De sannyasins van Amsterdam

Bhagwan Sri Rajneesh, 1984

 

 

Drie oud-volgelingen van Bhagwan Sri Rajneesh in Amsterdam vertellen hun verhaal. 

“Op 1 januari 1985 dacht ik: ik ga ervoor. Ik ga in het rood lopen.” 

In de jaren 80 woont Bo Baden in Amsterdam. Hij heeft een carrière voor zichzelf gemaakt als linkse actievoerder, zo omschrijft hij het zelf. Hij onderneemt gedurfde acties, zo springt hij bijvoorbeeld op live TV op tafel in de Tweede Kamer tijdens het beslissende kruisrakettendebat in 1984 en houdt een speech die hem nog bekender maakt als activist. Ook richt hij de Nederlandse Bond tegen het arbeidsethos op.

 

Bo Baden, Den Haag, 1984
Citaat uit een interview met Bo Baden uit de jaren 80

 

Later wordt Bo geïnterviewd op TV, waarbij hij ineens in een smoking wordt gehesen en een glas champagne in zijn hand gedrukt krijgt, zodat de wereld kan zien dat het leven van een baanloos iemand er fijn uit ziet. Hij kijkt de aflevering terug met zijn moeder en zegt: “Ma, ik ken dit verhaal al en ik sta er niet meer zo erg achter. Kunnen we overschakelen naar een ander net?” 

Op dat andere net is De Nieuwe Mens te zien, een documentaire van Frank Wiering. Deze gaat over Indiase goeroe Bhagwan Sri Rajneesh, later bekend als Osho, en zijn invloed. Bo ziet vrolijke, frisse mensen die wakker uit hun ogen kijken. Zij noemden zichzelf sannyasins. Dit wordt beschreven als iemand die het wereldse leven achter zich laat om zich te wijden aan een spirituele zoektocht, onder leiding van een goeroe.

De volgende dag komt hij bij een krakersvergadering, dit is geen ongewone zaak voor hem. Wel benoemingswaardig zijn de twee sannyasins, volgelingen van Bhagwan Rajneesh, die daar binnen komen lopen in het rood met houten kralenkettingen om. Bo verzamelt al zijn moed en gaat het gesprek met ze aan. Ze beantwoorden zijn kritische vragen en raden hem aan een boek van Bhagwan te lezen. Bo komt thuis en zijn huisgenoot blijkt een enkel boek van Bhagwan in haar kast te hebben staan. In het donker stapt Bo de kamer in en voelt langs de boeken. Hij zegt tegen zichzelf: “Als ik echt voor open sta voor deze ervaring, pak ik nu in een keer het juiste boek uit de kast.” En dat doet hij. 

In 1981 vestigde zich een groep sannyasins in een oude gevangenis aan de Havenstraat in Amsterdam. De mannen en vrouwen met rode gewaden en houten kettingen waren volgelingen van de Indiase Bhagwan Sri Rajneesh. Hij geloofde dat ieder menselijk wezen de verlichting kan bereiken, onder andere door middel van meditatie. Hij inspireerde alleen al in Amerika duizenden jonge mensen om een gemeenschap op te richten in zijn naam. Hierover is in 2018 de populaire documentairereeks op Netflix, “Wild, Wild Country” gemaakt. Deze vertelt uitgebreid over de gemeenschap in Oregon in Amerika. Het doel van de commune op de Havenstraat was om de gemeenschap in Oregon te spiegelen. Door de jaren 80 heen doken overal in Nederland woongemeenschappen, oftewel communes, op die de filosofie van Bhagwan volgden, van Egmond aan Zee tot Lage Vuursche. Overal op de wereld is deze beweging geclassificeerd als sekte, onder andere als gevolg van verschillende wantoestanden binnen de beweging in Oregon, waaronder de constante problemen tussen Bhagwan Rajneesh en de overheid en het geweld vanuit de sannyasins. Maar hoe zat dat in Amsterdam? Voelde deze spirituele beweging voor de volgelingen toentertijd als een sekte? En hoe kijken zij daar in 2021, nu ze ouder en wijzer zijn, op terug? Drie volgelingen van toen, Bo Baden, Maud de Leeuw en Gerrit Boonstra, helpen mij om deze vragen te beantwoorden. 

Deel 1: Maud, oftewel Alka

Alka: “Daar waar God huist”

Maud begon haar avontuur bij de Bhagwan rond 1987, toen zij 26 jaar oud was. Zij verloor haar broer Felix een paar jaar eerder en stond op een nieuw kruispunt in haar leven. Veel van haar vriendinnen maakten concrete keuzes over hun studies en carrières, maar daar had Maud het op dat moment moeilijk mee. Tijdens een weekendje weg met vrienden in Groningen kreeg zij de tip van een vriendin om eens langs de Bhagwan-commune in Amsterdam te gaan en daar lekker te dansen en lol te hebben. Dit vond ze best spannend. Zij had tijdens het weekend in Groningen Gerrit ontmoet, hij was toen al een volledige sannyasin. Maud zag dat hij sterk in zijn schoenen stond. Hij ging ondanks zijn betrokkenheid bij de Bhagwan-beweging door met dingen zoals zijn klarinetrepetities en zijn werk. Maud werd enthousiast van wat ze zag in Amsterdam en vervolgde haar bezoek daar met een bezoek aan de Humaniversity in Egmond aan Zee. Volgens haar nieuwe vrienden bij de Bhagwan zou ze bij een meditatie van de Humaniversity echt iets kunnen met haar pijn. 

Maud de Leeuw, 1989

De Humaniversity was een soort leerschool van de mens die sterk verbonden is met de filosofie van Bhagwan. Er werden regelmatig meditaties en therapieën gegeven. Het was voor Maud een heftige ervaring maar ook mooi.

Zo vertelt ze: “De therapeutische situaties in Humaniversity waren best intiem. Er werd ons voor een sessie gevraagd of we er bezwaar tegen zouden hebben als het opgenomen werd. Een groot deel van ons kwam daar met de instelling: “je mag alles van me weten, ik wil mezelf open gooien want ik wil een beter mens worden en met sommige dingen niet meer rondlopen in het leven.” Daarom zijn er heel veel opnames gemaakt, ook sommigen waarvan je achteraf hoopt dat ze er niks verkeerds mee gaan doen of dat het zich tegen mij gaat keren. Ik heb echter niet het gevoel dat ik die beelden op een nare manier terug zou zien. Achteraf denk ik dat het niet goed is om daar zomaar ja op te zeggen. 

Het ja zeggen op dingen was wel een dingetje. Daarmee liet je een positieve indruk achter, je liet zien dat je bereid was positief in het leven te staan. Dat heeft natuurlijk ook iets moois, maar ik miste de mogelijkheid om nee te zeggen. Het was een soort ongeschreven afspraak. Ik heb wel veel nee gezegd, maar ik kreeg het ook af en toe negatief terug. Er kwamen soms mensen naar me toe, waarvan ik dacht: “Ga weg!”. Dat ging dan om intiem dansen bijvoorbeeld. Kijk, het klinkt nu heel fout, maar het was een heel liefdevolle setting, laten we dat voorop stellen. Iedereen was zoekende. We waren allemaal een beetje op dezelfde leeftijd. In principe, als het niet goed voelde, mocht je nee zeggen. Maar bij mij voelde het heel vaak niet goed. Dat was soms een strijd.”

In 1988 ging Maud bij een commune op het Cornelis Troostplein wonen. Rond die tijd kreeg zij de naam Alka. Haar werd verteld dat dit “daar waar God huist” betekent in het Hindi, maar het betekent ook “meisje met de mooie haren”. Een jaar later verhuisde zij naar de Veldhuizenstraat in Gein, naast de Gaasperplas, waar ze nog vier jaar heeft doorgebracht en het meest heeft meegemaakt uit haar hele tijd bij de Bhagwan.

Samen met Maud rijd ik langs deze straat en gaan we bij de Gaasperplas zitten op de plek waar zij altijd lag te zonnen in de zomer. De zon schijnt er ook vandaag.

“Ik weet nog wel dat we hier naakt gingen zonnen. Dat kon toen nog.” Ze kijkt dromerig om zich heen. “Deze snelweg was er toendertijd niet, ik zat altijd te zeuren over dat die hier gebouwd ging worden.” 

Aan het water zittend komen er veel herinneringen boven bij Maud.

“Woensdagavond hadden we communevergadering en daar werd zo veel geschreeuwd. Maar vooral ook veel gedronken en gerookt, ook jointjes. Dat deed ik zelf niet zo veel, dan viel ik in slaap. Er werd veel gepraat. Soms waren het goede gesprekken. Maar het praten was ook eindeloos, nodeloos, grenzeloos. Wij wisten soms niet zo goed hoe we een einde moesten maken aan al dat gepraat. Pujarin, een Italiaanse therapeute hielp ons nog wel eens daarmee. Zij kwam eens in de zoveel tijd een weekend geven aan ons en dan leerden we heel veel. Het was een oefening in anders met elkaar om gaan. Vrij met elkaar in relaties, maar wel met respect.”

Ik vraag haar hoe ze nu terug kijkt naar haar tijd bij de Veldhuizenstraat. 

“Het leven in Gein zou ik omschrijven als enorm genieten van het leven en van de natuur hier met lieve vrienden, maar tegelijkertijd was er een enorme druk om je op een bepaalde manier

Maud de Leeuw, jaren 80

te  ontwikkelen die sneller ging dan wat ik zelf wilde. Waar ik heel erg van genoten heb waren de vriendschappen, het dansen, het feesten en het contact met de buurt. Maar ik ben ook uitgescholden door andere leden van de commune. Ik kon me niet eens verdedigen in die situaties. Dat is meer mensen overkomen. Ik werd heel vaak afgeschilderd als een verwend iemand, terwijl ik gewoon mijn eigen weg aan het zoeken was. Ik ben uitgescholden voor lui en verwend en ik voelde altijd een jaloezie voor mijn afkomst, omdat ik uit een iets rijker gezin kwam. Dat vond ik zo naar. Ik kreeg altijd te horen dat ik zelf voor dingen moest werken, maar dat wilde ik juist en dat snapten de anderen niet. Ik was zo erg de weg kwijt na Felix zijn overlijden dat ik geen foute keuzes wilde maken, daar was ik heel erg bang voor. Ik was ook te idealistisch. Ik wilde een betere wereld scheppen, maar daar was ook niet echt begrip voor.”

 

Maud en Gerrit hebben na al die jaren nog steeds contact. Ze praten soms over de misstanden bij de Bhagwan-beweging in Amerika. 

“Ik had het met Gerrit over de streken die Osho heeft uitgehaald en toen waren we het er over eens dat niemand ons wijs gaat maken dat hij niets wist over wat er allemaal gaande was binnen de Bhagwan. Sommigen geloofden dat het allemaal een les was van de grote Osho. Ik geloof dat niet. Hij heeft nog steeds heel mooie wijsheden, maar hoe je zo’n gemeenschap opbouwt om je heen en hoe je je machtspositie gebruikt… daar ben je zelf verantwoordelijk voor. Hij draagt zelf ook verantwoordelijkheid voor het verdriet dat hij mensen heeft aangedaan en de ellende die de Bhagwan-beweging heeft veroorzaakt. Om dat te bestempelen als een levensles voor zijn volgelingen, dat zou elke nare streek die hij heeft uitgehaald rechtvaardigen. Dat vind ik niet kloppen.”

Ik vraag haar hoe de Bhagwan-beweging in Nederland was vergeleken met die in Oregon.

“In Nederland was de Bhagwan vrij oké. Er gingen wel dingen fout. Ik heb het zelf niet meegemaakt, maar op het Cornelis Troostplein werden 13-jarige kinderen lastiggevallen door oudere leden van de commune omdat er volgens hen vrije seks moest zijn. Later dacht ik: waarom heb ik dit niet door gehad? Ik wist wel dat er vrije opvattingen waren over seks, dat vond ik prettig. Maar dat je jonge kinderen belast met de dingen die wij doen en de emoties die wij uiten… daar heb ik wel spijt van, ook al was ik daar zelf niet direct schuldig aan.”

Ik leg haar uit dat ik nieuwsgierig ben naar haar eigen definitie van de beweging. Had het in Nederland ook de vorm van een sekte aangenomen?

“Wat het voor mij geen sekte maakte, was de connectie met de buitenwereld. Die werd enorm aangemoedigd en dat is natuurlijk bij een sekte niet zo. Die banden met vrienden en familie moesten juist hersteld worden, anders was je nog verder van huis. Ik heb juist meer contact gekregen met mijn familie in mijn tijd bij de Bhagwan. Ik weet nog dat mijn ouders langs kwamen op de Veldhuizenstraat, dat was pijnlijk. Maar ze waren wel blij dat ik daar mijn plekje had gevonden, een soort familie. 

Er waren mensen bij de commune die anders dachten over de banden met de buitenwereld. Iemand zei ooit tegen mij: “Wat hebben ze gedaan met je daarbuiten?” Dat triggerde mijn slachtoffergevoel enorm, maar dat was geen vruchtbare denkwijze. 

Er zat zonder meer een sektarische kant aan, dat wel. Het sentiment was: wij zijn mensen die wél echt doorpakken en wél echt dingen doen om een betere wereld te creëren. Andere mensen zitten als het ware “vast”. Mensen die binnen kwamen en zich nog niet gelijk helemaal overgaven, die niet gelijk alles op tafel wilden leggen, die zaten dan vast. “You’re so stuck.”, klonk het vaak. Dat was niet best, als je vast zat. In die opmerking zat minachting. Die minachting had ik ook, ik heb daar op den duur net zo hard aan mee gedaan. Maar ik was het er eigenlijk niet mee eens. Ik had heel gelukkige momenten, maar door die mindset werd ik ongelukkig.” 

Deel 2: Bo, oftewel Bodhiprem

Bodhiprem: Liefde voor bewustzijn 

We begonnen al met het vertellen van Bo’s verhaal. Maar wat gebeurde er nadat hij in de ban raakte van een van de boeken van de Bhagwan? In een grote leren stoel in zijn appartement in Bergen vertelt Bo mij de rest van zijn avontuur bij de commune. 

“Op 1 januari 1985 dacht ik: ik ga ervoor. Ik ga in het rood lopen. Toen ging ik naar Radio Stad, daar was ik uitgenodigd als actievoerder. Ik kwam daar binnen in een rood gewaad en de presentator schrok. Hij onderbrak de uitzending en zei: “Bingel,-“, zo heette ik toentertijd, “Bingel is bij de Bhagwan, laten we daar eerst over praten!”. Ik zat aan tafel met allerlei beroemdheden en journalisten. Drie kwartier lang werd er toen op mij ingehakt. Toen was ik nog heel nieuw bij de Bhagwan en kon ik het nog niet zo goed uitleggen. Het was een soort irrationele verliefdheid. De bekendheden en journalisten aan tafel zeiden dingen zoals “Je wordt gehersenspoeld” en “Dit is allemaal bedrog”. Er werd zelfs gebeld naar de omroep door luisteraars met de vraag of dit kon dit stoppen. Het was niet eerlijk, allemaal tegen een.

Het was moeilijk uit te leggen aan de mensen om mij heen, ik was een soort van verliefd. Niet dat ik mijn ziel en zaligheid aan Bhagwan wilde geven, maar het was een soort blijdschap. Hij gaf in zijn redevoeringen en boeken precies de antwoorden die ik zocht.

Bo Baden in 1987 na een intensieve maand-therapie-groep ‘The Giggleshock’ op The Humaniversity in Egmond aan Zee

Ik heb vijf heel mooie, intensieve jaren gehad bij de Bhagwan, van 1985 tot 1990. Bij de woongroep in Gein begon iets moois, daar heb ik Maud ook ontmoet. Er kwam op een gegeven moment een Engelsman bij ons wonen, Brian, en dat liep uit de hand. Hij nam de leiding en wij hebben dat te veel toe gelaten. Hij bleek later een soort narcistische psychopaat te zijn. In een commune wonen is een heel glibberig pad. Het vraagt om een heldere manier van denken waarbij je heel lief blijft voor elkaar, want die ego’s beginnen op een gegeven moment te knallen. Op een paar plekken in Nederland zijn wel echt leiders opgestaan. Bij de Humaniversity in Egmond had je bijvoorbeeld Veeresh en in Lage Vuursche had je Ted Wilson. Ze namen geen Messias rol aan, in dat opzicht was het in Nederland echt geen sekte, maar er zijn wel dingen verkeerd gegaan. Het is heel tricky als je met onvolwassen mensen samen gaat wonen die nog niet zo veel zelfreflectie hebben. Ego’s willen toch uiteindelijk de macht hebben, gelijk hebben en manipuleren.

Ik ben zelf ook mee gaan doen met dat volgzaam worden. Brian bepaalde uiteindelijk alles. Er werden samenkomsten georganiseerd waarbij mensen echt op hun nummer werden gezet, vrij grof ook. Met veel bier en drugs, soms zelfs xtc. Je komt met z’n allen in een soort bubbel terecht die op dat moment heel kloppend voelt, maar pas later snap je dat het helemaal niet klopt. Je raakt jezelf een beetje kwijt en daar schrik je van.” 

Ook Bo vraag ik hoe hij de uit de hand gelopen situatie in Amerika vergelijkt met de beweging toentertijd in Nederland. 

Er werd in Oregon een vruchtbaar land gecreëerd, een soort ideale wereld. Er zijn een aantal dingen mis gegaan. Een goeroe is afhankelijk van zijn discipelen, of die het aan kunnen. Er komen machtsspelletjes bij kijken. Ik ben niet echt van de goeroes, ik geloof ook niet dat we dat nodig hebben. Communes kunnen heel positief zijn, maar er zijn valkuilen.

Ik denk dat het overal mis kan gaan in communes, maar in Amerika is het heel erg mis gegaan. Het blijft een mooi ideaal, dat je met elkaar kan wonen, elkaar helpt en dat je een paar wasmachines hebt samen in plaats van dat iedereen zijn eigen huisje heeft met zijn eigen wasmachine. Bijvoorbeeld ook als je kinderen opvoedt, dat is heel zwaar om alleen of met z’n tweeën te doen. Het is fijn als er een hele gemeenschap voor je kind zorgt en dat is volgens mij ook beter voor die kinderen, dat er zoveel mensen zijn om zich mee te identificeren in plaats van alleen zijn ouders. In Oregon waren er haast geen kinderen, maar hier in Nederland wel. Daar was ik echter zelf niet echt bij. In Nederland zijn er ook volwassen sannyasins in de communes komen wonen met hun kinderen, vanuit de overtuiging dat dat goed was voor die kinderen. Daar zijn ook wel dingen fout gegaan. Die kinderen kregen weinig structuur, gingen laat naar bed en hadden veel te veel met volwassen mensen te maken. Ze deden soms al vroeg seksuele ervaringen op die achteraf gewoon niet goed waren. Het roken en drinken werden wel apart gehouden van de kinderen. Het was echt een unieke tijd, want zoiets zou nooit meer nu gebeuren. Als je erin zit is het heel boeiend en turbulent. Voor de buitenwereld was het niet te snappen.” 

Bo spreekt wijselijk over deze jaren. Ik vraag hem wat hij heeft meegenomen van de filosofie van Bhagwan in de rest van zijn leven.

“Als het goed is verwijst Bhagwan je naar jezelf terug en naar de schatten die in jou liggen. Dan ben je in principe niet meer afhankelijk van anderen, dan ben je echt bevrijd. Als je Osho blijft adoreren, dan heb je het volgens mij niet helemaal begrepen. Hij verwees je echt door naar jezelf. Je kan het omschrijven als een letterlijke hand die hij naar jou toe wees. Sommige mensen kijken niet naar waar die hand naar toe leidt, maar naar de hand zelf. Die blijven maar denken, och, wat een mooie hand, wat een mooie goeroe.”

Deel 3: Gerrit, oftewel Anand Gerrit

Anand: “Blissful courage”

Gerrit neemt de telefoon op vanuit Vlieland. Hij woont hier al een tijd en via Maud heb ik contact met hem gekregen. Vrolijk en open reageert hij op mijn vragen over zijn tijd als sannyasin. Gerrit heeft namelijk het diepst in de wereld van Bhagwan gezeten van de drie geïnterviewden. 

“Het was 1979 en ik was een jonge vent van 26-27 jaar oud. Ik had net een mooie baan gekregen bij de radio als klarinettist. Ik had daar toen op een gegeven moment een nieuwe “coach” en op een dag kwam die aanzetten in een rood gewaad met een kralenketting. Hij gaf mij een boek mee van Bhagwan dat ik echt moest lezen. Ik nam die mee, Mosterdzaad heette het. Het boek sloeg bij mij in als een bom. Ik was al mijn hele leven geïnteresseerd in dat wat je niet kan vastpakken. Het boek paste bij mij. Ik dacht toen wel: God, moet ik dan naar India? Ik heb toen toch besloten om dat te proberen en enorm gevochten om geen sannyasin te worden. Ik wilde niet zo’n gek worden met een houten ketting. Ik had een hele mooie baan in Nederland, ik wilde niet zo’n mafkees worden. Toch waren die zes weken zo indrukwekkend, dat irrationaliteit over nam. Ik had een diepe liefde ontwikkeld voor Bhagwan. Als je verliefd bent, doe je irrationele dingen. Ik ben toen toch als sannyasin teruggekomen in Nederland. Mensen vonden het heel interessant maar ook wel maf. Ik ben daarna nog een paar keer kort heen en weer geweest naar India. Ik heb oneervol ontslag gekregen van mijn werk omdat ik halsoverkop een keer vertrok. Ik ben daarna in Poona in India gaan wonen.”

Ook hem stel in mijn meest prangende vraag: waarom was dit geen sekte?

“Wij zagen het zelf niet als een sekte, maar de wereld wel. Ik zie het nog steeds niet als een sekte. Een sekte is iets waar je op slinkse wijze bij wordt binnengehaald met mooie verhalen en als je eenmaal binnen bent, is het heel lastig om weg te gaan. Dat was bij Bhagwan helemaal niet het geval. Het was hartstikke moeilijk om binnen te komen, en elke dag dat je weg wilt: be my guest! De vrijheid was daar ongekend en dat is bij sektes niet zo. Dat wilt niet zeggen dat als je in een commune werkt en woont, je je niet aan bepaalde regels hoort te houden. Je eet om een bepaalde tijd, je werkt (dat noemden wij worshippen) om een bepaalde tijd. Het is logisch dat er bepaalde regels gelden binnen een organisatie. Maar je werd niet gestraft als je je niet aan bepaalde filosofieën hield, zoals bij een sekte.

Ik verhuisde rond 1981 naar de commune in Oregon. Er stonden toen al wat huisjes, maar het was pas net begonnen. Het was daar heel droog en het rook er altijd naar salie.

Ik mis eigenlijk niks. Dat zou hunkeren zijn naar iets wat is geweest en dat heeft geen zin. Ik heb ook helemaal geen spijt, maar de tijd net voordat ik vertrok uit Oregon zat de situatie met alle wapens, helikopters en onze eigen police force mij eigenlijk helemaal niet lekker. Ik vond het opzettelijk provoceren vanuit de Bhagwan en ik vond dat wij tien keer intelligenter waren dan de mensen waartegen wij vochten, maar wij pakten het precies even gewelddadig aan. Het werd met verschillende theorieën gerechtvaardigd, men vond dat wij onszelf moesten beschermen en dat de rest van Amerika ook gewelddadiger was geworden. Ik vind dat wij toen dat geweld zelf hebben gecreëerd voor een soort saamhorigheidsgevoel. Als je een gezamenlijke vijand hebt, creëer je saamhorigheid. 

Sommigen vonden Osho echt een God, en dat de rotzakken die de commune leidden alles fout hadden gedaan en Osho niets. Ik geloof dat niet. In de tijd daarvoor, toen ik er nog was, werd er namelijk geen foto geprint die niet langs hem ging. Hij wist dus volgens mij alles. Dat besef kwam bij mij pas later. Voordat de hele boel implodeerde, was ik net weg. Toen ik terug kwam belde de radio mij of ik weer voor ze kwam spelen. Zo kon ik gelukkig weer een beetje geld verdienen. Rond die tijd ging alles fout op de ranch in Oregon. Dat heeft me heel erg geraakt. Al die vrouwen die daar woonden, zoals Sheela, kende ik zelf ook. Daar heb ik toen heel erg mee gezeten.”

Ik praat nog een tijdje verder met Gerrit waarbij hij nostalgisch terug denkt aan een vorig leven. Hij is vaker over dit onderwerp geïnterviewd, onder andere door de Volkskrant en heeft geen enkele moeite met het delen van zijn verhaal. Met de typerende openhartigheid van de sannyasins laat hij mij aan het einde van ons gesprek weten dat ik altijd welkom ben op Vlieland. 

Als vervolg op deze reportage is hieronder een podcast te beluisteren met twee vervolggesprekken met Bo en Maud. Zij vertellen mij over hun mooiste en naarste herinnering van hun tijd bij de Bhagwan.