van een coalitie of oppositie.

Wij-zij denken

Docent staatsrecht Lianne van Kalken van de Erasmus Universiteit, zelf ook raadslid, deed onderzoek naar alternatieven op het traditionele coalitieakkoord. Ze verwacht dat er na de komende gemeenteraadsverkiezingen nog veel meer gemeenten gaan experimenteren met raadsakkoorden, de parapluterm voor deze alternatieven.

“Veel gemeenten zoeken alternatieven voor het wij-zij denken, waarbij de oppositie tegenover de coalitie komt te staan en er eigenlijk heel weinig bereikt kan worden, omdat de coalitie al een akkoord heeft gesloten.”

In de gemeente Zwijndrecht waren ze voorloper met die zoektocht. Al in 2010 schreef de gemeenteraad een gezamenlijke agenda. Het beviel: na de verkiezingen van 2018 presenteerde de raad zijn derde raadsbrede akkoord.

Moeizaam oppositie voeren

Elbert Visser, de toenmalige lijstrekker voor de VVD, was na verkiezingen in 2010 een van de grondleggers van het raadsbrede stelsel in zijn gemeente. Zijn partij werd na jaren oppositie voeren de grootste. De nipte nummer twee was lokale partij ABZ, al die tijd oppositiepartner van Visser.

De twee fracties kregen in de voorafgaande oppositiejaren amper een voet tussen de deur. Visser: “Ideeën werden in de collegekamer geregeld. In de raadszaal waren die ideeën vervolgens vaak niet meer dan een hamerstuk, waarmee de coalitie altijd instemde.”

“Ik vond toen al dat mensen het geloof in de politiek aan het verliezen waren”

De twee fracties wilden af van die verhouding tussen coalitie en oppositie, vertelt Fred Loos, nog altijd fractievoorzitter van ABZ. “Ik vond toen al dat mensen het geloof in de politiek aan het verliezen waren, omdat ze niet zien wat er met hun stem gebeurt.”

Loos doelt op de coalitieonderhandelingen, destijds in zijn gemeenten maar ook nu in Den Haag. Hij vindt dat die plaats moet vinden in de raadszaal, of landelijk in de Tweede Kamer. “En niet in achterkamertjes. Ik vind het echt van de zotte dat acht mensen (de VVD, D66, CDA, CU -leiders en hun secondanten, red.) bepaald hebben wat 18 miljoen mensen nu vier jaar voorgeschoteld krijgen. Terwijl we 150 Kamerleden hebben.”

Geen solide basis

De gemeenteraad van Enkhuizen stemde na de verkiezingen van 2018 ook in met een raadsbreed akkoord, na mislukte coalitieonderhandelingen door een zeer versnipperde raad. “Geen hele solide basis”, vindt de burgemeester van de gemeente; Eduard van Zuijlen. De constructie zorgt soms voor de nodige ruis in de gemeente. De verwachting is dat er na de komende verkiezingen toch weer naar een coalitie gezocht gaat worden.

Van Zuijlen ziet desondanks ook de voordelen: “De macht ligt hier écht bij de gemeenteraad. En het is natuurlijk hartstikke transparant: de discussie vindt plaats in de raadsvergadering en niet tijdens coalitieonderhandelingen.”

Tekst gaat verder onder de afbeelding.

“Het is natuurlijk hartstikke transparant”

De landelijke politiek kan volgens Van Zuijlen leren van dat stukje transparantie. “Ik vind dat in Den Haag te vaak de machtskaart wordt getrokken en dingen langs coalitielijnen even worden strakgetrokken. Terwijl – maar dat is mijn persoonlijke visie op hoe de democratie moet werken – veel dingen wel degelijk met twee derde meerderheden te organiseren zijn. Dat kost meer tijd, maar volgens mij is dat de moeite waard.”

Toch zou hij – lachend – een Kamerbreed akkoord in Den Haag ‘niet aanbevelen’. Daar zijn de verschillen te groot voor. Een raadsbrede constructie is bovendien ook niet weggelegd voor elke volksvertegenwoordiging, constateert Van Zuijlen. “Breed draagvlak is cruciaal. Een gemeenteraad moet het echt willen en ook de consequenties accepteren. De ruimte om kritisch te zijn is heel groot. De ruimte om je te profileren is weer wat beperkter, omdat je medeverantwoordelijk bent voor het beleid.”

Lessen trekken

De voorbeelden uit Zwijndrecht en Enkhuizen zijn zeldzaam, stelt Van Kalken. De onderzoeker verdeelde raadsakkoorden in zes varianten, met op de flanken het traditionele coalitieakkoord. Aan de andere kant vindt men het raadsbrede akkoord zoals in Zwijndrecht en Enkhuizen. De landelijke politiek kan lessen trekken uit die verschillende constructies, denkt de onderzoeker.

“Die discussie over een nieuwe bestuurscultuur, dat ging over wat ik al jaren aan het bestuderen was”

“Landelijk; ‘Kijk eens naar wat er in gemeenten al gebeurt. En leer daar van’. Die discussie over een nieuwe bestuurscultuur, dat ging over wat ik al jaren aan het bestuderen was. Ook in gemeenten lopen ze al jaren tegen die dichtgetimmerde coalitieakkoorden en die oppositie-coalitiecultuur aan.”

Van Kalken ziet wel in dat de landelijke politiek niet een-op-een te vergelijken valt met lokale besluitvorming. “De ideologische verschillen zijn een stuk groter. Kamerbreed dingen oppakken, dat zal soms ingewikkelder zijn dan lokaal. Maar het niet helemaal dichttimmeren van coalitieakkoorden, om ervoor te zorgen dat juist ook oppositiepartijen inbreng kunnen hebben, dat zou interessant zijn.”

Ze is dan ook sceptisch over een dualere verhouding tussen kabinet en Kamer, met het in december gepresenteerde akkoord. “De nieuwe oppositie mag nu weer vier jaar roepen dat ze het ermee oneens zijn, maar in hoeverre er echt geluisterd gaat worden, dat vraag ik me af.”

Eva (22) gebruikte bijna dagelijks designerdrug 3-MMC: “Ik werd wakker, ging gebruiken en vervolgens in de tuin zonnen.”

Binnen enkele klikken is het geregeld: de nieuwe designerdrug 3-MMC bestel je net zo makkelijk als een pizza. Verstopt op het darkweb, in de krochten van het internet? Nee hoor, gewoon bij een bedrijf, ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Drie dagen later ligt er een zakje poeder op de deurmat. De 22-jarige Eva* zat plots zonder werk thuis door corona en besluit de drug uit verveling eens te proberen. Al na een paar weken gebruikt ze bijna elke dag.

Continue reading