In 2018 bezochten 32 miljoen mensen één van de 680 musea in Nederland. De meeste musea bevinden zich in de provincies Noord-Holland en Zuid-Holland. Dat komt omdat daar de drie grootste steden – Amsterdam, Rotterdam en Den-Haag – liggen. De bezoekersaantallen blijven stijgen door de toename van onder andere: buitenlandse bezoekers, schoolbezoeken en museumkaarthouders. Met bijna 9 miljoen bezoeken zijn de museumkaarthouders goed voor 29% van het totaal aantal museumbezoeken. Ondanks dat het goed gaat met de totale museumsector, en ze goed herstellen van de bezuinigen van staatssecretaris Zijlstra in 2011, zijn er ook zorgen.
Vooral kleine musea hebben moeite met rondkomen. Dit komt doordat gemeentes steeds minder bereid zijn om musea te financieren. De gemeentelijke subsidies zijn het laagst sinds 2013. Maar liefst de helft van de gesubsidieerde musea heeft de
gemeente als belangrijkste subsidiebron. Grote musea kunnen deze tegenvaller goed opvangen, maar kleine musea houden hierdoor in de praktijk alleen nog maar geld over voor de vaste lasten. Hierdoor hebben ze geen geld meer voor de kerntaken: beheer, behoud en presentatie van de collectie.
In totaal zou 50% van de kleine musea in de rode cijfers uitkomen als ze een particulier bedrijf zouden zijn. Hieruit blijkt hoe belangrijk subsidies voor kleine musea zijn.
Vorig jaar deed de museumvereniging daarom al een oproep om middelgrote en kleine musea financieel te versterken. Volgens hun vertellen alleen alle musea samen – groot en klein – het hele verhaal.
Financieel zijn er nog wel andere positieve trends zichtbaar. De overheidssubsidies zijn in 2018 met bijna 24 miljoen euro toegenomen, in tegenstelling dus tot de dalende gemeentelijke subsidies. Daarnaast halen steeds meer musea de helft van hun budget uit eigen inkomsten. Dit maakt ze minder afhankelijk van externe inkomstenbronnen zoals bijvoorbeeld subsidies. Deze stijging komt door hogere entreeprijzen en meer bezoekers.
[embed]https://www.youtube.com/watch?v=A6h1gKL-hdw&feature=emb_title[/embed]