Burgerschapsonderwijs steeds belangrijker

Onze wereld wordt kleiner. Met in onze broekzak de technologische hoofdrolspeler in deze ontwikkeling. Jongeren groeien op met vierkante ogen en ze zijn zonder dat ze op reis hoeven te gaan, verbonden met de hele wereld. Maar deze verbinding is iets anders dan de verbinding die ze nodig hebben. Door de isolatie van de coronaperiode hebben we allemaal mogen ervaren dat de verbinding in het echt van onschatbare waarde is. Gelukkig is er iets bedacht waardoor jongeren leren deze onschatbare waarde ook in te zien, namelijk burgerschapsonderwijs.

Het gaat al een tijdje niet goed met de jongeren in Nederland. Veel jongeren kregen tijdens de corona periode depressieve klachten vanwege het gebrek aan sociaal contact. Je zou denken dat nu de coronacrises voorbij is de klachten zullen dalen, maar het tegendeel is waar: de groep jongeren die mentale problemen ervaart is in een jaar tijd gegroeid van 11% naar 18%.

Wat heeft dat te maken met burgerschapsonderwijs en waarom heeft het kabinet besloten om in 2021 hun pijlen weer te richten op deze wet?

Scholen in Nederland hebben sinds 1 februari 2006 een inspanningsplicht om burgerschap en sociale integratie te bevorderen. De wet burgerschapsonderwijs houdt in dat kinderen en jongeren kennis moeten vergaren van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat: vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit.

Antropoloog Nine de Jonge legt uit waarom deze thema’s zo belangrijk zijn: “We leven in een hele individuele samenleving. Mensen die heel religieus zijn opgevoed ervaren dat misschien iets minder. Maar we kunnen niet zonder anderen. We zijn gefocust op onszelf; wat vinden anderen van ons, horen we erbij, zijn we veilig? Het sociale contact is dus superbelangrijk. Daarnaast is samenwerken een van de belangrijkste skills is die je moet leren. Een groot deel van wat je leert is van je vrienden en je ouders. School moet wel zo ingericht worden dat het ondersteund. Goed leren samenwerken zorgt ervoor dat je meer verantwoordelijkheid leert nemen.”

Sociaal onderwijs is dus ontzettend belangrijk voor de ontwikkeling van jongeren. Ook het ministerie van OCW (Onderwijs Cultuur en Wetenschap) heeft dit ondervonden en is een aanscherping op de wet burgerschapsonderwijs gaan maken.

Beleidsmedewerker burgerschap en onderwijs vrijheid Dennis van Velsen vertelt hier meer over: “Afgelopen jaar is de wet aangescherpt en heeft in die zin een wat meer verplichtend karakter gekregen. De wet was erg open geformuleerd, dat maakte dat scholen niet zo veel handvaten hadden op wat ze moesten doen. Dat leverde een te gevarieerd beeld op, wat de laatste jaren steeds duidelijker werd. Een tweede reden voor de aanscherping is dat de aandacht voor burgerschap steeds groter is geworden. We zien dat samenleven op een goede manier en kritische burgers hebben, niet vanzelf gaat. Daar heb je als school per definitie een rol in, daar wilden we iets meer kaders voor bieden.”

De wet burgerschapsonderwijs is ooit aangenomen door twee maatschappelijke ontwikkelingen: het toenemen van individualisering, waardoor de betrokkenheid op elkaar en de politiek is afgenomen. En door de groter wordende allochtone populatie, die minder bekend zijn met burgerschap in Nederland. Sinds 1 augustus 2021 is de nieuwe wet voor burgerschapsonderwijs in werking getreden. De speerpunten: kennis bijbrengen over vrijheid van meningsuiting, gelijkwaardigheid, begrip en respect voor elkaar, verdraagzaamheid, autonomie, het afwijzen van onverdraagzaamheid en discriminatie.

De wet verplicht scholen het onderwijs uit te voeren en is onder andere gemaakt ten aanleiding van een recent onderzoek naar de cijfers van burgerschap in 24 verschillende landen. Uit het onderzoek bleek dat Nederlandse leerlingen relatief geringe kennis hebben over burgerschap in vergelijking met andere landen.

In de onderstaande bron ziet u hoeveel burgerschapskennis studenten procentueel hebben op elk niveau.

Bron: ICCS

Nederland doet het niet heel goed op het gebied van burgerschap. Het zou kunnen liggen aan de polariserende samenleving waar we in leven. De Jonge: “Er is altijd al polarisatie geweest. Maar als je naar de politiek kijkt is het altijd links of rechts en zijn er nu steeds meer ontwikkelingen die tot polarisatie lijden. De oplossing is praten met anderen, de andere perspectieven leren kennen.”

We zien in onze huidige maatschappij dat de polarisatie is toegenomen in tegenstelling tot voorgaande jaren. Radicale partijen radicaliseren verder, de politieke discussie verhardt en door social media worden we opgesloten in filterbubbels. Ook gender, klimaat en corona zijn thema’s waarbij mensen zich snel gedwongen voelen om een kant te kiezen.

Door al deze keuzes is het belangrijk dat mensen meer gaan verbinden met elkaar. Door de komst van het internet krijgen jongeren al op jonge leeftijd te maken met deze thema’s en lopen ze de kans in een filterbubbel te raken, wat hun afstand tot elkaar alleen maar zal vergroten. In een goed werkende samenleving zijn mensen zich juist bewust dat ze onderdeel uitmaken ven een groter geheel waarin ze zich willen inzetten voor de samenleving en conflicten willen oplossen.

Het lijkt wel of jongeren in Nederland zich een beetje gedistantieerd hebben van de samenleving. In onderstaande tabel zie je hoe Nederland als laagste scoort op hoe leerlingen de waarde van deelname aan school ervaren.

Bron: ICCS

De vraag is nu hoe we ervoor gaan zorgen dat het burgerschapsonderwijs aanslaat bij leerlingen. Er zijn door het Ministerie aanscherpingen gemaakt op de wet en er is een expertisepunt gelanceerd waar scholen terecht kunnen voor informatie, tips en inspiratie over het vormgeven van het onderwijs. Maar een echte handleiding over hoe je dit nou precies moet aanpakken als school is er niet. Dat komt door de wet vrijheid van onderwijs. De wet stelt dat het geven van onderwijs vrij is, maar de inspectie houdt wel toezicht op de kwaliteit van het onderwijs. Scholen mogen zich niet onttrekken aan het geven van de basisvaardigheden en er moet rekening gehouden worden met bepaalde godsdiensten of levensovertuigingen op bijzondere scholen.

Van Velsen zegt hier het volgende over: “Er zijn scholen die zeggen dat de wet burgerschap een inbreuk is op de vrijheid van onderwijs. Wij zien dat niet zo, juist omdat er ruimte is om vanuit je eigen visie invulling te geven aan dat onderwijs. Los van welke levensbeschouwelijke visie je ook hebt, hoe je school ook is ingericht, er is geen enkele reden om kinderen niet te leren wat het betekent om in Nederland te leven. School bereid je voor op een toekomst in onze maatschappij.”

Het is dus lastig om één enkele uitvoering te schetsen voor het onderwijs. Hoewel scholen verplicht aan burgerschap moeten doen, valt het breed te interpreteren. Uit een onderzoek naar burgerschapsonderwijs op Amsterdamse scholen blijkt dat de meest gebruikte methode het klassengesprek is. Daarnaast behandelen leraren ook vaak theorie in hun lessen en laten ze de leerlingen met regelmaat in groepen werken. Dit is een invulling die scholen zelf aan het onderwijs geven. Antropoloog De Jonge impliceert dat er een betere manier is om het te geven: “Verbinding maakt dat je een persoon maakt van een ander. Als je op papier leert over verschillende culturen, zie je misschien geen personen voor je. Goede manieren zouden buitenschoolse activiteiten of excursies kunnen zijn. Maar ook doormiddel van spelvormen met verschillende interacties of door de inzet van filmpjes. Deze methodes maken het risico op ‘othering’ kleiner. Dit begrip betekent dat je van mensen die ver van je af staan vreemden maakt, ‘wij versus zij’. Dat is kwalijk en daarom moet je ervoor zorgen dat iedereen binnen de ‘wij’ kan vallen. Dat je ziet dat we helemaal niet veel van elkaar verschillen.”

De druk op docenten is al hoog en met de nieuwe aanscherpingen van de wet burgerschapsonderwijs hebben ze er nog een taak bijgekregen. Wel een hele waardevolle taak, waar secuur mee om moet worden gegaan. De Jonge stelt: “het concept burgerschapsonderwijs vind ik mooi, maar het is de docent die het neutraal moet overbrengen. De persoonlijke opinie kan veel invloed hebben.”

Het is van belang dat scholen samen een visie creëren voor het burgerschapsonderwijs om het overzichtelijk en neutraal te houden. Uit onderzoek komt naar voren dat leraren vrij negatief zijn over het gezamenlijk werken aan burgerschapsonderwijs en dat er niet erg veel overleg is.

Een oplossing zou kunnen zijn: geef scholen een studiedag waarin leraren en directeuren met elkaar om de tafel kunnen om een gezamenlijke visie en onderwijsplan in te richten. Van Velsen zegt hierover: “Tijd is een eeuwigdurend probleem in het onderwijs. Het is ook echt aan scholen om daar op een slimme manier mee om te gaan. We hebben ook een onderwijs akkoord gesloten waarin de vakbonden, werkgeversorganisaties en wij afspraken hebben gemaakt over een aantrekkelijker beroep bij leeraren. Daar zit ook iets in over hoe je meer tijd zou kunnen vrijmaken.”

Burgerschapsonderwijs is een mooie vorm om jongeren meer te laten verbinden, maar er is werk aan de winkel. Scholen moeten om de tafel, er moeten excursies en spelvormen worden ingezet en jongeren moeten weer waarde gaan hechten aan hun deelname op school. Ze moeten het als een plek zien waar ze mogen verbinden met elkaar en al hun sociale frustraties en mentale problemen aan elkaar voor kunnen leggen. Zonder mobiel.

Reacties zijn gesloten.