Brandveiligheid is allesbehalve vanzelfsprekend

Judrick monteert een stuk brandwerend steenwol aan het plafond. I Foto: Pepijn van Wezenberg

Wie een tosti laat aanbranden, wordt al gauw gealarmeerd door zijn rookmelder. Toch is deze zichtbare herrieschopper maar een klein radertje in een vuurbestendig gebouw. Een brandveilig pand heb je niet zomaar.

“Ik zie daar nog een gaatje”, wijst brandweringsspecialist Adrie den Dulk aan zijn medewerker Messut. Met kritische blik en helm op het hoofd staren de twee naar het plafond, waar de pas aangebrachte steenwolpersing in rechte lijnen boven de nog glimmende buizen hangt. “Voor de rest ziet het er netjes uit”, concludeert Den Dulk, terwijl het geluid van de radio dwars door de kale wanden van de bouwput galmt. “Maar die kleine slordigheden moeten eruit. Zo wordt deze toekomstige school nooit brandveilig.”

Op een gure bouwput achter de Prinses Máxima-tunnel in Waddinxveen is Adrie den Dulk bezig aan zijn uitvoerdersronde. Als brandweringsspecialist is Den Dulk verantwoordelijk voor het brandveilig maken van gebouwen. Daarbij ligt de focus niet op het plaatsen van in het oogspringende rookmelders of brandblussers, maar houdt hij zich bezig met ‘niet-zichtbare’ brandpreventie. “Mensen zijn zich er totaal niet van bewust wat er allemaal bij brandveiligheid komt kijken. We zijn nu bezig met het plaatsen van steenwol. Zie je die gele laag daar boven aan het plafond? Wanneer je iemand vertelt dat dit jeukende spul volgens de regels vijftig centimeter boven de dakrand zit om brandoverslag te voorkomen, kijken ze je glazig aan.”

De toekomstige school staat nu nog compleet in de steigers. I Foto: Pepijn van Wezenberg

Dat mensen zich pas bewust worden van de eventuele gevolgen van een onveilig pand, blijkt volgens Den Dulk uit het feit dat het volgens hem eerst moet misgaan voor er aandacht aan wordt besteed. Zo brak er in de zomer van 2017 brand uit op de vierde verdieping van de Londense Grenfell Tower. Het vuur verspreidde zich zo snel dat de complete toren in een mum van tijd in lichterlaaie stond. 72 mensen kwamen om het leven. Een ramp die ook de veiligheid van Nederlandse panden op scherp zette. Al jaren dringt de brandweer bij het ministerie van Binnenlandse Zaken aan op aanscherping van de voorschriften, tevergeefs.

“Met zo’n twintig tot dertig slachtoffers per jaar die omkomen door brand, is Nederland een relatief veilig land”, legt Paul Frijters van Brandweer Hollands Midden uit. “Dat zijn minder doden dan in het verkeer. Maar het risico op brand is nog te groot, ondanks de vele regels. De brandweer moet bij brand binnen acht minuten ter plaatste zijn, maar de tijd die iemand heeft om te vluchten ligt vaak lager. We komen je dus niet redden. Dat moet je zelf doen. Vandaar dat een gebouw de brand zoveel mogelijk de baas moet zijn.”

Den Dulk moet zich stevig vasthouden om veilig beneden te komen. I Foto: Pepijn van Wezenberg

Den Dulk is ondertussen via een wankele houten trap afgedaald naar de onderste verdieping. Samen met zijn collega’s begeeft hij zich langs de timmermannen, metselaars, buizen en platen, terwijl het stof alle kanten opdwarrelt. Bij het raam stopt de groep om een staalconstructie te bekijken. “Welke kleur wil je hem hebben”, vraagt Den Dulk. “Doe maar helemaal goud”, lacht de meegelopen aannemer. “Met kleine zwarte accentjes alsjeblieft, zodat het lijkt alsof we van het kamp komen.” “Zeg, we hebben geen tatoeages op ons hoofd”, schatert Den Dulk die zijn slappe lach amper meer kan bedwingen.

Op het witte stalen kruis voor het raam moet een brandwerende coating worden aangebracht. Bij brand zorgt de hitte ervoor dat de emulsie opzwelt tot een dikke schuimlaag. Zijn isolerende werking beschermt de constructie op deze manier tegen een eventuele bezwijking van het pand. Aan Den Dulk en zijn mannen de taak om de constructie brandwerend en dus veilig te maken. “Vergeet niet om hem eerst goed te schuren”, attendeert Den Dulk aan Messut en Judrick. De twee bekijken de constructie die ze straks moeten spuiten grondig. “Komt goed.”

“Maak het kruis maar helemaal goud met zwarte accenten.” I Foto: Pepijn van Wezenberg

Naast het aanbrengen van een coating, zijn er tal van opties om een constructie brandveilig te maken. Maar wanneer een pand daadwerkelijk de status ‘brandveilig’ verdient, verschilt per gebouw. Vanuit de overheid liggen de wetten en regels vastgelegd in het Bouwbesluit 2012. Met de voorschriften uit het Bouwbesluit wil de overheid niet alleen de kans beperken dat een brand kan ontstaan en uitbreiden. Mensen die zich in een brandend pand bevinden, moeten voldoende tijd hebben om een veilige plaats te bereiken. Daarnaast moet het Bouwbesluit ervoor zorgen dat een brand wordt beperkt tot het eigen perceel en de eerder genoemde brandoverslag wordt voorkomen. Al met al moet de schade in alle opzichten dus zoveel mogelijk beperkt blijven.

Toch krijgt niet ieder pand te maken met dezelfde regels. “In het Bouwbesluit 2012 wordt onderscheid gemaakt tussen een bestaande en nieuwe situatie”, legt Nico Scholten, hoogleraar civiele techniek en overheidsadviseur bouwregelgeving, uit. “Dit houdt in dat een nieuw pand moet voldoen aan alle regels uit het Bouwbesluit 2012. Bij een bestaand pand dat wordt gerenoveerd is dit een stuk lastiger. Een oud herenhuis kan tijdens een renovatie bijvoorbeeld niet helemaal worden omgebouwd. Deze moet daarom voldoen aan de regels die destijds bij de bouw golden. Hierdoor verschilt de term ‘brandveilig’ per gebouw.”

Onder andere waterleidingen en datakabels worden later weggestopt in buizen die worden gevuld met brandwerend materiaal. Foto: Pepijn van Wezenberg

Het toekomstige schoolgebouw in Waddinxveen, dat nu nog in de steigers staat en is gevuld met de geur van pas gezaagd hout met vleugjes lijm, wordt voor de oplevering eerst nog gecontroleerd door een brandveiligheidsingenieur. Deze inspecteert het complete gebouw grondig en zal Den Dulk en zijn mannen wijzen op gemaakte fouten. Om uiteindelijk niet op slordigheden afgerekend te kunnen worden, spreekt Den Dulk Messut en Judrick streng toe. “Waarom staat die steiger daar zo te wankelen? Dat kan niet. Als je al gevaarlijk met het gereedschap omgaat en onveilig werkt, hoe kan je dan een goed product afleveren? Jullie moeten consequenter zijn.”

Brandveiligheidsingenieur Rens Verbakel is blij dat brandweringsspecialisten er tijdens de bouw al op toezien dat het werk nauwkeurig gebeurt. “Het brandveilig maken van een gebouw, begint bij de architect. Deze kijkt waar bijvoorbeeld vluchtroutes moeten komen en hoe kan worden voorkomen dat deze bij brand onder rook komen te staan. Dit zijn aspecten die niet in het oog springen en letterlijk achter de muren zitten. Wanneer hier fouten in worden gemaakt, kom je daar pas achter op het moment dat het daadwerkelijk misgaat. Er is sprake van actie, reactie. Helaas is dit meestal het geval bij brand.”

Den Dulk stuit tijdens het afronden van zijn tussentijdse inspectie voor de tweede keer op een gaatje. Aan de zijkant van een reep steenwol ontbreekt een minuscuul stukje. “Dit bedoel ik met consequenter zijn Messut.” Verontschuldigend kijkt de jongen naar de grond. “Stel je voor: je hebt een boot met elf gaten en je maakt er tien dicht. Hoe ver ga je dan varen?” Het blijft stil. “Dat bedoel ik.”

Den Dulk en Messut inspecteren de pas geplaatste steenwol. I Foto: Pepijn van Wezenberg
Den Dulk ziet een gaatje. I Foto: Pepijn van Wezenberg

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Messut en Judrick worden door Den Dulk weer aan het werk gezet. Aan het einde van de dag moeten de twee naast het invullen van hun gewerkte uren ook een paar foto’s naar Den Dulk sturen. Zo wordt de vordering precies in kaart gebracht, zodat kan worden vastgehouden aan de planning en er over een aantal maanden een brandveilig pand staat.

“Dat blijft toch altijd wel een momentje om reikhalzend naar uit te kijken”, vertelt Den Dulk met een grijns op zijn gezicht. “Zo’n bouwput is niet de fijnste plek om te werken. Kijk alleen al naar de grote plas waar we nu met onze schoenen in staan. Het is hier nat, koud en het werk dat de jongens verrichten is zwaar. Maar je doet het samen. We gaan er met zijn allen tegenaan en houden het gezellig. Dát siert de bouw. Als we over een paar maanden terugkijken, kunnen we toch weer vol trots zeggen dat we het opnieuw hebben geflikt. Een brandveilig pand staat. En dat is belangrijk, want brandveiligheid mag nooit worden onderschat.”