Artikelen

De Holocaust in Belgrado: van bruisend leven naar brute leegte

Voor de Tweede Wereldoorlog begon was Belgrado het bruisende centrum van het Joodse leven in Joegoslavië, maar met de Duitse bezetting in 1941 veranderde de stad in een toneel van systematische vervolging en massamoord. De hoofdstad van Servië werd daarmee een van de eerste plekken in Europa waar de Holocaust zich in volle omvang voltrok. Hoe kon het dat uitgerekend Belgrado het epicentrum werd van de vernietiging van bijna een hele gemeenschap?

In het noorden van Belgrado, pal naast het fameuze Kalemegdanpark, ligt de wijk Dorćol. Deze wijk was ooit het centrum van de Joodse gemeenschap in de stad, de grootste van het hele voormalige Joegoslavië.

Aan de noordzijde van Dorćol staat sinds 1990 een metershoge menora, omhuld door vlammen. Uit het beeld steken menselijke hoofden en ledematen. Op het monument staat in het Servisch, Hebreeuws en Engels geschreven:

‘AAN DE JOODSE SLACHTOFFERS VAN DE NAZIGENOCIDE IN BELGRADO EN SERVIË 1941-1944’

Bron: Rick Nieborg.

De oorsprong van het Joodse leven in Belgrado loopt terug naar de 13e en 14e eeuw, toen verschillende gemeenschappen vanuit Hongarije en Italië zich in de stad vestigden. Tegen het begin van de Duitse bezetting van voormalig Joegoslavië bestond de gemeenschap uit zo’n 10.000 tot 12.000 mensen.

Volgens historicus, schrijver en onderzoeker Milan Koljanin hadden de Joden een belangrijke plaats in de gemeenschap:

‘In het interbellum waren Joden hier in Servië en Joegoslavië heel nauw verbonden met de samenleving. Er waren veel prominente Joden in het publieke leven, zakenleven, de bankenwereld en in de kunst. Ook waren er Joodse diplomaten. In 1939 stuurde Prins Paul de militair, diplomaat en Joodse leider David Albala zelfs voor een geheime missie naar Amerika. Het land bevond zich toen al in een lastige situatie omdat ze, behalve in het zuiden, werden ingesloten door vijanden als de Nazi’s, Bulgarije en Hongarije. David Albala kreeg daarom de opdracht leningen af te sluiten en wapens en voertuigen te kopen.’

Ondanks de Joodse bijdrage aan de gemeenschap werden de eerste antisemitische tekenen al voor de bezetting zichtbaar. Koljanin vertelt:

‘Joegoslavië zat niet op een oorlog te wachten en hoewel er een sterk anti-Duits sentiment heerste door de Eerste Wereldoorlog probeerden ze een balans te zoeken tussen de Asmogendheden en de Westerse machten. Onder Duitse invloed werden in 1940 al enkele anti-Joodse wetten ingevoerd. Zo werd bijvoorbeeld het aantal Joden op het hoger onderwijs beperkt.’

Apriloorlog

Duitse Panzerkampfwagen II tentoongesteld in het Kalemegdanpark bij het militair museum. Bron: Rick Nieborg.

De neutraliteit van Joegoslavië eindigde op 25 maart 1941. Toen trad het land toe tot het driemogendhedenpact, waarmee het zich formeel aansloot bij de asmogendheden. Op deze manier hoopte de regering de Duitse druk te verminderen en de autonomie te bewaren. De aansluiting bij de asmogendheden was echter verre van populair en stuitte vooral in Servië en Montenegro op veel weerstand.

Deze weerstand leidde twee dagen later, op 27 maart 1941, tot een staatsgreep waarbij Servische officieren regent Prins Paul afzette. Hij werd vervangen door de 17-jarige Koning Peter II en de toetreding tot het driemogendhedenpact werd verworpen. Hitler ontstak in woede door de ontwikkelingen in Joegoslavië en gaf nog dezelfde avond het bevel om het land binnen te vallen.

Op 6 april 1941 werd het bevel ingewilligd in de vorm van ‘Unternehmen Strafgericht’ (Operatie Strafexpeditie). Bij deze massale luchtaanval op Belgrado wierpen zo’n 470 bommenwerpers bijna een half miljoen kilo aan bommen op de stad. De vernietiging van militaire communicatie en infrastructuur verlamde het Joegoslavische leger, waardoor de Duitse, Italiaanse, Hongaarse en Bulgaarse troepen snel konden oprukken.

Belgrado werd ingenomen op 12 april 1941. Vijf dagen later volgde de onvoorwaardelijke overgave van Joegoslavië. Vervolgens werd het land opgedeeld onder de overwinnaars met uitzondering van Kroatië en Bosnië-Herzegovina, dat verder ging als de Onafhankelijke Staat Kroatië. Deze nieuwe staat was in feite een fascistische satellietstaat van Duitsland en Italië. Het grootste deel van Servië kwam onder direct Duits bestuur te staan, waarvan Belgrado het machtscentrum werd. De door de Duitsers aangestelde marionettenregering bezat geen werkelijke autonomie en stond volledig onder controle van het naziregime.

SS-Untersturmführer Fritz Klingenberg geeft een interview aan een Duitse oorlogscorrespondent over de vooruitgang in Joegoslavië. Bron: Wikipedia Commons.

Begin van het einde

Al vrij snel na de machtsovername werden de eerste anti-Joodse maatregelen ingevoerd. Zo werden alle Joden geregistreerd en verplicht om gele armbanden met daarop het woord ‘Jood’ of een Davidsster te dragen.

Ook werden zowel mannen als vrouwen ingezet voor dwangarbeid en moesten ze bijvoorbeeld het puin opruimen dat het Duitse bombardement had veroorzaakt. Voor dit werk kregen ze geen cent en ook moesten ze zelf aan voedsel zien te komen. Hoewel alle gemeenschapsactiviteiten werden verboden slaagde de Vertretung, een door de Duitsers aangestelde Joodse representatie, erin om openbare keukens en medische diensten te organiseren.

Registratie van Joden in Belgrado. Bron: Bundesarchiv.

De Duitse bezetter begon ook al snel met het toe-eigenen van de eigendommen en huizen van Joodse inwoners van Belgrado. Hierbij werden ze geholpen door Volksdeutchen (etnische Duitsers), waarvan er zo’n 20.000 in Belgrado woonden. Ze leidde de bezetters naar huizen en winkels van Joden, waarbij ze alles plunderden wat de nazi’s achterlieten. Volgens historicus en schrijver Rade Ristanović waren vele Volksdeutchen al voor de oorlog overtuigde nazi’s.

‘Al voor de oorlog waren veel van deze mensen door propaganda al genazificeerd. Dit was handig voor de nazi’s, omdat ze bijvoorbeeld de taal spraken en dus ook hetzelfde gedachtegoed hadden. Ze kregen verschillende taken binnen het regime na de bezetting en uiteindelijk werd er zelfs een SS-divisie opgericht die bestond uit Servische Volksdeutchen. Ook Peter Krieger, één van de meest beruchte oorlogsmisdadigers uit het Banjica-concentratiekamp, was er één.’

Het propaganderen ging tijdens de bezetting overigens onverminderd door. Zo werden er bijvoorbeeld acties georganiseerd om mensen bewust te maken van het ‘gevaar’ van het Joodse volk. Milan Koljanin vertelt:

‘Vanaf de zomer van 1941 begonnen, net als in andere landen, propaganda-acties tegen Joden. Er werden bijvoorbeeld antisemitische tentoonstellingen georganiseerd. Joden werden op basis van valse beschuldigingen neergezet als communisten, vrijmetselaars en plutocraten, en tegelijkertijd als aanhangers van de Sovjet-Unie, Groot-Brittannië en later ook Amerika.’

Poster voor een antisemitische tentoonstelling in Belgrado. De poppen moeten Stalin en Churchill voorstellen. Bron: Wikipedia Commons.

De nazi-agressie beperkte zich niet alleen tot Joodse mensen, winkels en huizen; ook de gebedshuizen moesten het ontgelden. Zo werd de Sukat Shalom-synagoge, vandaag de dag de enige actieve synagoge in Servië, ontheiligd door er een bordeel voor officieren van te maken. De Bet Yisrael-synagoge werd een opslag voor geroofde Joodse bezittingen, voordat zij aan het einde van de oorlog door de Duitsers werd opgeblazen.

Gewapend verzet

Ondanks het relatief snel neergeslagen verzet van het Joegoslavische leger in de Apriloorlog, werd de opstandige geest van de antifascisten in het bezette gebied van het voormalige Joegoslavië niet gebroken. Gesterkt door het anti-Duitse sentiment afkomstig uit de Eerste Wereldoorlog voerden verschillende groeperingen guerrilla-aanvallen en sabotageacties uit tegen de nazi’s en hun bondgenoten.

Aan het begin van de bezetting waren het vooral de royalistische Četniks die zich hiermee bezighielden. Niet veel later kwamen ook de communistische Partizanen onder leiding van Josip Broz Tito, de latere naoorlogse leider van Joegoslavië, hierbij. Om het gewapende verzet te breken gingen de Duitsers over op harde maatregelen. In juli en augustus werden zo’n 5.000 Joodse mannen in Belgrado gearresteerd en vastgezet in twee net geopende concentratiekampen: het Banjica-kamp en het Topovske Šupe-kamp. Als antwoord op verzetsacties begonnen de nazi’s gijzelaars, veelal Joden, te executeren. De eerste massale executie vond plaats op 29 juli, toen 122 ‘Joden en communisten’ werden doodgeschoten.

De twee voorste gebouwen zijn originele panden van het Topovske Šupe-kamp. Bron: Rick Nieborg.

Een replica van de slaapvertrekken in het Banjica-kamp. In het gebouw van het voormalige kamp is nu een museum. Bron: Rick Nieborg.

Vervolgens werden er groepen van 150 tot 400 mannen geselecteerd, zogenaamd voor arbeid in Oostenrijk. In realiteit werden deze mannen geëxecuteerd op verschillende executieplaatsen rondom Belgrado. Eén van deze executieplaatsen bevond zich in de bossen bij de wijk Jajinci, in het zuiden van Belgrado. Jajinci, waar meer dan 80.000 Serven, Joden en Roma werden vermoord, was de grootste executieplaats in Servië ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. In 1988 werd er op deze plek een herinneringspark geopend.

Het monument in het herinneringspark Jajinci. Op deze plek werden de executies uitgevoerd. Bron: Rick Nieborg.

Persoonlijke wraak

Ondanks de zware Duitse maatregelen bleef het verzet groeien. In het geval van Tito’s communistische partizanen werd dit nog eens versterkt door Operatie Barbarossa, de Duitse aanval op de Sovjet-Unie. Om de regio te pacificeren en het verzet de kop in te drukken werd in september 1941 de Oostenrijker Franz Böhme naar Belgrado gestuurd als Bevollmächtigter Kommandierender General in Serbien, de hoogste militaire post in Servië.

Böhme bracht structuur in het massaal vermoorden van gijzelaars als antwoord op verzetsacties. Voor elke dode Duitse soldaat werden honderd gijzelaars vermoord, een gewonde soldaat kostte vijftig gijzelaars het leven. In oktober 1941, de eerste volledige maand van zijn ambtstermijn, gaf hij opdracht tot zijn eerste massamoord: 2.100 Joden, Roma en communisten werden vermoord als vergelding voor de dood van 21 Duitse soldaten. Eind oktober en begin november liet hij nog eens 2.200 Joden en Roma ombrengen, ditmaal als reactie op een partizanenaanval bij Valjevo. Rade Ristanović legt uit waarom zowel het verzet als de daaropvolgende represailles in Servië heviger was in vergelijking met andere bezette gebieden.

Een Duitse soldaat richt zijn wapen op een gevangene op de executieplaats Jajinci. Bron: Wikipedia Commons.

‘Het ging niet alleen om de Joden, maar ook om de Serven. De Duitsers keken op de Slavische Serven neer, als Untermenschen. In hun hiërarchie van volkeren stonden de Serven ergens helemaal onderaan. Daarnaast waren er ook veel officieren, zoals Franz Böhme, die tijdens de Eerste Wereldoorlog in het leger van Oostenrijk-Hongarije vochten. Böhme zag het ook als een soort persoonlijke wraak.

Ook belangrijk is dat jezelf opofferen voor je land het fundament van de Servische identiteit is. Zo hebben we onszelf bijvoorbeeld gedurende de 19e eeuw losgemaakt van het Ottomaanse Rijk. Deze identiteit gaf een sterke basis voor het gewapend verzet, en is daarnaast de reden dat het verzet hier heviger was dan op andere plaatsen.’

De systematische massamoorden op Joden nabij Belgrado, wat in feite het begin van de Holocaust inluidde, is bijzonder te noemen. Zo werden de executies uitgevoerd door Wehrmacht-soldaten, oftewel reguliere Duitse troepen. Dit terwijl massamoorden in Polen en de Sovjet-Unie vaak door speciale Einzatsgruppen werden uitgevoerd. Daarnaast begon het gericht en systematisch vervolgen van Joden al voordat hier formeel toe werd besloten door de nazitop. Dat gebeurde namelijk pas op 20 januari tijdens de Wannseeconferentie, een bijeenkomst van hoge nazi’s nabij Berlijn. Milan Koljanin:

‘Op deze manier probeerden de Duitsers twee problemen op te lossen. De ene was het Joodse vraagstuk, want hoewel de Wannseeconferentie nog niet geweest was wisten ze al dat de Joden dood moesten. Daarnaast probeerden ze zo dus het verzet te breken. Door de Joden in kampen in de buurt van Belgrado en andere delen van Servië op te sluiten vormden ze een belangrijk reservoir aan gijzelaars. Het was heel eenvoudig om deze mensen uit de kampen te halen en ze te executeren.’

Franz Böhme bleef in Belgrado tot begin december 1941, toen hij werd vervangen door generaal Paul Bader. Na de oorlog werd hij gearresteerd door de Britten en naar het Neurenberg Tribunaal gestuurd voor zijn rol in de misdaden op de Balkan. Voor hij berecht kon worden pleegde hij op 29 mei 1947 zelfmoord in de gevangenis.

Franz Böhme. Bron: Bundesarchiv.

Sajmište

Tegen het einde van 1941 waren bijna alle Joodse mannen vermoord. Hoewel het Banjica-concentratiekamp in functie bleef sloot Topovske Šupe begin december 1941. De laatste gevangenen van dit kamp werden te werk gesteld op het beursterrein Sajmište aan de linkeroever van de Sava. Voor de oorlog werden hier, door diverse landen, tentoonstellingen van handelswaren georganiseerd. De Duitsers besloten hier een concentratiekamp van te maken bestemd voor de Joodse- en Romavrouwen en kinderen. Op deze wijze hielpen de mannen van Topovske Šupe, onbewust en gedwongen mee, aan de moord op hun eigen vrouwen en kinderen.

De Duitsers noemden het nieuwe concentratiekamp ‘Judenlager Semlin’. Vanaf december 1941 werden zo’n 6.000 Joodse vrouwen en kinderen en enkele honderden Roma’s hier opgesloten. De omstandigheden in het kamp waren slecht. Voedsel was schaars en velen stierven door de kou die de winter van 1941-1942 met zich meebracht.

De centrale toren van Sajmište. Bron: Rick Nieborg.

Eén van de gevangenen was Hilda Dajč, een Joodse architectuurstudente uit Belgrado. Ze liet zich vrijwillig opsluiten om als verpleegster mensen in het kamp te helpen. Van Dajč zijn vier brieven bewaard gebleven die ze schreef naar twee schoolvriendinnen. Deze brieven werden naar buiten gesmokkeld door personeel van het ziekenhuis dat zich in het kamp bevond en bieden een bijzonder inkijkje in de leefomstandigheden in het kamp. In een brief de ze schreef rond 13 december aan haar vriendin Nada Novak schrijft Dajč bijvoorbeeld:

‘Hier is het zo, ik weet niet hoe ik het moet omschrijven, het is eigenlijk gewoon een enorme koeienstal voor 5.000 mensen of meer, zonder muren, zonder afscheidingen, iedereen zit bij elkaar in dezelfde ruimte. We krijgen ontbijt of avondeten, begeleid door de meest beledigende woorden, en daarbij verdwijnt je eetlust en heb je geen honger meer.’

In maart 1942, nadat in januari op de Wannseeconferentie de coördinatie van de Holocaust werd geformaliseerd, gingen de nazi’s over op de systematische moord van de gevangenen. Dit deden ze door het gebruik van speciale gaswagens en dat betekende de eerste moorden doormiddel van gas. Milan Koljanin, verbonden aan het herinneringscentrum van het Sajmište-kamp vertelt:

Kapotte gaswagen in Chelmno. Een soortgelijke gaswagen werd in Belgrado gebruikt. Bron: Wikipedia Commons.

‘Elke dag, en soms twee keer per dag, werden er tussen de zestig en tachtig mensen in de gaswagen gestopt. De brug was door de gevechten in de Apriloorlog beschadigd en dus reden ze over een door de Duitsers gebouwde pontonbrug. Eenmaal aan de overkant verbond één van de chauffeurs de pijp van de motor met de achterkant van de wagen en werden de mensen vergast. Vervolgens reden ze naar Jajinci waar de doden werden uitgeladen.’

Dat het moorden plaatsvond aan de andere kant van de Sava heeft volgens Koljanin een bijzondere reden:

‘Het kamp stond op het gebied van de Onafhankelijke Staat Kroatië. Daarom werden ze aan de Servische kant van de rivier de Sava gedood, en niet aan de Kroatische kant. Het was hun bezette land, en deze Joden waren Servische burgers; ze wilden hen op Servische bodem doden.’

Rond 10 mei 1942 waren nagenoeg alle Joodse gevangenen, waaronder Hilda Dajč, vermoord. Hierna kreeg het kamp de functie van detentiekamp, de nieuwe inwoners waren verzetslieden, communisten en andere politieke gevangenen. Aan het eind van de oorlog werden er tijdelijk opnieuw enkele Joden opgesloten. Deze Joden kwamen uit Kosovo en werden overgebracht naar het kamp Bergen-Belsen in Duitsland.  

Een pand uit de concentratiekamptijd heeft tegenwoordig een horecafunctie. Bron: Rick Nieborg.

Judenrein

Nadat de Joodse vrouwen en kinderen vermoord waren verklaarde Emanuel Schäfer, hoofd van de Gestapo in Servië, dat Belgrado als eerste grote stad ‘Judenrein’ (vrij van Joden) was. Schäfer was in januari 1942 in Belgrado gearriveerd en was zodoende verantwoordelijk voor de moorden met de gaswagen.

Diezelfde zomer ging hoofd van de burgerlijke administratie Harald Turner nog een stap verder. Hij verklaarde dat niet alleen Belgrado maar in heel Servië het Joden- en Zigeunerprobleem was opgelost. Hoewel in feite Estland het eerste land was waar de Joodse bevolking volledig was uitgeroeid, presenteerde Turner het alsof Servië dit was. Volgens Milan Koljanin bewees de grootschalige moord van Joden in Servië en de Sovjet-Unie voor de Duitsers dat grootschalige genocide mogelijk was in alle bezette gebieden:

‘De Holocaust begon niet in Duitsland of Polen wat vaak gedacht wordt, maar begon op de Balkan en in de Sovjet-Unie. Wat er in Servië gebeurde was geen losstaand voorbeeld, maar onderdeel van dezelfde logica: in de Sovjet-Unie als onderdeel van de strijd tegen het Rode Leger en in Servië als reactie op het heftige verzet tegen de Duitse bezetter.’

Voor de nazi’s vormden beide regio’s één front in hun oorlog tegen het ‘wereldjodendom’. Wat begon in de Sovjet-Unie en in Servië breidde zich later uit naar de rest van Europa. In die zin waren deze gebieden voorlopers van wat een continentale genocide zou worden.’

Overleving

Hoewel Belgrado als eerste grote stad Judenrein werd verklaard wist een klein gedeelte te ontsnappen aan de Duitsers. Zo wisten sommigen anoniem te blijven door zich niet te registreren bij de Duitsers en papieren te vervalsen, of door onder te duiken. Volgens Rade Ristanović waren de juiste connecties hierbij essentieel.

‘Joden die in Belgrado wilden blijven, hadden een valse identiteit nodig. Sommigen kwamen daaraan via geld, anderen via familie- of vriendschapsbanden. De meesten ontvluchtten de stad vervolgens en vonden onderdak in dorpen op het platteland, waar de situatie veiliger was. In Belgrado zelf was dat veel lastiger: het was een kleine stad waar je jezelf moest onderhouden, naar school moest of werk moest vinden. Toch zijn er enkele gevallen bekend van mensen die er de hele oorlog wisten te overleven.’

Ook bood de instabiliteit in het bezette Joegoslavië indirect bescherming. Door de voortdurende aanwezigheid van partizanen en andere verzetsgroepen raakte de machtsstructuur versnipperd. Hierdoor bleven sommige gebieden tijdelijk buiten bereik van Duitse of collaborerende autoriteiten. Zulke zones konden dienen als schuilplaatsen of als doorgangsroute naar veiligere oorden.

Op deze manier sloten veel Joodse vluchtelingen zich aan bij de partizanen om zo tegen de Duitsers te kunnen vechten. Volgens Milan Koljanin was het aansluiten bij de partizanen een belangrijke overlevingstactiek, omdat de vluchtelingen zo bescherming van een groep genoten.

‘Sommige Joden stonden zelfs aan de absolute top van de partizanenbeweging. Bijvoorbeeld Moša Pijade, die ook uit Belgrado kwam. Hij was een belangrijke leider van de partizanen en was heel erg close met Tito. Na de oorlog ging hij de politiek in waar hij dus ook met Tito samenwerkte.’

Josip Broz Tito (l) en Moša Pijade (r) tijdens de oorlog. Bron: Wikipedia Commons.

Heropbouw

Door zich aan te sluiten bij de partizanen speelden de Joden uit Belgrado een belangrijke rol bij de bevrijding van hun eigen stad. In een gezamenlijk offensief met het Rode Leger van de Sovjets werd de stad op 20 oktober 1944 bevrijdt. Op dit moment waren er in heel Joegoslavië slechts zo’n 15.000 Joden in leven. Van de Joden uit Belgrado, voor de oorlog een gemeenschap van 10.000 tot 12.000 mensen, waren er slechts enkele honderden over.

De begraafplaats van De Bevrijders van Belgrado. Hier rustten 2.944 partizanen en 961 Sovjet-soldaten die omkwamen bij de Slag om Belgrado. Bron: Rick Nieborg.

Na de oorlog wist Tito, gesteund door de Sovjets en met goedkeuring van de Westerse geallieerden, aan de macht te komen. Tito’s communistische regime bevorderde bratstvo i jedinstvo (‘broederschap en eenheid’) als centrale ideologie, waarbij etnische identiteit ondergeschikt was aan het idee van één Joegoslavische natie.

De T34-tank van het Rode Leger tentoongesteld in het Kalemegdanpark bij het militair museum. Bron: Rick Nieborg.

In tegenstelling tot andere communistische landen, waar in grote mate antisemitisme was, kregen Joden in Joegoslavië meer culturele vrijheden. Dit kwam onder andere omdat volgens Tito de Joden een belangrijke bijdrage in zijn strijd tegen de Duitsers hadden gehad. Slachtofferschap werd erkend, mits ingekaderd in het bredere narratief van antifascistische heldenmoed en socialistische eenheid. Het leed werd erkend, maar gepresenteerd als onderdeel van het collectieve antifascistische verzet, en niet als specifiek Joods lijden.

Joegoslavië was tot de Zesdaagse Oorlog van 1967 een van de weinige communistische landen met openlijke diplomatieke betrekkingen met Israël. Tussen 1948 en 1952 emigreerden ongeveer 8.000 Joegoslavische Joden legaal naar Israël, terwijl bijvoorbeeld in de Sovjet-Unie Joden het land vaak niet mochten verlaten. In diezelfde periode werden er in Belgrado bijeenkomsten gehouden ter ere van de oprichting van de staat Israël, waarbij Israëlische vlaggen, het volkslied Ha-Tikvah en Hebreeuwse toespraken openlijk onderdeel waren van de ceremonie.

Een belangrijk symbolisch moment was de onthulling van vijf monumenten in 1952, in onder meer Belgrado, Zagreb en Sarajevo, ter nagedachtenis aan de ‘Joodse slachtoffers van het fascisme’. Het monument in Belgrado werd geplaatst op de Sefardisch-Joodse begraafplaats en staat daar vandaag de dag nog.

Het monument op de Joodse begraafplaats. Deze begraafplaats bevindt zich pal naast de begraafplaats van De Bevrijders van Belgrado. Bron: Rick Nieborg.