Interview door Sophie Neuvel, 10 april 2020

Jimmy Nelson: “Het gaat om de reis”

Bron: Jimmy Nelson

De Britse kunstenaar Jimmy Nelson (53), die Nederland als thuisbasis heeft, bracht de afgelopen 12 jaar twee boeken uit. Hier kreeg hij naast veel lof, ook de nodige kritiek op. Dit hinderde Jimmy niet in zijn reis door het leven; binnenkort komt hij met zijn derde boek. Wanneer heeft hij zijn doel bereikt?

Hoe gaat het?

“Ik ben best een happy bunny! Over het algemeen is het een heftige periode door de coronacrisis, maar voor mijzelf is het niet zo bijzonder. Voor mijn werk zit ik soms al maanden in lockdown; ik reis en leef op de meest afgelegen plekken.”

Het maakt u blij als mensen trots op u zijn. Bent u hiernaar opzoek vanwege uw verleden waar u geen waardering van andere mensen voelde?

“Tot op de dag van vandaag voelt mijn werk als therapie. Mijn verleden zit heel diep genesteld. Toen ik zeven was, ging ik naar een kostschool in Engeland. Op de kostschool hebben ze me mentaal kapot gemaakt. Jarenlang hoorde ik dat ik niks waard was. Mijn lage zelfbeeld, wat gevolg hiervan was, werd versterkt door seksueel misbruik. Alles wat wij met jou doen is je eigen schuld, zeiden ze daar.”

“Tijdens de pubertijd zat ik niet lekker in mijn vel; ik voelde mij niet gezien en niet gewaardeerd. Op mijn vijftiende viel mijn haar uit door een sterke antibioticakuur voor malaria. Van de een op de andere dag was ik kaal. Hierdoor voelde ik mij nog ellendiger. Toen ik zeventien was besloot ik dat ik niet langer zo door kon gaan, dus ik maakte een keus: wil ik de rest van mijn leven mijzelf verstoppen? Of ga ik er iets van maken? Ik koos voor het laatste.”

Om dit als 17-jarige tegen uzelf zelf te zeggen is nog best jong.

“Dat klopt, maar ik zat zo diep in de put. Ik kon niet op die manier door gaan, dus dacht ik na over de tijd dat ik wel gelukkig was: de eerste zeven jaar van mijn leven. Die jaren was ik vrij als Mowgli en rende door de wereld. Zo wilde ik mij weer voelen. Ik besloot om naar Tibet te gaan, omdat daar kaalgeschoren monniken leven. Zij accepteerde mij en voor het eerst in een lange tijd voelde ik mij weer geliefd. Alle mensen die mij liefde gaven fotografeerde ik met mijn camera.  Toen ik na een paar jaar weer vertrok uit Tibet werden mijn foto’s gepubliceerd en verkocht. Zo ben ik in het fotografie vak terecht gekomen.”

In uw werk vindt u het belangrijk om uitstervende culturen te laten zien. Waarom?

“We verhuizen allemaal naar steden. Tijdens dit proces laten we de natuurwereld achter. De inheemse volken zijn de laatste mensen op deze planeet die zo in balans met de aarde leven. De foto’s die ik maak zijn een kunstige impressie van die balans. Het mooiste licht, de mooiste bergen, de mooiste mensen, de mooiste houdingen. Als metafoor: kijk naar dit! Hoe rijk het is.Tot niet zo lang geleden dachten wij dat dat armoede was; ze hebben geen grote auto’s en geen dikke portemonnee. Tegenwoordig beginnen we ons te realiseren het daar niet om gaat. Ja, wij hebben al het geld in de wereld, maar vandaag de dag leven wel wij door het coronavirus als woestijnratten in hokken. We mogen niet naar buiten. Wat heeft rijkdom ons nou eigenlijk gebracht?”

U krijgt ook kritiek op deze kunstige impressie. Hoe reageert u hierop?

“Eigenlijk is de herrie die het heeft gecreëerd best goed. Als ik terugkijk zonder herrie, was het niet zo’n groot succes geworden. Mensen hadden er dan niet over gesproken. Ondertussen begrijp ik nu waarom er herrie is. Ik stimuleer graag nog meer herrie!”

 Waarom?

“De discussie geeft energie aan mijn project. De herrie is ontstaan, omdat mijn beelden confronterend zijn: die inheemse stammen zijn een spiegel. Mijn gedachte achter die foto’s is om het zo esthetisch mogelijk te maken. Dat doet ons pijn, omdat wij dachten dat wij de sterkste en de rijkste waren. Ik draai het om, en dat is confronterend.”

“Stel je loopt een krantenwinkel in en je kijkt naar de tijdschriften; allemaal uit de ontwikkelde wereld, iedereen is mooi, mooi licht en veel make up. Daar hebben we het niet over, want dat is onze ‘realiteit’. Bullshit!Zo zien we er niet uit als we wakker worden. Het is net zo neergezet als mijn foto’s, maar omdat het een confronterend beeld is, ontstaat er herrie. De ironie is; alles wat ik fotografeer is echt. Geen fotoshop komt eraan te pas. Natuurlijk wacht ik tot het mooiste moment en het beste licht en tot ze helemaal aangekleed zijn met alle veren: your Sunday’s best. Net als de foto’s uit de ontwikkelde wereld.”

Wordt het niet juist meer een toeristische trekpleister door de foto’s die u maakt?

“Goede vraag. Overal waar ik ben geweest zijn mensen mij achternagegaan, maar ik heb niks ontdekt. Voor mij zijn er ook al mensen geweest. Ik heb alleen maar andere mensen gevolgd, en mensen volgden mij. Je hebt gelijk; veel van die plekken zijn vrij verstopt. Maar iedereen die daar naartoe gaat, maakt ook foto’s. Inmiddels kunnen veel van die stammen verdienen van het feit dat ze worden gefotografeerd. Dat is een voordeel. Iedereen zegt:dat kan niet. Dat mag niet. Je verandert ze!Well, in alle eerlijkheid, sinds de eerste dag in de geschiedenis veranderden en ontwikkelden ze al. Op dit moment staan ze op het punt om hun cultuur los te laten door de digitalisering van de wereld. Samen met andere fotografen zeg ik: wacht maar, niet weggooien! Wat jullie hebben is wat wij allemaal nodig hebben.Dus ik denk dat het een voordeel heeft. Maar ik maak het inderdaad wel toegankelijker.”

Nu bent u bezig met het derde boek, hoe gaat het er uit zien?

“Het is een beter betaalbaar boek met de iconische beelden van het eerste en het tweede boek. Daarnaast ben ik nieuw werk aan het maken voor musea. De nieuwe foto’s die ik hiervoor maak zijn voor 50% waar ik al eens ben geweest. Ik ga terug om het boek te geven. De overige 50% is nieuwe bestemming.”

“De foto’s maak ik met een bepaald, heel groot toestel. Hiermee maak ik één foto, een negatief. Dat is het eindresultaat en komt te hangen in de musea. Hopelijk wordt het de ultieme kunst in musea. Het is nog nooit eerder gedaan op deze manier, en dat maakt de kunst.”

Waar staat u over 10 jaar?

“Ik hoop dat ik nog vol op aan het fotograferen ben. Daarnaast hoop ik dat ik word gezien als een oude kunstenaar met een hele grote camera die hele mooie platen maakt.”

Een soort Edward Curtis?

“Ja! Edward Curtis is ook een oude kunstenaar. Ik wil blijven fotograferen totdat ik doodga. Dat is of morgen, of over 40 jaar. Het is te leuk om te doen. Ik heb nog zo veel ideeën. Ik ben nooit uit gefotografeerd.”

De wereld is misschien ook nooit uitgespeeld.

“Het is een eindeloze discussie over identiteit en trotsheid, dus ik kan nog jaren door. Parallel daaraan kan ik mijn boodschap met iedereen delen, maar wel op het hoogste niveau wat er is. Ik wil gezien worden als kunstenaar, omdat ik denk dat ik dat nodig heb. Erkenning stimuleert mij om door te gaan en nog meer dingen te laten zien. Ik ben altijd opzoek naar de grenzen van mijzelf, van het verhaal en het zoeken naar wie ik ben en wat ik wil meemaken. Ook wil ik proberen om de mooiste foto’s ooit te maken in de geschiedenis. Of het mij lukt? It doesn’t matter. Het gaat om de reis.”