LEIDEN – Op een vroege maandagochtend, klokslag 9 uur, doemen figuren op in een verborgen stukje groen aan de Bontekoestraat in Leiden. De ochtenddauw rust nog op de bovenste laag aarde die wacht om geschoffeld te worden. De grond is nog nat van de regenval van de avond ervoor. In de schemering staan mensen die in hun vrije tijd doelbewust tussen de wormen wroeten. Verderop laadt een klusser zijn busje uit. Ook hij kijkt even wat deze mensen nu eigenlijk aan het doen zijn. Maar wie zijn deze mensen, gravend met hun knieën in de modder?

Het zijn de vrijwilligers van Groentepark de Bontekoe, een stichting die elke oogst aan de Voedselbank schenkt, om de minderbedeelden in onze samenleving te ondersteunen. In de stille ochtenduren komt het parkje tot leven. Onder leiding van José van den Berg gaan zij zich weer voor de zoveelste keer inzetten voor het goede doel. Deze soldaten van het groen, wachten luisterend de instructies van de professioneel tuinder af. José is een kleine, tengere vrouw van pensioenleeftijd. Haar tuinier-kledingdracht bestaat vandaag uit een blauw ski-jack, met daar onder een roze thermojack en zwarte cargopants. De korte vrouw instrueert haar vrijwilligers wie allen boven haar uit torenen met een uitbundige gelatenheid.
“Vandaag moeten de geleidraden gespannen worden. De composthoop moet omgezet worden van vak twee naar vak drie”, instrueert Van den Berg de groep vrijwilligers vol vastberadenheid. De gepassioneerde tuinder straalt gezag uit, en toch wagen twee middelbare mannen in alledaagse kleding met veel herrie tot de gereedschapskist. Van den Berg volgt hen met een strenge blik in haar ogen, terwijl ze haar instructies hervat. “De bedden moeten geschoffeld worden want daar komt nieuw plantgoed in”, commandeert ze de vrijwilligers met grote glimlach. Het zonnetje begint door te breken en de sfeer is goed. Ze lijken er zin in te hebben. Een man van middelbare leeftijd loopt met een brede glimlach het parkje op en groet de groep voordat hij zich aansluit bij de vrijwilligers. José verandert met enige moeite naar hakkelig Engels bij het zien van deze man. “I’ll tell you what the plans are for today when I’m done with these guys, Charles. Cause they do the… eh, klussen.”

De vrijwilligers verspreiden zich na de instructies over het groentepark. Het lijkt alsof van tevoren is afgesproken wie wat gaat doen, maar in werkelijkheid is er geen taakverdeling vastgesteld. Iedereen doet simpelweg waar ze het beste in zijn en waar ze het meest zin in hebben. Frank en Wim, de twee middelbare mannen die met enig rumoer zich tot de gereedschapskist wenden, lopen nu samen met de kist gereedschap het groentepark op. Zij gaan de geleidraden spannen; het zijn immers de klusjesmannen van de groep. Iets verderop staat Charles al te schoffelen met een topschoffel. De zon begint verraderlijk te branden, iets waar niet iedereen op lijkt voorbereid te zijn. Charles puft terwijl hij zijn jas over de heg werpt en zich weer tot het schoffelen richt. “Ik kwam hier tien jaar geleden naar Nederland”, vertelt Charles in het Engels, terwijl het zweet van zijn voorhoofd druipt. De van origine Engelsman, nu in zijn veertiger jaren kwam met zijn vrouw voor werk naar Nederland. Hij spreekt nog geen Nederlands. “Eigenlijk wilde ik niet per se vrijwilliger worden. Het liefst wilde ik gaan werken bij een telecombedrijf,” zegt hij terwijl hij de schoffel in de aarde duwt. Hij kijkt bedrukt. “Door dementie op jonge leeftijd kon ik dat werk niet voortzetten,” vertelt Charles met zichtbare moeite. Even is het stil, en hoor je alleen de vogels in de bomen en de klusser verderop in de straat. “Daarom ben ik nu op wel vier tot vijf plekken actief als vrijwilliger. Ik vind het belangrijk dat ik bezig blijf. Niet alleen voor het goede doel, maar ook omdat het goed voelt voor mijzelf om bezig te zijn,” zegt hij, met de zon brandend in zijn nek.

Het is een verrassend warme dag voor de maand maart, en een paar meter verderop merken twee vrouwen die bezig zijn met een woelvork – een soort meervorkige vork waarmee lucht in de aarde gebracht kan worden – dat ook. Ook hun jassen hangen inmiddels al over de heg. Sofie, een vrouw van rond de veertig, drukt de woelvork diep in de aarde. Ze veegt het zweet van haar voorhoofd. Een opmerkelijk iets; de vrijwilligers zijn nog niet lang begonnen, maar lijken het allemaal moeilijk te hebben met de plotse warmte.
“Ik ben hier begonnen als vrijwilliger omdat ik een lastige tijd achter de rug heb”, vertelt Sofie terwijl ze de woelvork weer omhoog haalt en een aantal decimeters verder weer in de grond drukt. “Ik kom uit de commerciële industrie. Ik was begin twintig toen ik na mijn studie meteen het werkleven inging”, vervolgt ze. Marie, de andere vrouw – ook rond de veertig – luistert aandachtig mee terwijl zij een baan naast Sofie schoffelt. “Ik paste niet in die wereld. Alles draaide om geld, geld, geld. Voor mijn dertigste kreeg ik al een burn-out”, zegt Sofie. Ze wrikt met moeite de woelvork de grond in. “Sindsdien heb ik niet meer gewerkt. Ik ben vrijwilliger om mijn weg weer terug te vinden.”
Marie en Sofie hebben intussen van gereedschap gewisseld. De woelvork is namelijk vrij zwaar en arbeidsintensief, terwijl de schoffel dat een stuk minder is. Marie zegt zich te herkennen in het verhaal van Sofie. “Bij mij liep het alleen net een beetje anders.” Ze kijkt even weg in de verte, over de heg heen naar de klusser die inmiddels zijn spullen lijkt te pakken. De vrijwilligers zijn alweer een aantal uur bezig.
“Na de geboorte van mijn kind kreeg ik last van een post-partumdepressie”, zegt ze zonder enige emotie in haar gezicht. Marie lijkt al een stuk verder te zijn in haar proces van re-integratie. Ze werkt dan ook twee dagen per week mee in de groentetuin. “Dit gebeurde twee jaar geleden. Inmiddels ben ik er weer bovenop, maar het blijft moeilijk om je oude leven weer op te pakken.” Het zonnetje schuilt langzaam achter wat wolken. “Maar ik doe dit ook omdat ik dit een mooi doel vind. Alles wat wij oogsten gaat naar de Voedselbank, dat is toch prachtig?”, grijnst ze.
“Pauze!”, roept José over het park heen. De vrijwilligers banen zich terug naar het middenparkje, waar ook de instructies gegeven werden. “Is het nu al elf uur?”, vraagt Wim aan Frank. Frank knikt terwijl hij al een pakje shag uit zijn zak vist en een shaggie begint te draaien. José vraagt aan alle vrijwilligers wie er koffie en thee willen terwijl in de tussentijd iedereen gestaag aan de praat begint te raken. “Gemberkoekjes”, merkt een oude man op, wijzend naar de koektrommel. Hij lijkt zich uit het niets bij de groep gevoegd te hebben. Het is Siebrand, een bekende van het Groentepark en bovendien bestuurslid van de Voedselbank. Ook José is in een opmerkzame bui en wijst naar de koektrommel. “Paaseitjes”, zegt ze.

De pauze lijkt tot een einde te komen. De klusjesman verderop is weer terug en zaagt nu met een cirkelzaag in een tegel. Frank probeert José te overtuigen dat melk een goed wapen is tegen meeldauw. José pakt haar telefoon en zoekt het op. In de tussentijd gaat Frank rustig door met de tuinierstips. “Als je last van mieren hebt, moet je van die plakstrips leggen”, zegt hij, waarna hij snel zijn neus ophaalt. Nu het zonnetje achter de wolken hangt, is de temperatuur al snel gaan dalen.
“Maar Frank, dat is toch een langzame dood voor die mieren?”, vraagt Marie fronsend. Even is het stil. Alleen de vogeltjes. Alleen de klusser met de cirkelzaag. “Ja”, antwoordt Frank kort, waarna hij lachend vervolgt: “Maar ik heb mijn raam dan dicht, dus ik hoor ze dan niet schreeuwen.”

De vrijwilligers zijn weer hard aan het werk, en achter in de tuin zit José op haar knieën in de aarde. Ze is weer bezig met compost. José is eigenlijk van oorsprong helemaal geen tuinder. Althans, ze is tien jaar vrijwilliger geweest bij een biodynamische tuin – nadat ze ‘uitgewerkt’ was op kantoor. Via een stagiair bij haar kantoorbaan hoorde ze over een opleiding in de tuinbouw. “Ik ben toen gestopt met mijn werk en heb een tweejarige opleiding tot agrarisch medewerker tuinbouw gevolgd”, vertelt ze. Verrassend genoeg lijkt ze geen moeite te hebben met de bekende geur van de compost. Moeiteloos vertelt ze verder. “Ik hoorde toen over deze tuin en heb samen met iemand van mijn opleiding gesolliciteerd. Wij wilden het samen gaan doen, en het bestuur vond dat goed.” Ook bij José is het goede doel een belangrijke intrinsieke motivatie. “Het is dankbaar werk, als je weet dat de oogst naar de juiste plek gaat. Je draagt een klein beetje bij, samen met mensen die gemotiveerd zijn en ook aan hun eigen doelen werken.” Dankbaar werk is het zeker, want terwijl de vrijwilligers hun spullen verzamelen, is een ekster dankbaar op zoek naar wormpjes. Wormpjes die zij te danken hebben aan de vrijwilligers die daar zojuist geschoffeld hebben. Dankbaar, zoals de Voedselbank dat is.
In deze reportage zijn enkele namen gefingeerd om de privacy van de betrokkenen te waarborgen.