Meer dan 60.000 mensen in Nederland gingen afgelopen zomer de straat op tijdens de #BlackLivesMatter-demonstraties. Hierdoor kwam racisme onder een vergrootglas te liggen, want discriminatie op zowel huidskleur als cultuur is in Nederland nog steeds een veelvoorkomend probleem. De 48-jarige René Piqué maakte in zijn jeugd als half-Surinamer vaak racisme mee. Ook in zijn hedendaagse leven ziet hij racisme nog vaak gebeuren. Toch heeft René hier zijn kracht uit weten te halen: “je moet jezelf aardig, slim en goed vinden. Daar kan dan geen racisme tegenop”
“De eerste keer dat ik racisme bewust meemaakte, was toen ik acht jaar oud was. Ik ging toen tennissen bij een tennisvereniging in Heemstede. Bij de vereniging waren alleen maar witte kinderen, ik was de enige met een andere kleur en dan ben ik al een halfbloed. Deze kinderen keken mij steeds raar aan en gingen heel anders met mij om dan dat zij dat met elkaar deden. Zij stonden met z’n alle als groep bij elkaar en ik stond daar alleen; niemand wilde met mij trainen. Dit motiveerde mij als achtjarige jongen om juist extra mijn best te doen tijdens de tennislessen. Ik weet nog goed dat ik tijdens een les overduidelijk beter was dan hen, dit was een soort fuck you-moment naar mijn clubgenoten.”
“Ook op de middelbare school maakte ik racisme mee. Een Turkse jongen en ik waren de enige kinderen in de klas met een andere etniciteit. Mijn gymleraar van toen was gewoon een echte racist. Toen wij tijdens een les gingen wij basketballen, gooide de docent bij al mijn klasgenoten de bal in hun handen. Bij de Turkse jongen en mij werd de bal expres op de grond gegooid. Toen ik na schooltijd aan mijn moeder vertelde wat er tijdens de gymles was gebeurd, werd het probleem pas aangepakt. Mijn moeder is toen gaan praten met de gymdocent, waarna hij zijn excuses aanbood. De les was na het bezoek van mijn moeder een stuk relaxter. Ik kreeg, net als alle kinderen, de bal in mijn handen gegooid.”
“Als ik nu op deze gebeurtenissen terugkijk, ben ik vooral trots op mezelf dat ik mij toen al over racisme heen zette. Ik voel ook een soort opluchting als ik eraan terugdenk, want ik weet dat racisme in deze vorm bijna niet meer voorkomt. Er zullen ongetwijfeld nog plaatsen in Nederland zijn waar dit gebeurt, maar in Amsterdam, waar ik nu woon, is het niet meer zo duidelijk in your face. Mensen zijn niet meer gechoqueerd als zij een Surinamer over straat zien lopen. Vroeger was dit wel anders, dan werd ik weleens nagekeken op straat of in de gaten gehouden in winkels.”
“Tegenwoordig vindt racisme vooral indirect of onbewust plaats. Zo liep ik net nog bij de supermarkt en daar stonden verkopers van krantenabonnementen. Negen van de tien keer word je als zwart persoon overgeslagen, alsof wij geen kranten lezen. Deze verkopers hebben het zelf ook niet door en dat is juist de kern van het probleem. Dit geldt niet alleen voor mensen met een zwarte huidskleur, maar ook voor mensen met andere etniciteiten. De verkopers krijgen de opdracht om zoveel mogelijk abonnementen af te sluiten, maar waarom zou dat eerder gebeuren bij een autochtone Nederlander dan bij iemand met een andere etniciteit? Het wordt niet gek gevonden dat dit gebeurd; het wordt normaal gevonden en dat is wat het erg maakt.”
“Als ik nu iemand tegenkom die mij anders behandelt omdat ik een andere afkomst heb, probeer ik altijd te denken: het is je eigen gemis dat je zo denkt over iemand met een andere etniciteit. Wanneer ik racisme ervaar voel ik veel onmacht, maar tegelijkertijd ook een gevoel van trots. Ik sta er namelijk boven. In mijn ogen is racisme iets dat je zelf moet overwinnen en dat is voor mij nu nog steeds het grootste probleem. Als je vanaf je jeugd als minderwaardig wordt gezien door je etniciteit, dan ga je dat uiteindelijk geloven. Dat gevoel moet je overwinnen. Je moet jezelf aardig, slim en goed vinden. Daar kan dan geen racisme tegenop.”
“Veel mensen met een niet Nederlandse-achtergrond hebben een minderwaardigheidsgevoel, omdat ze door hun huidskleur of cultuur worden benadeeld. Het is daarom eigenlijk jammer dat er geen les wordt gegeven over racisme. Het is belangrijk om erover te praten. Niet alleen voor de groep die racisme ondervindt, maar ook voor de autochtone Nederlanders die racisme niet begrijpen. Je ziet nu in de discussie waarin white privilege centraal staat, dat veel autochtone Nederlanders dat niet zien of begrijpen. Het is al white privilege als je je nooit minderwaardig hebt gevoeld door je etniciteit. Eigenlijk zou dat ook duidelijk uitgelegd moeten worden.”
“Ik weet dat racisme nooit zal verdwijnen, er zullen altijd mensen zijn die anders denken. Het minderwaardigheidsgevoel zal niet helemaal weggaan bij mensen die racisme meemaken, misschien een beetje. Maar de autochtone Nederlanders zullen racisme door een voorlichting waarschijnlijk wel sneller herkennen. Het zou gewoon heel tof zijn als het voor die mensen een stuk duidelijker wordt, want ik vind het logisch dat zij het niet begrijpen. Dat is hetzelfde als dat je de kleur rood nog nooit hebt gezien en je dan moet vertellen hoe dat eruitziet. Dat kan niet.”