Waarom Nederland kwetsbaar blijft voor een ramp

Achtergrondverhaal – 27 maart 2025
Tekst: Sam Wouters
Beeld: Sam Wouters
De overheid waarschuwt: ‘Burgers moeten zich voorbereiden op mogelijke crisissituaties.’ Steeds meer mensen nemen maatregelen, maar nog lang niet iedereen.
Het is donderdagmiddag en de Prepshop in Utrecht staat vol met klanten. Een man bestudeert een zaklamp op zonne-energie, terwijl een stel discussieert over de beste noodradio. Bij de kassa stapelt een medewerker waterfilters en voedselpakketten op elkaar. ‘Dit soort spullen verkopen we steeds meer,’ zegt de medewerker, terwijl hij een nieuwe voorraad aanvult.
Prepshops, winkels gespecialiseerd in noodvoorraden en overlevingsuitrusting, zien de vraag de laatste tijd toenemen. Steeds minder mensen vertrouwen erop dat de overheid hen beschermt in tijden van crisis. Een deel van de bevolking besluit niet af te wachten en zelf maatregelen te nemen. Toch blijft het grootste deel van Nederland onvoorbereid. Hoe goed is Nederland écht voorbereid op een crisis?

Kwetsbaarheden in beeld
Terrorisme, cyberaanvallen en langdurige stroomuitval behoren tot de grootste risico’s waarmee Nederland rekening moet houden. Daarnaast maken ook georganiseerde criminaliteit en spanningen tussen bevolkingsgroepen veel burgers bezorgd.
Volgens de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) staat het dreigingsniveau voor terrorisme op ‘substantieel’. Dat betekent dat een aanslag mogelijk en zelfs waarschijnlijk is. De afgelopen jaren is die dreiging toegenomen door jihadistische netwerken en de snelle online radicalisering, niet alleen onder islamitische extremisten, maar ook bij extreemrechtse groepen.
Ook cyberaanvallen vormen een steeds groter gevaar. Nederland is een gedigitaliseerde samenleving en die afhankelijkheid maakt ons kwetsbaar. Overheidsinstellingen en ziekenhuizen zijn doelwitten van buitenlandse hackers. Vooral Rusland en China worden door veiligheidsdiensten als ‘gevaarlijk’ gezien. Uit het Cybersecurity Beeld Nederland (CSBN) blijkt dat deze digitale afhankelijkheid leidt tot grote nieuwe uitdagingen op het gebied van veiligheid en weerbaarheid.
Daarnaast is er de dreiging van langdurige stroomuitval, die de samenleving het snelst kan ontwrichten. Overbelasting van het elektriciteitsnet, cyberaanvallen of extreem weer kunnen delen van het land dagenlang zonder stroom zetten. Zonder elektriciteit vallen communicatiesystemen uit, functioneren ziekenhuizen minder goed en ontstaan er problemen met de drinkwatervoorziening.
‘Na een paar uur zonder stroom kun je al maatschappelijke ontwrichting verwachten,’ waarschuwt Derek de Vries, oprichter van Wees Voorbereid. Volgens De Vries realiseren veel mensen zich niet hoe snel vitale systemen uitvallen: pinnen wordt onmogelijk en hulpdiensten kunnen onbereikbaar worden.
‘Toch gaan noodscenario’s van de overheid meestal uit van maximaal acht uur stroomuitval,’ stelt hij. ‘Daarna wordt gerekend op de zelfredzaamheid van burgers.’
Zelfredzaamheid blijft beperkt
Nederlanders worden aangeraden zich voor te bereiden op crisissituaties, maar hoe realistisch is dat? De overheid biedt via NL-Alert, crisis.nl en Denk Vooruit richtlijnen, zoals het samenstellen van een noodpakket met voedsel, water en een zaklamp.
Dit beleid lijkt niet alleen weinig effect te hebben, maar zelfs averechts te werken. Uit de Risico- en Crisisbarometer van de Rijksoverheid, een onderzoek dat het risicobewustzijn van burgers meet, blijkt dat ruim driekwart van de Nederlanders geen actie onderneemt om beter voorbereid te zijn op een crisis. Dat percentage stijgt al twee jaar: van 61 procent in het voorjaar van 2022 naar 77 procent in de laatste meting in 2024.
Volgens Stavros Zouridis, hoogleraar Politiek en Bestuur aan de Universiteit van Tilburg, komt dat door de technocratische cultuur die Nederland heeft: ‘Burgers verwachten probleemoplossers, geen ruziënde politici. En zolang overheidscommunicatie vooral abstract en afstandelijk blijft, voelen mensen zich niet aangesproken om in actie te komen.’
Zelfs onder mensen die zich actief informeren over risico’s, blijkt voorbereiding vaak uit te blijven. Slechts één op de vijf onderneemt daadwerkelijk actie om zichzelf voor te bereiden op een mogelijke crisis. Veel mensen lezen wel over dreigingen, maar zien crisisvoorbereiding nog steeds als iets abstracts. Pas als het misgaat, dringt de ernst door, maar dan is het te laat.
Hoewel de overheid waarschuwt, blijft actie uit
Het gebrek aan crisisvoorbereiding draagt bij aan een dieper probleem: het lage vertrouwen in de overheid. Sinds de coronacrisis, de toeslagenaffaire en de afhandeling van de aardbevingsschade in Groningen twijfelen steeds meer Nederlanders aan het probleemoplossend vermogen van de overheid.
‘De overheid moet responsief zijn, procedureel rechtvaardig handelen en problemen oplossen,’ stelt politicoloog Bram Geurkink, onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Dat betekent dat de overheid moet luisteren naar wat burgers belangrijk vinden, eerlijk en transparant moet handelen, en vervolgens ook echt tot oplossingen moet komen.
‘Dat vormt de basis voor een betrouwbare overheid,’ zegt Geurkink. Dat is essentieel, want alleen als burgers vertrouwen hebben in de overheid, kan beleid daadwerkelijk effectief worden uitgevoerd.
Uit de crisisbarometer blijkt namelijk dat veertig procent van de bevolking nauwelijks tot geen vertrouwen heeft in de overheid. Slechts zestien procent geeft aan (heel) veel vertrouwen te hebben. Veel Nederlanders vinden dat de overheid te traag en onduidelijk reageert op noodsituaties.
‘Mensen willen resultaten,’ zegt Geurkink. ‘Je kunt veel beloven, maar als het niet tot oplossingen leidt, dan daalt het vertrouwen.’
Gezien het lage vertrouwen ligt het voor de hand dat burgers meer initiatief nemen om zich voor te bereiden op mogelijke crisissituaties. Toch blijft die voorbereiding uit. Uit de crisisbarometer blijkt dat acht op de tien Nederlanders weliswaar spullen in huis hebben gehaald om voorbereid te zijn op uitval van voorzieningen. De meest voorkomende items zijn kaarsen, houdbaar eten en dekens om warm te blijven. Maar slechts weinigen beschikken bijvoorbeeld over een noodradio of waterfilters. De meest genoemde reden om géén actie te ondernemen, is dat de overheid in tijden van crisis toch wel ingrijpt, ook al staat dat vertrouwen juist onder druk.
Goede crisiscommunicatie is meer dan een ‘NL-Alert’
Als er een crisis uitbreekt, is duidelijke communicatie van groot belang. Volgens de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) moet de overheid tijdens crises transparant, consistent en tijdig communiceren. Informatie moet praktisch toepasbaar zijn.
In de praktijk gebeurt dat niet altijd. Tijdens de coronacrisis was het overheidsbeleid vaak wisselend en de communicatie hierover werd als onduidelijk ervaren. Uit de crisisbarometer blijkt dat veel Nederlanders zich wel informeren over risico’s, maar vervolgens geen actie ondernemen. De belangrijkste reden daarvoor is dat de informatie hen niet motiveert.
Zouridis stelt: ‘De crisiscommunicatie van de overheid is vaak abstract en afstandelijk. Burgers krijgen te weinig praktische richtlijnen.’ Er zijn weinig tot geen campagnes waarin burgers actief worden aangemoedigd om bijvoorbeeld een noodpakket aan te schaffen.
Minister Van Weel van Justitie en Veiligheid heeft in de eerste week van maart voor het eerst expliciet geadviseerd dat iedere Nederlander een noodpakket in huis zou moeten hebben om zichzelf 72 uur te kunnen redden in geval van een noodsituatie. Eerder was de aanbeveling om een noodpakket voor 48 uur in huis te hebben, maar dit is nu verlengd naar 72 uur.
Wat Nederland kan leren en nog mist
In Zweden en Finland worden burgers actief betrokken bij crisisvoorbereiding. De Zweedse overheid verspreidt bijvoorbeeld de brochure ‘Om krisen eller kriget kommer’ (‘Als de crisis of oorlog komt’), met concrete adviezen over voedselvoorraden, noodcommunicatie en het omgaan met langdurige stroomuitval.
Nederland daarentegen verwacht wel dat burgers zichzelf kunnen redden in noodsituaties, maar biedt daar nauwelijks praktische ondersteuning bij. De voorlichting is versnipperd over verschillende websites en grootschalige campagnes blijven uit.
In Nederland groeit dan ook het besef dat de samenleving kwetsbaar is voor crises. ‘De markt voor noodpakketten is explosief gegroeid,’ zegt Zouridis. ‘Dat zegt veel over het geloof in crisisaanpak.’ De crisisbarometer laat zien dat steeds minder mensen ervan uitgaan dat de overheid hen adequaat kan beschermen wanneer het misgaat.
Als Nederland écht wil dat burgers weerbaar zijn, zal het crisisbeleid concreter en toegankelijker moeten worden. Dat betekent niet alleen betere informatievoorziening, maar ook een actieve rol van de overheid in het stimuleren van voorbereidingen.
‘Vertrouwen is niet iets waar je op moet sturen,’ concludeert Geurkink. ‘Het is een signaal. Je moet sturen op een betrouwbare overheid.’
Uiteindelijk is een crisis geen kwestie van óf die komt, maar wanneer. De vraag is alleen: is Nederland er dan klaar voor?