Micro-agressies: Subtiele opmerkingen en hun impact

Vaak hoort men tegenwoordig de opmerking: “Je kunt tegenwoordig niets meer zeggen, niemand kan tegen een grapje; vroeger kon je veel vrijer praten dan nu.” Deze productie onderzoekt de kracht van woorden en belicht hoe micro-agressies, hoe subtiel en ‘grappig’ ook bedoeld, impact kunnen hebben. Kunnen micro-agressies het welzijn van een persoon beïnvloeden?

In het artikel “Racial Microaggressions in Everyday Life: Implications for Clinical Practice,” gepubliceerd in 2007, definieerde de psycholoog Derald Wing Sue microagressies als subtiel, vaak onbedoeld, alarmerend en kwetsend gedrag of opmerkingen die betrekking hebben op iemands ras, geslacht, seksuele geaardheid en andere aspecten van hun identiteit.

Om een beter begrip te krijgen van de impact van wat micro-agressie met iemand doet, kunt u luisteren naar het onderstaande audiofragment, waarin een interview te horen is met Amine Abba (25) over zijn ervaring.

Wist je dat?
In 1970 introduceerde Dr. Chester Pierce de term ‘micro-agressies’ tijdens zijn onderzoek naar racisme. Hij omschreef ze als “subtiele, verbijsterende, vaak automatische non-verbale uitwisselingen die zwarte mensen naar beneden halen.” Hoewel aanvankelijk gefocust op raciale micro-agressies van wit naar zwart, werd het begrip later verbreed door academici zoals Sue (2010). Gedefinieerd als “korte, dagelijkse interacties met denigrerende boodschappen gericht op individuen vanwege hun groepslidmaatschap,” komen micro-agressies voor in bijna dagelijkse confrontaties, met een schadelijk cumulerend effect op het individu, zowel bewust als vaak onbewust uitgevoerd (Jones et al., 2016) Sue’s werk heeft de weg vrijgemaakt voor verdere discussies en onderzoek over microagressies, waarbij hij niet alleen hun bestaan erkende maar ook methoden aanreikte om ze te identificeren en aan te pakken.

“Subtiele opmerkingen”
Volgens diversiteit- en inclusie-expert Sahar Noor gebeurt 70% van alle vormen van discriminatie impliciet, vooral in kleine microagressies. Deze ervaringen spelen zich op twee niveaus af, waarvan een groot deel zich niet bewust is. Noor benadrukt dat het niet per se om opzettelijk kwetsende opmerkingen gaat, maar dat de impact vaak relevanter is dan de intentie. Ze wijst erop dat als iemand zich gekwetst voelt, de ‘dader’ zich moet aanpassen aan dit gedrag, en dat mensen die dit ervaren geen ‘dikke huid’ moeten ontwikkelen. “Let er wel op dat het niet alleen gaat om witte mensen versus zwarte mensen. Het kan ook andersom zijn. Bijvoorbeeld, iemand van kleur kan micro-agressies maken over mensen die homo zijn. Iemand die bijvoorbeeld homo is, kan voor de grap continu het N-woord gebruiken. Microagressie manifesteert zich dus ook intersectioneel, gek genoeg,” vertelt Noor.

“We weten feitelijk dat ons menselijke brein neigt naar het in hokjes plaatsen van mensen, zoals Daniel Kahneman beschrijft in systeem één. Dit systeem deelt mensen graag in categorieën in, wat associatief is en ervoor zorgt dat de hersenen niet te veel hoeven na te denken.” Noor legt uit dat het menselijke brein zich vooral bezighoudt met de vraag of iemand veilig is of niet. Als iemand op jou lijkt, dezelfde kenmerken heeft, dezelfde huidskleur misschien, een vergelijkbare kledingstijl heeft, of in een bekende wijk woont, dan interpreteert het brein dit als vertrouwd. Het gevoel van vertrouwdheid ontstaat omdat die persoon op jou lijkt. Echter, als mensen deze kenmerken niet delen en anders zijn qua huidskleur, doelen, gedrag, of mimiek, dan activeert het breinsysteem de gedachte dat deze persoon niet tot jouw “soort” behoort.

Sue benadrukte dat microagressies zich in drie verschillende vormen kunnen uiten:

  • Microassaults: Expliciete en opzettelijke vormen van discriminatie zoals racistische opmerkingen of handelingen.
  • Microinsults: Onbewuste communicatie die iemands identiteit kleinerend maakt, zoals het stellen van denigrerende vragen over iemands achtergrond.
  • Microinvalidations: Het ontkennen van de ervaringen van minderheidsgroepen, bijvoorbeeld door te stellen dat ras er niet toe doet.

Copingmechanismen
Volgens Noor kunnen copingmechanismen in deze situaties worden onderverdeeld in drie categorieën:

  1. Het eerste mechanisme is het aangaan van een verbindende dialoog. Je blijft in verbinding en vraagt de ander: “Hoe komt het dat jij dit zegt? Ben jij je bewust van wat het met mij doet?” Hoewel dit mechanisme effectief kan zijn om de ander duidelijk te maken waarom bepaald gedrag verkeerd is, heeft het nadeel dat het energie kost en emotionele arbeid vereist. Continu gebruik van dit copingmechanisme kan uitputtend zijn.
  2. Een tweede veelvoorkomend copingmechanisme is het negeren en wegwuiven van de situatie. Mensen halen hun schouders op en zeggen: “Dit zegt iets over jou als persoon en niets over mij als mens. Dit is jouw tekortkoming. Jij weet niet waar je het over hebt. Ik neem niet eens de moeite om daarop te reageren.” Dit kan een conformistische houding bevatten, waarbij ze accepteren dat de situatie is zoals het is, maar erkennen dat het niet hun verantwoordelijkheid is om verandering teweeg te brengen.
  3. Het derde copingmechanisme is polariserend reageren, waarbij je krachtig tegenin gaat en in discussie gaat. Dit is echter niet per se verbindend. Het wordt op een agressieve toon uitgevoerd en kan als een spelletje worden ervaren, wat niet bevorderlijk is voor een constructieve dialoog.

In het onderstaande audiofragment deelt Moesha Codfried (22) haar ervaring met micro-agressie en bespreekt ze haar copingmechanismen.

Zoals uit het interview blijkt, ervaart Moesha op deze leeftijd voornamelijk micro-agressie die gericht is op haar type 4 haar. Om deze ervaringen beter te belichten en de impact ervan op Moesha’s identiteit te illustreren, zijn er portretfoto’s van haar gemaakt. Deze foto’s fungeren als visuele aanvulling en verschaffen een dieper inzicht in de context van haar verhaal over micro-agressie.

Foto’s zijn gemaakt door: Wafae Hammoudi

Uit het onderzoek van Sue wordt duidelijk dat microagressies wel degelijk aanzienlijke invloed kunnen hebben op het welzijn van individuen. De herhaalde blootstelling aan subtiele, kwetsende opmerkingen en gedragingen kan leiden tot stress, angst, depressie en andere negatieve psychologische effecten. Het feit dat deze impact vaak onzichtbaar blijft voor degenen die microagressies plegen, onderstreept het belang van bewustwording en het erkennen van de schadelijke gevolgen. De klinische implicaties benadrukken de noodzaak voor zorgverleners om cultuursensitieve klinische praktijken toe te passen en actief bezig te zijn met het herkennen en aanpakken van microagressies om het algehele welzijn van individuen te bevorderen.

Drie tips van Sahar Noor over hoe je micro-agressie het beste kunt voorkomen. Zoals eerder vermeld, is micro-agressie intersectioneel, dus vrijwel iedereen kan het uiten.

Tip 1: “Je moet eerst weten wat microagressies zijn. Als je niet weet wat ze zijn, geen kennis hebt van hun verschijningsvorm en niet begrijpt hoe ze zich uiten, ben je er niet bewust van. In eerste instantie is het dus cruciaal dat je je informeert over wat het is, hoe het zich manifesteert en welke vormen het aanneemt.”

Tip 2: “In de tweede plaats moet je zelf bewust worden van microagressies. Dit is vergelijkbaar met grensoverschrijdend gedrag, waar mensen vaak niet weten wat het is, maar het wel doen. Microagressie is niet anders. Als je weet wat het is, word je bewust van de specifieke manieren waarop het zich uit. Herken het gedrag.”

Tip 3: “En dan als derde punt moet je jezelf verdiepen en begrijpen wat micro-agressie met de ander doet. Luister naar ervaringsverhalen, confronteer jezelf met het ongemak van de ander, luister zonder waardeoordeel naar hoe die persoon last kan hebben van het fenomeen. Begrijp wat er in wezen in je brein gebeurt en ontwikkel empathie, vooral in je hart. Deze empathie zorgt er uiteindelijk voor dat je bewust wordt en met die bewustwording inziet dat het niet hoort. We hebben allemaal empathie nodig, niet alleen om ons bewust te zijn van discriminatie, maar vooral om bewust niet te discrimineren.”