Amsterdam, 2015
Jade Beyene was twaalf toen ze ontdekte dat ze officieel niet bestond. Het begon op een gewone dinsdagmiddag op school, tijdens de geschiedenisles. De docent vertelde over de wereldkaart, landen, en hoe paspoorten een sleutel waren om grenzen over te steken. “Een paspoort is je toegang tot de wereld,” zei hij. “Zonder paspoort kun je niet over de hele wereld reizen.”
Thuis aan de keukentafel, terwijl de geur van linzensoep door het appartement zweefde, vroeg Jade haar moeder: “Mama, waar is ons paspoort?”
Samira, haar moeder, leek te verstarren. Ze staarde naar de pan voor zich alsof het antwoord daarin lag. “Ik heb nooit een paspoort gehad, Jade,” zei ze uiteindelijk zacht.
Jade fronste. “Maar ik ben toch in Nederland geboren?” Haar stem klonk onzeker, alsof ze zichzelf wilde overtuigen.
“Dat klopt,” zei Samira terwijl ze tegenover haar dochter ging zitten. Haar ogen waren vol medelijden. “Maar ik had geen papieren toen ik naar Nederland kwam. Geen geboortebewijs, geen documenten. En zonder die papieren kon ik jou ook niet officieel laten registreren.”
“Wat betekent dat dan?” vroeg Jade, haar stem hoger nu. Ze voelde een onrust die ze niet helemaal begreep.
Het bleef stil, op het zachte tikken van de regen op het raam na. Toen zei Samira: “Het betekent dat je geen paspoort hebt, lieverd. En misschien ook nooit zult krijgen.”
Jade wist niet wat ze moest zeggen. Ze voelde een knoop in haar maag, alsof iemand haar langzaam van de wereld losmaakte.
Amsterdam, 2020
Toen Jade achttien werd, begon ze pas echt te begrijpen wat haar moeder destijds bedoelde. Terwijl haar vrienden plannen maakten voor vakanties naar Indonesië of Thailand, bleef zij achter. “Ga je niet mee?” vroegen ze. Jade loog dat ze geen geld had. De waarheid, dat ze geen paspoort had en niet kon reizen, hield ze voor zichzelf.
Dat jaar besloot ze haar eerste paspoortaanvraag te doen. Haar moeder hielp haar met de formulieren. Ze stuurden haar geboortebewijs mee, brieven van haar basisschool en alles wat maar kon bewijzen dat ze in Nederland was geboren en getogen.
De brief met het besluit kwam drie maanden later. Jade scheurde de envelop open, haar handen trilden van spanning. Maar toen ze de woorden “Uw aanvraag is afgewezen” las, zakte ze ineen. “Wegens gebrek aan bewijs van Nederlanderschap” stond er verder.
“Wat bedoelen ze, gebrek aan bewijs?” vroeg Jade aan haar moeder. “Ik ben hier geboren!”
Samira legde een hand op haar schouder. “Ze willen papieren, Jade. Papieren die ik nooit heb gehad. Het spijt me.”
Amsterdam, 2022
Twee jaar later probeerde Jade het opnieuw. Ze had gespaard door extra te werken in het koffietentje om de hoek. Haar moeder had haar altijd geleerd dat doorzetten belangrijk was, maar de realiteit was dat elke aanvraag duizend euro kostte – een bedrag dat niet werd terugbetaald, ongeacht de uitkomst.
Dit keer stuurde ze nog meer bewijs mee: haar middelbareschooldiploma, een aanbevelingsbrief van haar mentor en een verklaring van haar huisarts. Ze had alles in haar vermogen gedaan om haar bestaan in Nederland te bewijzen.
De afwijzing kwam sneller dan de vorige keer. “Uw aanvraag is afgewezen wegens het ontbreken van documenten van een ouder met Nederlandse nationaliteit.”
Het voelde alsof haar leven vastliep. Zonder paspoort kon ze niet reizen, geen rijbewijs halen, geen buitenlandse stage doen. Zelfs solliciteren bij een grote organisatie bleek lastig: “We hebben een kopie van je paspoort nodig,” zeiden ze vaak, alsof dat vanzelfsprekend was. Haar verblijfsvergunning was niet voldoende.
Op een avond zat Jade aan de keukentafel, de afwijzingsbrieven verspreid om haar heen. Haar moeder keek naar haar, haar gezicht vertrok van pijn. “We geven niet op, mijn kind,” zei Samira. “Je hoort hier thuis.”
Maar Jade begon daar steeds minder in te geloven.
Amsterdam, 2023
In 2023, toen ze 21 was, besloot Jade een advocaat in te schakelen. Het geld voor zijn diensten leende ze van een vriendin. Ze zag het als haar laatste kans. “Ik ben hier geboren,” zei ze tegen hem. “Dat moet toch genoeg zijn?”
De advocaat knikte. “Dat zou het moeten zijn. Maar de wet maakt het ingewikkeld.” Hij stelde voor om haar zaak naar de rechter te brengen. Het voelde als een gok, maar Jade stemde toe.
De rechtszaak werd ingepland voor december. De weken ervoor waren zenuwslopend. Jade verzamelde opnieuw bewijzen: haar geboortebewijs, haar schoolrapporten, brieven van leraren, alles wat kon aantonen dat haar leven volledig in Nederland was geweest.
Tijdens de zitting voelde ze haar handen trillen. Haar advocaat pleitte dat het recht op een identiteit een fundamenteel mensenrecht was. “Mevrouw Beyene is geboren en getogen in Amsterdam,” zei hij. “Ze heeft recht op een paspoort. Dit is haar geboorterecht.”
De vertegenwoordiger van de gemeente bleef echter onvermurwbaar. “Er is geen bewijs dat haar moeder of vader Nederlanderschap heeft of had,” zei hij. “En zonder dat bewijs kunnen we geen paspoort verlenen.”
Jade kon haar woede niet langer inhouden. “Dus jullie zeggen dat ik niet besta?” riep ze uit. “Ik ben hier geboren! Wat moet ik nog meer bewijzen?”
De rechter keek haar lang aan voordat hij antwoordde: “We begrijpen uw situatie, maar de wet is de wet. We zullen de zaak heroverwegen, maar ik kan u niets garanderen.”
De woorden achtervolgden haar dagenlang. Geen garanties. Het voelde alsof ze vastzat in een eindeloze lus.
Amsterdam, voorjaar 2024
De maanden na de rechtszaak waren een draaikolk van onzekerheid. Jade bleef werken, maar de vraag of ze ooit een paspoort zou krijgen, vrat aan haar. Haar advocaat probeerde haar gerust te stellen. “Ze heroverwegen de zaak,” zei hij. “Dit is een goed teken.”
Maar voor Jade voelde het anders. Elke afwijzing uit het verleden, elke zin uit de brieven die haar identiteit ontkenden, bleef in haar hoofd rondspoken. Ze voelde zich onzichtbaar.
Op een avond begon ze te schrijven. Ze schreef over haar moeder, Samira, die op vijftienjarige leeftijd uit Eritrea was gevlucht met niets meer dan een plastic tas vol kleding. Ze schreef over haar eigen strijd, de duizenden euro’s die ze had uitgegeven aan aanvragen, en de hoop die telkens weer werd verbrijzeld.
Een vriendin, Sam, las het stuk en was geraakt. “Dit is echt een heel indrukwekkend en ontroerend verhaal,” zei ze. “Je moet dit verhaal ooit met de buitenwereld delen.”
Jade twijfelde. Haar verhaal delen voelde kwetsbaar. Maar Sam had ergens ook gelijk. Mensen zouden ooit eens moeten weten hoe Jade zich voelde en wat voor teleurstelling ze continu moest meemaken.
Amsterdam, december 2024
De beslissing zou voor het einde van het jaar komen. Elke keer dat haar telefoon ging, sloeg Jade’s hart een slag over. De gemeente had beloofd de zaak grondig te onderzoeken. Maar nu, op een koude decemberavond, zat ze thuis, wachtend.
De brief lag op tafel. Haar handen trilden terwijl ze de envelop openmaakte. Haar moeder zat naast haar, stil, haar blik vol hoop. Jade haalde de brief eruit en las de woorden langzaam.
“Uw zaak is in behandeling. We hebben meer tijd nodig om tot een besluit te komen. Wij danken u voor uw geduld.”
Ze liet de brief zakken. Het voelde alsof iemand haar de adem benam.
“Wat zeggen ze?” vroeg Samira.
Jade schudde haar hoofd, haar stem brak. “Ze weten het nog steeds niet, mama. Ze weten nog steeds niet of ik besta.”
Samira sloeg een arm om haar heen. “We geven niet op,” fluisterde ze. “We blijven vechten.”
En terwijl de stad buiten doorging met leven, bleef Jade achter in onzekerheid. Haar toekomst hing in de lucht. Maar ondanks alles wist ze één ding zeker: ze zou blijven vechten. Want ze bestond. En ooit zou de rest van de wereld dat ook begrijpen.