‘Politiek vertrouwen schommelt, dat is nog geen crisis’
Carmen van Alebeek onderzoekt aan de Universiteit van Amsterdam hoe politiek vertrouwen ontstaat, afneemt en wat dat betekent voor de relatie tussen burger en overheid.
Interview – 7 april 2025
Tekst: Sam Wouters
Beeld: Sam Wouters

Het vertrouwen in de politiek is laag en lijkt steeds verder af te brokkelen. In het publieke debat wordt vaak gesproken van een vertrouwenscrisis, maar klopt dat beeld wel met de werkelijkheid?
Onderweg naar de tiende verdieping van het gebouw van ‘Political Science’ aan de Universiteit van Amsterdam, hangt in de lift een flyer over een debatavond over democratische vooruitgang. Eenmaal boven is het thema ook niet weg te denken. De muren in de gang zijn bedekt met politieke cartoons en citaten van Kamerleden; een weerspiegeling van de voortdurende discussie over politiek vertrouwen.
Het is een passende omgeving voor een gesprek over de staat van de Nederlandse democratie.
Wat wordt bedoeld met vertrouwen in de politiek?
‘Politiek vertrouwen gaat niet alleen over hoe mensen politici beoordelen, maar vooral over het geloof dat het politieke systeem in hun belang handelt,’ legt Carmen van Alebeek uit.
In onderzoeken naar politiek vertrouwen wordt vaak onderscheid gemaakt tussen vertrouwen in personen en in instituties. Dat onderscheid wordt in het publieke debat niet altijd scherp gemaakt.
‘Dat is wel belangrijk,’ zegt Van Alebeek. ‘Er moet onderscheid worden gemaakt tussen ‘de politiek’, denk aan Kamerleden, en ‘de overheid’, zoals de politie of de Belastingdienst.De overheid wordt in dat geval namelijk als minder politiek gekleurd ervaren. Ze zijn niet onderhevig aan verkiezingsdruk of partijbelangen, wat bijdraagt aan het vertrouwen dat mensen in deze instanties hebben,’ aldus de onderzoekster.
Uit de meest recente cijfers van het CBS blijkt dat in 2023 nog maar 29 procent van de Nederlanders vertrouwen had in de politiek. Is dat geen reden tot zorg?
‘Het klopt dat het vertrouwen is gedaald,’ erkent Van Alebeek. ‘Maar Nederland is nog altijd een van de meest politiek vertrouwende landen in Europa. We bevinden ons net onder de Scandinavische landen, maar vergeleken met Zuid- en Oost-Europa scoren we behoorlijk goed.’
Van Alebeek voegt daaraan toe: ‘Vertrouwen in politici en de Tweede Kamer is doorgaans het laagst. Dat betekent niet dat mensen het hele politieke systeem wantrouwen.’ In de meest recente editie van het rapport Burgerperspectieven van het SCP is dit verschil goed zichtbaar. Waar het vertrouwen in de politiek laag blijft, geeft nog altijd de helft van de Nederlanders de overheid als geheel een voldoende. Dat laat zien dat het wantrouwen zich vooral richt op de zichtbare top en niet automatisch geldt voor overheidsinstellingen als geheel.
Volgens haar is geschommel in vertrouwen ook niet nieuw. ‘Je ziet pieken en dalen, afhankelijk van politieke schandalen of crisismomenten.’ Daar heeft Nederland er sinds 2021 verschillende van gehad. Denk aan de coronacrisis, de toeslagenaffaire, de val van Rutte IV en de lange formatie in 2023. ‘Tijdens de coronacrisis was er bijvoorbeeld kort een toename in vertrouwen, omdat mensen zich achter de overheid scharen in een crisissituatie. Maar zoals gebruikelijk na een crisis zakte het daarna weer weg.’ Een structurele vertrouwenscrisis ziet Carmen niet.
Waarom voelt het dan alsof het vertrouwen historisch laag is?
‘Dat heeft deels te maken met hoe de media het onderwerp behandelen,’ zegt Van Alebeek. ‘De media geven vooral aandacht aan de meest uitgesproken en ontevreden stemmen, omdat die de meeste reacties oproepen. Als je talkshows kijkt of de kranten leest, zou je het idee kunnen krijgen dat er een diepe vertrouwenscrisis in de politiek is, terwijl de meeste mensen gewoon best tevreden zijn.’
Dat blijkt ook uit het rapport Burgerperspectieven van het SCP, waarin nog altijd zeventig procent van de Nederlanders aangeeft tevreden te zijn over de werking van de democratie.
Vormt de media niet simpelweg een afspiegeling van wat er in de samenleving speelt?
‘Dat klopt deels,’ zegt ze. ‘Maar laten we eerlijk zijn: een discussie waarin iemand aangeeft nog vertrouwen te hebben in de politiek, krijgt minder aandacht dan een debat vol kritiek. Daarnaast versterken algoritmes op sociale media dit effect, omdat ze juist negatieve en opvallende content naar voren schuiven.’
Dat hangt samen met de zogeheten negativiteitsbias: de menselijke neiging om na te denken over wat niet goed is, in plaats van na te denken over wat wel goed is.
Daarnaast worden kleine dalingen in vertrouwen vaak uitvergroot. ‘Bij een paar procent minder staat er al snel: ‘vertrouwenscrisis’. Maar vertrouwen schommelt altijd. Nederland heeft vaker zulke dalen gekend en wist telkens te herstellen.’
Hoe reageren burgers op wantrouwen?
‘Een deel van de burgers haakt af,’ zegt Van Alebeek. ‘Zij zeggen: ‘Mijn stem maakt toch geen verschil, dus ik ga niet meer naar de stembus.’ Dat is zorgelijk, want een democratie functioneert alleen als mensen eraan meedoen.’
Hoewel de opkomst bij de Tweede Kamerverkiezingen nog steeds relatief hoog is, schommelt het percentage stemmers wel. In 2017 bracht bijna 82 procent van de kiesgerechtigden zijn stem uit, in 2023 was dat net geen 78 procent.
Tegelijkertijd worden andere groepen juist actiever binnen de samenleving. ‘We zien al jaren dat protestbewegingen groeien. Denk aan de boerenprotesten, klimaatstakingen of anti-overheidsprotesten.’
Zijn er ook mensen die zich volledig afkeren van het systeem?
‘Ja, sommigen zoeken hun eigen alternatieven,’ zegt Carmen. Door wantrouwen in de politiek gaan mensen steeds vaker op zoek naar ‘het echte verhaal’. Dit zie je bijvoorbeeld bij platforms als Café Weltschmerz, die zich profileren als onafhankelijk en claimen informatie te brengen die de mainstream media niet zou willen publiceren. Dat kan gevaarlijk zijn als het bijdraagt aan polarisatie en desinformatie.
Een kleine groep trekt zich écht volledig terug. ‘Denk aan ‘soevereine burgers’, die geen belasting willen betalen en zich afkeren van overheidsinstanties. Of preppers, die zich voorbereiden op rampen omdat ze de overheid niet vertrouwen om hen te helpen. Het is een kleine groep, maar ze krijgen relatief veel aandacht in de media, waardoor het soms lijkt alsof ze groter zijn dan ze werkelijk zijn.’
Wat betekent wantrouwen voor de overheid?
‘Politiek vertrouwen is essentieel voor de overheid om effectief te functioneren,’ legt de onderzoekster uit. ‘Als dat vertrouwen er niet is, zie je dat burgers regels minder serieus nemen, minder geneigd zijn om zich aan wetten te houden, of juist actief proberen om beleid te ondermijnen.’
Langetermijnbeleid is extra kwetsbaar. ‘Beleid waarbij burgers iets moeten inleveren zonder direct resultaat, zoals klimaatbeleid, is moeilijker uit te voeren als het vertrouwen laag is. Mensen denken dan: ‘Waarom zou ik hieraan meewerken als ik de overheid niet vertrouw?’ Dat maakt het voor beleidsmakers ontzettend lastig.’
Toch is het wantrouwen niet per definitie iets slechts, benadrukt Van Alebeek. ‘Het is juist goed dat er sceptische mensen zijn die kritisch kijken naar de overheid. Dat hoort bij een goed functionerende democratie.’ Ze glimlacht en zegt: ‘Kritische burgers zijn eigenlijk ook een soort waakhonden van de democratie. Het zou ook niet goed zijn als het vertrouwen té hoog is, want wie controleert de overheid dan nog?’
Toch is het niet wenselijk dat het vertrouwen in de politiek laag blijft. Als die trend doorzet, kan dat uiteindelijk de werking van de democratie aantasten. Hoe kan de overheid ervoor zorgen dat het vertrouwen zich herstelt en niet verder afbrokkelt?
Carmen merkt op dat de overheid vaak als eerste reactie excuses aanbiedt of een tegemoetkoming geeft wanneer er iets misgaat. ‘Maar dat is meestal niet genoeg om het vertrouwen daadwerkelijk te herstellen,’ zegt ze. ‘Mensen willen niet alleen woorden of geld, maar zien dat er structureel iets verandert.’
‘Dat begint bij communicatie,’ zegt Van Alebeek. ‘Mensen wantrouwen wat ze niet begrijpen. De overheid moet veel beter uitleggen waarom beleid wordt gemaakt en hoe de besluitvorming werkt. Openheid kan wantrouwen verminderen.’
Wat zou dan een effectieve manier zijn om burgers meer inspraak te geven?
‘Geef burgers echte inspraak in beleid, niet alleen via enquêtes of bijeenkomsten, maar op manieren waarbij ze daadwerkelijk invloed ervaren. Lokale burgerinitiatieven werken vaak beter dan grote nationale plannen.’
Ook wijst ze op de rol van ambtenaren. ‘Ambtenaren zijn de schakel tussen burgers en de overheid. Als zij toegankelijk en begripvol overkomen, kan dat bijdragen aan het herstellen van het vertrouwen.’
Toch benadrukt Carmen van Alebeek dat het herstellen van vertrouwen iets van de lange adem is. ‘Dit is niet iets wat je zomaar in een paar maanden oplost. Vertrouwen bouw je langzaam op en het kan ook zo weer verdwijnen. Het vraagt om een gestructureerde aanpak. Uiteindelijk draait het erom dat burgers echt zien dat er iets verandert, en dat die veranderingen aansluiten bij wat zij belangrijk vinden. Dat is geen eenvoudig proces en kost tijd.
Geen crisis, wel een waarschuwing
Volgens Carmen van Alebeek is er geen sprake van een vertrouwenscrisis, maar wel van een groeiende afstand tussen politiek en samenleving. Vertrouwen verdwijnt zelden van de ene op de andere dag, maar brokkelt langzaam af als zorgen niet worden gehoord. Herstel vraagt meer dan woorden of geld: het vereist zichtbaar ander gedrag, ruimte voor echte inspraak en langdurige betrokkenheid.
‘De fundamenten van de democratie staan nog overeind,’ zegt Van Alebeek. Maar zoals iedereen weet: zonder onderhoud blijft zelfs het stevigste bouwwerk niet eeuwig staan.