“Mag ik afreikene (afrekenen) ouwe sodemietâh?”, roept een oudere, onvervalst Haagse, man naar eigenaar Frits van koffietent ‘t Pleintje. “Dat mag Theo. Een koppie soep en een bakkie pleur was het hè?” Een volstrekt normale conversatie in de klassieke Haagse koffietent...
De Haagse koffietent hoort bij Den Haag. Net als het beroemde ‘Broodjûh è mè ù (ei met ui) of voetbalclub ADO bij de stad horen. Het zijn ondernemingen die op een paar vierkante meter midden op straat staan. Een klein gebouw waar lokale ondernemers koffie met een krant verkopen en waar zo’n beetje alle wereldproblematiek wordt besproken. Voor veel mensen van groot sociaal belang. Met het ‘Haagse Hopje’ verdween er begin dit jaar al een iconisch Haags snoepje. Nu dreigt de stad ook ‘zijn eigen’ koffietent te verliezen .In de laatste twintig jaar is het aantal Haagse koffietenten meer dan gehalveerd. Eigen onderzoek leert dat er van de ooit 53 koffietenten in Den Haag nog maar 15 over zijn. De koffietent is aan het uitsterven. “Als dat weg zal vallen, zal ik het echt heel erg missen.”

“Mag ik afrekenen ouwe sodemietâh?”, roept een oudere, onvervalst Haagse, man naar eigenaar Frits van koffietent ‘t Pleintje. “Dat mag Theo. Een koppie soep en een bakkie was het hè?” Een kopje zwarte koffie kost hier €1,50 (“vroeger een eurootje.”). Volgens horeca-dataplatform TAPP, kost een bakje koffie gemiddeld €2,75 in Zuid-Holland. ‘t Pleintje is dus niet duur, maar afrekenen mag niet. “Ben je gek joh”, zegt Frits zijn vrouw Anja.
Op de Kerkhoflaan, niet heel ver van ‘t Pleintje, staat een hippere koffietent: John & Junes. De zaak is van Kirsten en Alex. Hier kan de pensionado, honden-uitlater of toevallige voorbijganger wél een cappuccino krijgen. Een zwart bakkie is hier een stuk prijziger dan bij ‘t Pleintje: €2,70. “In het begin kregen we daar wel wat klachten over, maar onze kosten liggen ook hoger dan bij bijvoorbeeld Frits. Wij hebben een dure machine, dat is toch wat anders dan een filterbakkie”, zegt Alex.
“Die man die net die kop soep bestelde komt hier al vijftig jaar”, zegt Frits, als hij een kop zwarte koffie op tafel zet in zijn koffiekiosk ‘t Pleintje. “Ik heb deze koffietent 26 jaar geleden van mijn ouders overgenomen samen met mijn vrouw. In april stop ik ermee, het is mooi geweest.”
Een klant van een jaar of dertig bemoeit zich met het gesprek. Dat kan ook niet anders want je zit in de koffietent noodgedwongen op elkaars lip. “Zonde dat de koffietent aan het verdwijnen is. Dit is toevallig de eerste keer dat ik hier kom, maar ik vind het mooi hoor. Hier praten de mensen tenminste nog met elkaar, dat zie je in andere modernere koffiezaken niet veel.”
“Hier praten de mensen tenminste nog met elkaar”
Praten met elkaar. Niet alleen bij ‘t Pleintje, maar ook bij koffiehuis John & Junes is dat de orde van de dag vertelt Kirsten. “De koffietent is echt een soort buurthuis. Iedereen komt hier bij elkaar om een praatje te maken. Van oudere mannen tot zwangere vrouwen en veel mensen met honden natuurlijk. Die laten ze hier in het bos uit. Ik weet ook zeker dat het een hoop mensen trekt die anders eenzaam zouden zijn. We hebben niet meer helemaal de functie van vroeger, toen mensen hun loon kwamen ophalen in de koffietent bijvoorbeeld, maar het sociale is nog steeds héél belangrijk.”
“Ik weet ook zeker dat het een hoop mensen trekt die anders eenzaam zouden zijn.”
Ook bij ‘t Pleintje is het publiek divers. “Er komt hier altijd al van alles en nog wat. Van oudsher kwamen de arbeiders hier om een bakkie en een balletje te nuttigen en héél vroeger ook nog om hun loon op te halen. Nu komen er mensen uit de buurt gewoon om wat te eten en te drinken en een gezellig praatje te doen.”
Frits vervolgt: “Wat wij hier hebben is nog echt een ouderwetse koffietent. Van dat soort zijn er geloof ik nog maar een paar. Jammer dat het aan het verdwijnen is inderdaad, maar het is niet anders. Tijden veranderen.” De authentieke koffietent maakt plaats voor de hippere zaken die cappuccino met havermelk serveren. “Daar begin ik niet aan hoor. Maar goed, zo heeft iedereen zijn eigen ding.” Of de Haagse koffietent nog te reanimeren is? “Ik denk dat het daarvoor te laat is”, zegt Frits.

We confronteren gemeenteraadslid Ralf Sluijs, van de partij Hart voor Den Haag, met de weinig hoopvolle uitspraak van Frits. “Ik begrijp dat hij dat zegt, maar ben daar wel positiever in. Uiteindelijk ben ik de politiek ingegaan om dingen voor elkaar te krijgen. We zullen er als Hart voor Den Haag alles aan doen om de Haagse cultuur en de koffiehuizen in het bijzonder te beschermen. Daar heb ik goede hoop op. Steeds meer ondernemers voelen zich in het nauw gedreven merkt Sluijs. “Het tegenwerken van ondernemers is zowel landelijk als lokaal aan de gang en dat is mij echt een doorn in het oog.”
De politicus vervolgt: “Iedere koffietent heeft zijn eigen sfeer, maar uiteindelijk komt het er op neer dat iedereen er komt. Van stratenmakers tot kantoormedewerkers. Dat vind ik zó ontzettend mooi en leuk. Daarom moeten we ze beschermen. Mijn belangrijkste speerpunt is dat ik ondernemers weer wil laten doen waar ze goed in zijn: ondernemen. De gemeente moet hierbij de smeerolie zijn die alles soepel laat verlopen, in plaats van het zand dat alles stroef maakt.”
Niet alleen als gemeenteraadslid, maar ook persoonlijk gaan Sluijs de koffietenten aan het hart. “Gemeenschapszin is misschien wel het belangrijkste cement in een samenleving. Daar hoort een koffietje drinken en een uitsmijter eten in de koffietent ook zeker bij. In de koffietent is iedereen gelijk, van stratenmaker tot advocaat. Daarbij zijn alle koffietenten waar ik kom nog steeds springlevend. Sommige mensen komen al tientallen jaren bij hun koffietentje om gewoon even een praatje te doen. Als dat zal verdwijnen wordt de wereld voor hen opeens heel klein. Het zijn gewoon héle belangrijke plekken. Eigenlijk gewoon ongesubsidieerde buurthuizen.”
Een plek als de koffietent is sociaal gezien inderdaad een belangrijke plek. Zo legt Hoogleraar Economische en Sociale Geschiedenis aan de Universiteit van Leiden Marlou Schrover uit. “Mensen zoeken elkaar altijd op want de mens is een sociaal dier. Mensen zijn zó gericht op hun eigen plek dat ze niet naar alternatieven kijken.”
“Gemeenschapszin is misschien wel het belangrijkste cement in een samenleving”
Volgens Schrover veranderen informele ontmoetingsplekken zoals koffiehuizen voortdurend. “Er zijn talloze informele ontmoetingsplekken. Theehuizen, stations, winkels, de kerken. Die spelen een belangrijke rol in de sociale cohesie. Die plekken veranderen in de loop der tijd doorlopend. Kijk maar naar het station. Dat was ook een echte ontmoetingsplek vroeger, maar nu niet meer want er zijn geen bankjes meer. ‘Vroeger was alles beter’, hoor ik oudere mensen weleens zeggen, maar dat is onzin. Het was echt niet zo dat iedereen elkaar kende zoals soms weleens wordt gezegd. Mensen zeggen constant zuchtend dat de wereld is veranderd. Dat heeft met nostalgie te maken.”
Terug naar John & Junes waar Alex en Kirsten de sociale functie bewaken en daarom de oude zitindeling in ere hebben gehouden. “In de rondte zodat iedereen elkaar kan aankijken en je de klanten makkelijk kan bedienen.” Met het runnen van een koffietent hebben Alex en Kirsten hun roeping gevonden. “We hebben zelfs nóg een oude koffietent overgenomen en helemaal verbouwd. De Boshut aan de Badhuisweg in Scheveningen. Hartstikke leuk en gezellig!”
Voordat deze koffietent door Alex en zijn partner Kirsten werd omgedoopt tot John & Junes was het De Prinsevink. Vernoemd naar het aangrenzende Prinsevinkenpark waarop in de 18e eeuw een zogeheten vinkenhuis stond dat eigendom was van de prinsen van Oranje. “Vlak voordat ik het overnam vijf jaar geleden kostte een bakkie hier €1,10, maar het is nou eenmaal niet anders. Alles wordt duurder, ook onze inkopen.” Daar is een klant die inbreekt in het gesprek het roerend mee eens. “Voor je wekelijkse boodschappen moet je tegenwoordig een tweede hypotheek afsluiten man.”


Een plek als een koffietent is fijn om op terug te vallen legt Marlou Schrover uit. “Als je in je zuil zat in de jaren ’50 bijvoorbeeld, was het heel duidelijk waar je heen moest. Je had je vaste verenigingen en plekken. Nu is dat veel minder overzichtelijk. Er is niemand meer die zegt waar je bij hoort, dat moet je zelf uitzoeken. Mensen zien door de bomen het bos niet meer. Toen de samenleving simpeler was vonden mensen makkelijker de plek waar ze zich thuis voelde. Als gelovige mensen bijvoorbeeld niet naar de kerk kunnen weten ze niet waar ze wel naartoe moeten. Mensen blijven dan ontheemd achter. Dat zal voor sommige fervent koffietentklanten niet anders zijn.”
“Er is niemand meer die zegt waar je bij hoort, dat moet je zelf uitzoeken.”
Marlou Schrover is Hoogleraar Economische en Sociale Geschiedenis, met speciale belangstelling voor migratie en diversiteit. Ze heeft meer dan 180 publicaties, merendeels over migratie, etniciteit, gender, seksualiteit en klasse, en de snijpunten daartussen. Schrover studeerde af in Journalistiek en in Economische en Sociale Geschiedenis (beide in Utrecht).
De geschiedenis van de koffietent
Er is een verschil tussen hippe koffiebarretjes, Turkse koffiehuizen, coffeeshops en het klassieke Haagse koffiehuis (in de volksmond koffietent). De koffietent is een typisch Haags fenomeen. In andere steden zijn ze niet te vinden. We hebben het dan over een vrijstaand kioskje van hout of steen dat meestal maar enkele vierkante meters telt. Nergens in Nederland waren er ooit zo veel koffietenten als in Den Haag. En dat komt door de Haagse dronkenlappen van vroeger.
In 1875 werd de Volksbond tegen het Drankmisbruik opgericht. Een aantal jaar later volgde de Nationale Christen Geheel-Onthouders Vereniging en de Algemene Nederlandsche Geheelonthoudersbond. De oprichting van deze bonden kwam voort uit het alcoholmisbruik in Nederland. In 1880 telde ons land maar liefst 45.000 geregistreerde plekken waar ‘de gewone man’ een alcoholische versnapering kon krijgen. In die tijd rekende de politie in Den Haag zo’n 1200 overlast veroorzakende dronkenlappen per jaar in.

Naast de overlast bracht de alcohol nog een groter probleem met zich mee. De drank werd vaak zelf gestookt door café uitbaters en die stonden niet bekend om hun uitmuntende kwaliteitsdrank. Het drinken ervan zorgde vaak voor zaken als blindheid, krankzinnigheid of, in het ergste geval, de dood.
Daarom besloten de eerdergenoemde bonden en verenigingen zogenaamde consumptiekiosken op te richten, waar de dorstige arbeider een glas melk of limonade kon krijgen. Hier konden arbeiders ook nog eens hun maandelijks loon ophalen. En zo werd de kiosk geboren die nu bekendstaat als de koffietent.
Waar koffietenten historisch gezien dus bedoeld waren om niet-alcoholische drank te nuttigen, is dat inmiddels al tientallen jaren anders. Ralf Sluijs: “Toen ik op de hogere hotelschool zat ging ik ‘s ochtends vroeg een uitsmijter eten in koffiehuis Leny en dan zaten daar al mensen aan het bier. Ze hadden dan wel de mooiste verhalen, dat vond ik altijd prachtig!”



Sluijs, die gek genoeg geen koffiedrinker is maar wel regelmatig in de koffietent komt, vindt het triest dat er steeds minder klassieke koffietenten in het Haagse straatbeeld te zien zijn en luidt daarom de noodklok. “Ik heb een motie ingediend om de koffietent op de UNESCO-werelderfgoedlijst te krijgen. Net zoals de Haagse duiventilsport daar op staat, horen de koffietenten er ook. De gemeente is alleen helaas niet zo doortastend als dat ik eigenlijk zou willen.”
Sluijs ziet dat kleine ondernemers steeds meer ten onder gaan aan regels. “Ga maar na, het aantal koffietenten is ruim gehalveerd. Het komt door de kleinste onzinnige regeltjes van de gemeente. Er was bijvoorbeeld op Scheveningen een viskraam die zijn vlaggetjes niet mocht uithangen. Van dat soort dingen hebben de koffietenten ook last, dat vertellen de eigenaren mij ook. Ze mogen bijvoorbeeld hun terras niet uitbreiden of geen nieuwe luifel plaatsen. Dan hebben ze vaak ook nog het probleem dat ze hun afval niet kwijt kunnen omdat ze geen vergunning hebben voor afvalbakken. Die opeenstapeling van regels maakt het voor de ondernemer zowel landelijk als lokaal heel erg moeilijk. Koffietenthouders zeggen daarom sneller ‘ik stop er mee op deze manier’.” Hij vervolgt: “Als het op deze manier doorgaat is het aantal koffietenten over een aantal jaar wéér gehalveerd of erger nog, helemaal verdwenen. Dat zal ik ontzettend zonde vinden.”
“Opeenstapeling van regels maakt het voor de ondernemer zowel landelijk als lokaal heel erg moeilijk.”
Sluijs ziet dit probleem niet alleen bij de Haagse koffietenten, maar ook landelijk. “Kijk naar de fanfare in het zuiden van het land of de zangkoren in het noorden. Waar mensen nog iets met elkaar beleven, zijn mensen op hun best. Dat is aan het afbrokkelen, maar als je dat niet meer hebt, wat ben je dan nog als samenleving? Je weet pas wat je mist als het er niet meer is.”
Wat er nog wél is, is Koffiehuis de Laak. Of nou ja huis, het is eigenlijk een boot drijvend op het water. Eigenaar Jos heeft het erg druk met de klanten, maar gelukkig hebben we twee andere koffiehuis-fanaten aan de andere kant van de tafel zitten die genoeg te vertellen hebben: Martin de Haan (beter bekend als de Haagse zanger John Medley) en Ron Meurink. Laatstgenoemde werkte vroeger altijd in de bouw, kwam zodoende in veel koffietenten en wijdde later zelfs een facebookpagina aan het fenomeen.
John steekt twee vingers in de lucht. Eigenaar Jos komt aan met een gehaktbal. “Is deze voor jou of moet je plassen dat je je vingers zo opsteekt?” De reactie is even ad rem als de vraag “Nee ik moet poepen nou goed, daarom steek ik twee vingers op in plaats van eentje. Zonder gekheid, die bal heb ik niet besteld. Mag ik een broodje kaas van je en een colaatje? En voor Ron een frikandel speciaal.”

De typische Haagse humor zal nog het hele gesprek door de zaak klinken, maar tussendoor praten Ron en John ook serieus over de koffietenten. “De koffietent is sociaal gezien heel belangrijk” zegt John. “Ik vind het eigenlijk apart dat jij voor het eerst hier binnen bent. Je bent hier vaak langsgelopen, maar toch ga je niet zomaar uit jezelf naar binnen. Die drempel is dan blijkbaar toch hoog. Het zal mooi zijn als je dat met dit verhaal kan verbreken. Want het is een mooi iets.”
Het gesprek dwaalt af en John en Ron beginnen met het opnoemen van, vaak niet meer bestaande, koffietenten waar ze vroeger kwamen. “Maar de tijden zijn veranderd”, zegt Ron. “Vroeger was het gebruikelijk dat je als arbeider je eigen botterhammetje kwam eten hier, maar dat is niet meer. Het wordt daardoor voor sommigen ook te duur.”
Ron vervolgt zijn verhaal met geklaag over regels vanuit de gemeente, waar Ralf Sluijs het eerder over had, die het de klanten en eigenaren van de koffietenten moeilijk maken. “Een voorbeeldje: Deze boot is een paar jaar geleden verplaatst. Op de locatie waar ze nu liggen moet je betaald parkeren, dat is toch belachelijk? Mensen willen hier alleen even een bakkie doen of wat eten.”

Ron benadrukt het belang van de koffietenten voor werklieden. “Waar moeten de aannemers anders eten? Je gaat niet met je lunch tegen de muur zitten toch?” John stipt nog eens het sociale aspect aan. “In de koffietent worden ook nog steeds contacten gelegd. Er komen hier bijvoorbeeld een loodgieter en een schilder. Die schilder moet iets afschilderen in een keuken, maar er moet nog een loodgieter komen. Nou dan vraagt die schilder in de koffietent aan die loodgieter of die even een uurtje heeft. Dat gebeurde vroeger meer, maar nu nog steeds hoor. Daar zijn dit soort plekken echt belangrijk voor.”
Ook Ron was ooit zo’n aannemer. “Ik ben al jaren met pensioen inmiddels, maar ik kom nog steeds in allerlei koffietenten. Je hebt zo toch nog even je loopje als je verder niks te doen hebt. Als dat weg zal vallen, zal ik het echt heel erg missen. Het is een belangrijk onderdeel van mijn sociale leven. Ik kom hier ook altijd bekenden tegen. Vroeger waren dat trouwens zelden vrouwen, maar nu wel.”
Maar waarom grijpt de koffietent Ron zodanig, dat hij er zelfs een facebookpagina over maakte? “Ik kwam vroeger zo vaak in de koffietenten dat het mij gewoon leuk leek. Ik had alleen nooit gedacht dat het zo groot zal worden, met bijna tweeëneenhalf duizend volgers”, besluit hij het gesprek. Afrekenen voor de koffie mag vanzelfsprekend niet van de mannen. “Ik betaal wel pik”, zegt John Medley.
“Als dat weg zal vallen, zal ik het echt heel erg missen. Het is een belangrijk onderdeel van mijn sociale leven.”
De koffietent blijkt dus naast ‘gewoon een balletje en een bakkie’, ook een cruciale plek in het sociale leven. De koffietent is aan het uitsterven, maar mag dus eigenlijk nooit definitief verdwijnen.