Roze Règâhs-voorzitter Maron Pots wil dat supporters zichzelf kunnen zijn: “Ook homo’s houden van voetbal”

Maron Pots: “Ze moeten ons rugkabouters gewoon accepteren.” Foto: Pepijn van Wezenberg

Een voetbalstadion waarin iedereen zich thuis voelt, ook de homogemeenschap. Volgens Maron Pots, oud-FC Den Haag-hooligan, homo en inmiddels voorzitter van de Roze Règâhs, de eerste Nederlandse roze voetbalfanclub, kan het. “Die homofobe voetbalcultuur moet verdwijnen.”

Het is maar moeilijk voor te stellen dat de huidige voorzitter van de homofanclub van ADO Den Haag, Maron Pots, in de jaren ’70 en ’80 op totaal andere wijze bij zijn geel-groene liefde betrokken was. Waar de 65-jarige Pots vroeger nog een van de boegbeelden was van de Haagse harde kern, zet hij zich tegenwoordig in voor meer tolerantie op de tribunes. “We hebben al veel bereikt, maar zijn er nog lang niet.”

Er is nog geen halfuur gespeeld als Ahmad Mendes Moreira, speler van Excelsior Rotterdam, op 17 november 2019 in tranen het veld verlaat. Na meerdere racistische kreten naar zijn hoofd geslingerd te hebben gekregen, stapt hij samen met zijn ploeggenoten en tegenstander FC Den Bosch het veld af. Wat volgt is een korte staking en in september de campagne ‘Voetbal is van iedereen’. Zo zouden racisme en discriminatie zowel letterlijk als figuurlijk buitenspel moeten worden gezet.

Bij ADO Den Haag zetten de Roze Règâhs zich al langer in voor meer tolerantie. De in 2013 opgerichte supportersvereniging zorgt er beetje bij beetje voor dat de LHBTI’ers met een gerust hart naar ADO kunnen gaan en zich daar ook veilig voelen. “Onze oprichter is ooit nog eens voor het stadion in elkaar geslagen”, vertelt Pots. “Dat zal nu echt niet meer gebeuren. We hebben ons plekje in het Cars Jeans Stadion gevonden.”

Knuffel of zoen
Dat Pots ooit voorzitter van de dapperste supportersvereniging van Nederland zou worden, had hij zich vroeger niet kunnen voorstellen. De in de Schilderswijk opgegroeide Haarlemmer was allesbehalve een lieverdje tegen wie menig supporter opkeek. Of het door zijn bouw, reputatie of de tijdsgeest kwam, is lastig te zeggen. Maar Pots kon zijn vriend ‘gewoon’ meenemen en hem zelfs zoenen zonder dat er een haan naar kraaide.

“Ik nam mijn vriend altijd mee naar het stadion. De high five bestond nog niet dus wat doe je dan na een doelpunt? Je geeft elkaar een knuffel of een zoen. Heel af en toe keek er weleens iemand, maar dan zei ik ‘Heb je wat?’, waarna ze alweer bang wegdraaiden. Mijn mazzel is dat ik vrij groot en stevig ben en destijds al een naam had opgebouwd op Midden-Noord. Ze wisten dat ze niet met mij moesten dollen, want ik kwam naar ze toe.”

Toen Maron Pots in de jaren ’70 en ’80 naar het stadion ging, boeide het ‘geen flikker’ dat hij homo is. Inmiddels voert de KNVB campagne om de stadions weer homovriendelijk te maken. Foto: Pepijn van Wezenberg

De pestpleuris krijgen
Sindsdien is er veel veranderd in de stadions. Homofobe spreekkoren zijn de normaalste zaak van de wereld geworden en toenmalig KNVB-voorzitter Michael van Praag onthulde ruim een jaar geleden in de Gaykrant dat voetbalclubs homoseksuele spelers aanraden niet uit de kast te komen. Daarnaast maakte een anonieme Engelse Premier Leaguespeler afgelopen zomer in een brief bekend dat hij homo is, maar pas na zijn carrière uit de kast durft te komen. Simpelweg omdat de voetbalwereld daar nog niet klaar voor zou zijn. Het maakt Pots boos.

“Die spelers moeten zeggen dat iedereen de pestpleuris mag krijgen.” De woede straalt van zijn gezicht af, wanneer hij vertelt dat het voor clubs juist een positief effect kan hebben als een speler uit de kast komt. “In de jaren ’80 hadden we bij FC Den Haag Ahmet Keloglu op het middenveld lopen. Dat was de eerste Turk die in Nederland op het hoogste niveau speelde. Per wedstrijd kwamen er meer dan duizend toeschouwers die een los kaartje kochten om hun landgenoot te zien ballen. Wanneer een betaald voetballer eindelijk eens schijt heeft aan het homotaboe, ontstaat misschien hetzelfde effect. Dan nemen we pas écht stappen.”

Stoot voor zijn broodmolen
Hoe groot de homofobie in stadions is, ervoer Pots vorig seizoen nog. Een “gozer” van het huidige Midden-Noord maakte treiterige opmerkingen tegen hem en een ander bestuurslid van de Roze Règâhs, een transgender. “Hij verdiende echt een stoot voor zijn broodmolen, maar ik heb een heel gesprek met hem gehad en hem rustig uitgelegd wat een transgender inhoudt. Er ging een wereld voor hem open.”

In het rustig voeren van een gesprek, schuilt volgens Pots ook gelijk de oplossing. “Twee weken later liepen we die gast weer tegen het lijf. We verwachtten een vernietigende blik, maar in plaats daarvan kregen we een high five. En om het verhaal nog mooier te maken … een uur later zette hij een tray bier bij ons neer. Dat zijn de winstpunten die we halen. Ze moeten ons rugkabouters gewoon accepteren”, knipoogt de plat-Haagssprekende ex-hooligan. “Ook homo’s houden van voetbal.”

Maron Pots draagt zijn speciale Roze Règâhssjaal iedere thuiswedstrijd met trots. Foto: Pepijn van Wezenberg

Beslissingen over homo’s neem je met homo’s
Met de Roze Règâhs is Pots momenteel met vier andere Nederlandse clubs in gesprek, waarvan de supporters hebben aangegeven een roze fanclub te willen oprichten. Exacte aantallen over homofobie in het Nederlandse betaald voetbal mogen dan wel ontbreken, animo voor LHBTI-clubs is er dus wel zeker. In landen als Duitsland met 43 en Engeland met 38 roze fanclubs, zijn deze al de normaalste zaak van de wereld. Toch zijn de Roze Règâhs in Nederland nog altijd de enige.

“Als je de club niet volledig achter je krijgt, ben je als roze supportersvereniging gedoemd te mislukken. Je moet ergens op kunnen terugvallen. En nog belangrijker: de juiste mensen moeten op de juiste plaats zitten.” Pots doelt hiermee op de in september gestarte campagne ‘Voetbal voor iedereen’. “Hartstikke goed dat ze homofobe spreekkoren willen aanpakken, maar wij homo’s zijn daarin nu geen gesprekspartner. De beslissingen over homo’s neem je met homo’s.”

Steek die vlag maar in je reet
Een van de methoden om racisme en discriminatie te bestrijden, is de invoering van een app. Deze heeft niet alleen als doel om het anoniem melden van incidenten makkelijker te maken, ook data wordt verzameld. Daarnaast vergroot het de aanspreekcultuur op de tribunes, waardoor makkelijker kan worden opgetreden. Een goed plan, vermoedt Pots.

“Niet iedereen heeft zo’n grote mond als ik. Wanneer iemand ‘Hé kankerhomo!’ roept, draai ik me om en zeg dat ze ‘kanker’ moeten weglaten en gewoon ‘Maron’ mogen roepen. Dan zeggen ze altijd dat ze het tegen de grensrechter hebben, maar mijn gaydar vertelt ze dan dat die grens echt geen homo is. Al mag hij die vlag natuurlijk wel in zijn reet steken. Nee, maar even serieus”, voegt Pots er op ernstige toon aan toe. “Het is natuurlijk niet om te lachen.”

Een keer per jaar dragen alle eredivisieaanvoerders een regenboogband om de LHBTI-acceptatie te bevorderen. Foto: Pepijn van Wezenberg

Of LHBTI’ers in 2028 volledig zijn geaccepteerd in de sport, zoals volgens de Alliantie Gelijkspelen van de John Blankenstein Foundation, KNVB, hockeybond KNHB, sportkoepel NOC*NSF en Stichting Roze Voetbal Fanclubs het doel is, is nog maar de vraag. Al denkt Pots dat volledige acceptatie in 2028 haalbaar is. “In acht jaar kan veel veranderen. Maar laten we eens beginnen met iedereen in zijn waarde te laten. Dan komen we al een heel eind.”