Meer dan Oranje

In de hedendaagse voetballerij wordt de discussie over dubbele nationaliteit steeds meer aanwezig. Spelers die zijn geboren in het ene land maar via hun ouders of grootouders recht hebben op een tweede paspoort, komen vaak voor een lastige keuze te staan. Voor welk nationaal team kiezen ze? Deze keuze wordt beïnvloedt door een mix van culturele bindingen, sportieve kansen, maatschappelijke verwachtingen en politieke machtsspelletjes. Daarmee is de keuze meer dan een sportieve, ze laten zien hoe mensen met een migratieachtergrond worden neergezet.  

Volgens professor doctor Gijsbert Oonk, sportsocioloog aan de Erasmus Universiteit, bestaan er meerdere vormen van burgerschap die voetballers beïnvloeden. ”Aan de ene kant heb je dik burgerschap, waar iemand echt is verweven in een land: geboren, opgegroeid, getraind. Aan de andere kant heb je dun burgerschap, waarbij iemand bijvoorbeeld puur om sportieve redenen voor een land uitkomt, vaak zonder persoonlijke en culturele binding.” Tussen deze uitersten bevinden zich een grote hoeveelheid tweede- en derde generatie migranten in Nederland, vooral van Turkse en Marokkaanse afkomst. Vaak leven de spelers met één been in de Nederlandse samenleving en één in de cultuur van hun ouders. Oonk vergelijkt dit met een scheiding: ”Je vraagt een kind ook niet om te kiezen tussen vader of moeder. In deze gevallen moet een jonge voetballer kiezen voor één land, terwijl meningen van meerdere kanten op hem inwerken. Nederland, de media, ouders, vrienden, bondscoaches. Je kunt het onmogelijk iedereen naar de zin maken.”  

Sjoerd Mossou, sportjournalist voor het Algemeen Dagblad, legt uit dat media en publieke opinie in sommige gevallen meer nadruk leggen op symbolische keuzes dan op de sportieve werkelijkheid. ”Het wordt vaak gepresenteerd alsof een speler een soort loyaliteitsverklaring af moet leggen. Terwijl een speler eigenlijk gewoon de beste keuze wil maken voor zijn carrière en ontwikkeling.” Oonk vult aan dat dit beeld niet volledig objectief is: ”De media zijn zelf ook de samenleving en vormen die ook. Ze zijn niet enkel een spiegel maar ook een partij die bepaalt hoe keuzes beleefd worden”.  

”Toen werd multiculturalisme nog gevierd, tegenwoordig is het veel meer politiek geladen.”

prof. dr. Oonk

De discussie rondom dubbele nationaliteit is niet nieuw, echter heeft deze zich de afgelopen jaren sterk ontwikkeld. In de jaren vijftig werden spelers als Humphrey Mijnals als exotisch gezien: nieuw maar geaccepteerd en vaak gevierd als integratiesymbool. Oonk verklaart: ”Toen werd multiculturalisme nog gevierd, tegenwoordig is het veel meer politiek geladen.” Dit wordt duidelijk in voorbeelden van Turkse en Marokkaanse spelers in Nederland. Terwijl hun aanwezigheid vroeger eerder werd gezien als een verrijking voor het Nederlandse voetbal, zijn de keuzes van diezelfde spelers nu onderwerp van discussie tussen bonden, media en zelfs de politiek.  

Als we kijken naar de cijfers blijft het aandeel spelers met een dubbele nationaliteit op wereldkampioenschappen stabiel rond de 8 tot 12%, zo vertelt Oonk. ”Je zou denken dat migratie toeneemt en dus ook dit aandeel, maar het percentage blijft stabiel. Wel zien landen met een sterke migratietraditie zoals Nederland, Frankrijk en de Verenigde Staten relatief meer spelers met dubbele nationaliteit in hun selectie.” Zelfs bij de eerste wereldkampioenschappen in de jaren 30 was dit percentage min of meer gelijk. In die tijd waren dat vooral Italiaanse en Spaanse spelers die uitkwamen voor Argentinië of Uruguay. Deze constantheid is te verklaren door historische migratiestromen en tegenwoordig zien we ook dat nationale bonden meer werk steken in het recruteren van talent in de diaspora. Zo heeft de Marokkaanse voetbalbond actief scouts ingezet om talenten met een Marokkaans paspoort te werven. ”Voor Mohamed Ihattaren hebben ze zelfs de begrafenis van zijn vader betaald. Dit is natuurlijk goed bedoeld, maar tegelijkertijd is het ook om hem te binden aan hun nationale team,” illustreert Oonk.  

”Het zal daarom ook nog wel een jaar of twintig duren voordat een speler die écht tussen de twee kan kiezen, daadwerkelijk voor Suriname kiest.”  

Sjoerd Mossou

Waar dubbele nationaliteit voorheen vooral een obstakel was, bestaat nu een sportpaspoort waarmee in Nederland geboren spelers met Surinaamse roots, toch voor Suriname mogen uitkomen, zonder politieke rechten te hebben. ”Het is een creatief gebruik van de regelgeving, en de FIFA accepteert het,” zegt Oonk. Op dit moment is Suriname bezig aan een opmars. Sinds het sportpaspoort in 2019 werd ingevoerd, wist Suriname zich in 2021 voor het eerst in 44 jaar te kwalificeren voor het Noord-Amerikaans kampioenschap. Na een mislukte poging in 2023, werd het toernooi in 2025 opnieuw bereikt. Ook kwalificatie voor het WK in 2026 ligt binnen handbereik. Sjoerd Mossou ziet het niet voor onmogelijk dat er na meer successen talenten uit de jeugd van Ajax of Feyenoord de keuze voor Suriname zullen maken, al blijft hij wel realistisch: ”Nederland heeft natuurlijk nog altijd een enorme voorsprong op Suriname, als je bekijkt wat we spelers kunnen bieden. Het zal daarom ook nog wel een jaar of twintig duren voordat een speler die écht tussen de twee kan kiezen, daadwerkelijk voor Suriname kiest.”  

Nederland behoort al jaren tot de beste voetbalteams van Europa, mede dankzij een vruchtbare jeugdopleiding. Nederlanders met een migratieachtergrond hebben daar een aanzienlijk aandeel in gehad. Door de diversiteit van de samenleving weerspiegelt ook het nationale elftal die variëteit. 

Om te beginnen met de Surinaamse gemeenschap: deze is met ongeveer 368.000 mensen vertegenwoordigt, dit komt neer op zo’n 2% van de Nederlandse bevolking. Over de geschiedenis gezien heeft Oranje het meest geprofiteerd van spelers met Surinaamse roots. Denk aan sterren als Ruud Gullit, Frank Rijkaard, Clarence Seedorf, Virgil van Dijk en Patrick Kluivert, die allen bepalend waren voor verschillende generaties van het Nederlandse voetbal. 

Turkse Nederlanders, waarvan er ongeveer 469.000 in Nederland wonen dit is zo’n 2,6% van de bevolking, kiezen daarentegen vaker voor het Turkse nationale team. Spelers als Oğuzhan Özyakup, Orkun Kökçü en Ferdi Kadıoğlu genoten hun jeugdopleiding in Nederland en speelden jeugdinterlands voor Oranje, maar kozen uiteindelijk toch voor de Ay-Yıldızlılar. 

Bij Marokkaanse Nederlanders is de verdeling complexer. In eerdere jaren kozen veel spelers voor Oranje, zoals Khalid Boulahrouz, Ibrahim Afellay, Otman Bakkal, Adam Maher en Anwar El Ghazi. Maar door zowel actieve diaspora-scouting als maatschappelijke verschuivingen is de tendens de afgelopen jaren omgeslagen. Sinds 2015 is er geen Marokkaans-Nederlandse voetballer meer voor Nederland uitgekomen. Intussen vormen spelers als Hakim Ziyech, Sofyan Amrabat en Noussair Mazraoui het boegbeeld van een sterk Marokkaans elftal dat in 2022 derde werd op het WK. De Marokkaanse gemeenschap telt ongeveer 433.000 mensen, goed voor 2,4% van de bevolking, 

Ook Nederlanders met roots in voormalig Nederlands-Indië kiezen tegenwoordig steeds vaker voor het Indonesische elftal. In maart bestond de 29-koppige Indonesische selectie zelfs voor 16 spelers uit in Nederland geboren voetballers. Tegelijkertijd hebben de grootste namen met Indische achtergrond zoals: Giovanni van Bronckhorst, Tijjani Reijnders en Simon Tahamata, nooit serieus getwijfeld tussen Indonesië en Nederland. Daarbij speelt mee dat zij afstammen van Molukse KNIL-militairen, die tijdens de onafhankelijkheidsoorlog aan Nederlandse zijde vochten. De Nederlands-Indische gemeenschap telt ongeveer 352.000 mensen, wat neerkomt op 1,9% van de bevolking. 

Tot slot zijn er de Nederlanders met Caribische roots: ongeveer 197.000 inwoners, ofwel 1,1% van de bevolking. Een voorbeeld van hoe actieve diaspora-scouting sportief succes kan opleveren, is Curaçao. Het eiland werft sinds enkele jaren bewust spelers die in Nederland zijn geboren en opgeleid. Met zichtbaar resultaat: sinds 2017 plaatste Curaçao zich drie keer voor de Gold Cup. Spelers als Cuco Martina, Leandro Bacuna en Eloy Room kozen voor het eiland, terwijl anderen zoals Denzel Dumfries, Jetro Willems en de gebroeders Timber doorstroomden naar Oranje. 

De bevolkingscijfers die zijn gebruikt in dit verhaal zijn afkomstig uit de meest recente Statline-datasets van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het CBS baseert deze cijfers op basis van eerste en tweede generatie inwoners met een migratieachtergrond. Eventuele derde of vierde generatie wordt door het CBS onder "autochtoon'' geschaard. De aantallen voor de Surinaamse, Turkse, Marokkaanse, Nederlands-Caribische en Indonesische (voormalig Nederlands-Indië) gemeenschappen zijn op duizendtallen afgerond en geven een benadering van hun aandeel in de totale bevolking van Nederland. De percentages zijn simpelweg berekend door het aantal inwoners per bevolkingsgroep te delen door de totale Nederlandse bevolking (circa 18,1 miljoen inwoners).