Beeld: Renate Rijerkerk

Hoeveel ruimte is er nou voor de grote dieren in Nederland?

Piet Bergers is sinds 2016 de directeur van De Zoogdiervereniging. De organisatie die zich inzet voor de bescherming van Nederlandse zoogdieren en hun leefgebieden. De afgelopen jaren laaide er een vraag op dat zelfs in politieke campagnes van 2023 werd opgenomen. Hoeveel plek is er in Nederland voor grote zoogdieren?

 

Bevers, otters, de wilde kat maar ook de wolf waar je in het kantoor van De Zoogdiervereniging veel afbeeldingen van ziet zijn voorbeelden van grote zoogdieren die in Nederland hun herintreden hebben gedaan. Deze soorten waren lang verdwenen uit Nederland, maar hebben hun weg teruggevonden. In tegenstelling tot de kleinere dieren gaat het met de grotere dieren juist beter tijdens de huidige biodiversiteitscrisis die vaak in het nieuws voorbij komt. Dat laatste woord brengt in deze periode de nodige controverse met zich mee. Zo erg dat het de politiek heeft bereikt, met name of er plaats is voor de wolf in ons dichtbevolkte land. Het debat is erg gepolariseerd, met aan de ene kant de mensen voor het behoud van landbouw innovatie en aan de andere kant de mensen voor natuurbehoud en herstel. Piet Bergers, de directeur van De Zoogdiervereniging wordt al snel gezien als ‘wolven knuffelaar’ en dat De Zoogdiervereniging ‘graag de wilde dieren hier wil hebben’. Toch zit er meer diepte in het debat en de vraag; hoeveel ruimte er is voor de grotere dieren, waaronder de wolf en wat betekenen zij voor Nederland.

Wat hebben de grotere dieren die zich hier hebben gevestigd tot nu toe aan de Nederlandse natuur toegevoegd?

‘Met dieren die zich hier gevestigd hebben bedoelen we dieren die hier zo’n 100 jaar geleden niet aanwezig waren. Een bever en een otter zijn geherintroduceerd, dat betekent dat wij als Nederland dieren in het buitenland hebben gevangen en in Nederland uitgezet. Maar bijvoorbeeld de wolf is vanzelf teruggekomen, dat is dus een herkolonisatie. De goudjakhals heeft Nederland gekoloniseerd, die was er eerst niet, maar die is hier uit zichzelf gekomen. Dus er zijn de laatste jaren allerlei dieren bijgekomen, die op verschillende manieren ons land hebben bereikt. Dit noem je ‘inheemse dieren’.

De goudjakhals die hier zelf heen gekomen is, moet een plekje vinden in onze natuur en dat zien we niet als een verstoring, zoals bij de wasbeer die hier met door de mens uitgezet is. De natuur is altijd aan verandering onderworpen, maar het verschil is dat sommige soorten veel meer invloed uitoefenen dan anderen.’

Dus terug naar de kern van de vraag, wat hebben die soorten bijgedragen? 

‘De geherintroduceerde soorten zoals de otter en de bever zijn allemaal soorten die een belangrijke rol in het ecosysteem vervullen. Die rol was weggevallen, dus dan miste de natuur iets. Bevers zijn echte ‘ecosysteem ingenieurs’ die vellen bomen en passen het watersysteem aan naar hun behoeften. Nederland is een echt waterland, maar die ‘ingenieur’ was weg, dus dat hebben we zelf geoptimaliseerd voor de landbouw. Dat is dus kaal en dat zorgde voor extra droogte in de zomer, maar door de bever is dat allemaal natuurlijker geworden. We zien met de aanwezigheid van de bever dat ook beken minder droog vallen. Dus voor de hele leefgemeenschap van zo’n beek is een bever een heel belangrijk.

Dan heb je ook de grote grazers die hier leven en terug zijn gebracht zoals de wisent. De wisent is een bos grazer, die zorgt voor veel meer open plekken in het bos dan herten. Dus die heeft een andere rol en elke rol die weggevallen was, maakt dat het systeem verarmt, omdat de invloed van die soort ook weg is.’

En welke effecten hebben de teruggekeerde roofdieren, zoals de wolf en de otter dan?

‘De wolf is een groot roofdier die niet is uitgezet, maar is teruggekomen. Zo jaagt een wolf op prooien voornamelijk herten en zwijnen in Nederland. Omdat deze prooien geen vijanden hadden in Nederland verandert hun gedrag. Je ziet dat gebieden waar wolven zijn, gemeden worden door prooien. Neem bijvoorbeeld de wisent, als die gebieden vermijden, zie je dat het effecten van grazen op verschillende plekken anders is. Dit zorgt ervoor dat de Nederlandse natuur gevarieerder wordt.

Een ander effect van de wolf is dat er meer kadavers komen. Vroeger stierf er nog wel eens een dier aan ouderdom, maar het gros werd gewoon afgeschoten en weggehaald. Dit biedt kansen voor aaseters zoals raven, die met hun aanwezigheid weer aan wolven tonen waar kadavers liggen.’

Maar u belicht vooral de positieve kanten, wat zijn de negatieve kanten dan? Bijvoorbeeld, een soort die te succesvol is en daarom overlast veroorzaakt.

‘Te succesvol is een menselijk begrip. Je krijgt problemen met soorten als er menselijke belangen bij betrokken zijn. Herten hebben geen problemen met wolven. Een wolf pakt een hert en eet hem op, dat is de natuur. Als een wolf een schaap pakt, doet ie dat niet om een boer dwars te zitten. Een wolf ziet daar een prooidier in een onnatuurlijke omgeving, een weiland waar de schapen niet weg kunnen, zoals in de natuur kan.’ 

Maar kan het succes van een soort ook problemen geven in een natuurlijke omgeving?

‘In een functionerend ecosysteem ontstaat altijd balans. Bij grote soorten is de voortplantingssnelheid lager en krijg je niet gauw een plaag van deze soort. Maar als een soort kleiner is, zoals een veldmuis is de voortplantingssnelheid hoger. Als je veldmuizen hebt in een agrarisch gebied, omringd door eten en zonder vijanden, heb je heel snel een plaag. Plagen ontstaan vooral in onnatuurlijke gebieden. Nederland bestaat voor bijna tweederde uit agrarisch gebied, ingericht op monocultuur. Dat houdt in, één specifiek gewas op een akker en weilanden waar één soort gras groeit. De boer heeft dat gras nodig voor zijn koeien en de gewassen voor zijn klanten en dan zijn er al snel ‘’te veel veldmuizen of spreeuwen’’ die de productie verstoren. Dan heb je er ‘’te veel’’ voor menselijke begrippen. Maar het is hoe die dieren geëvolueerd zijn, om snel een gunstig gebied te bezetten en wanneer dat gebied uitgeput is, gaan overlevenden een nieuw gebied te bezetten. Nu hoeven ze niet met genoeg eten, zonder vijanden.

Dan komen we terug bij de wolf, de meesten leven in Nederland op de Veluwe tussen de prooien. Trekkende wolven zijn het probleem, want die trekken door kilometers onnatuurlijk landschap met weinig prooien maar veel vee. Wij hebben jarenlang geen grote roofdieren gehad, dus het vee staat achter twee touwtjes als hek. Dat houdt je schapen wel binnen, maar een wolf niet buiten.’ 

Wat zijn volgens De Zoogdiervereniging dan gepaste oplossingen tussen wilde dieren en mensen?

‘Als zoogdiervereniging is onze missie om ervoor te zorgen dat mensen en wilde zoogdieren samen kunnen leven. Daarom moeten we ons realiseren dat Nederland niet alleen voor mensen is, maar ook voor de dieren. De aarde is ook niet alleen van ons. Ik heb een koophuis met een tuin die volgens papier ‘’van mij’’ is. Het is ook de tuin van egeltjes die erdoor lopen, maar ik mag er mee doen wat ik wil. Ik kan er tegels neerleggen, maar dan kunnen de dieren geen voedsel vinden. Dus het is aan ons mensen om een oplossing te vinden. 

Maar wat is daarvoor nodig?

‘Je kan het technisch aanpakken zoals met vleermuisvoorzieningen in nieuwbouw, iets wat nu in het bouwbesluit is opgenomen. Het andere is dat we moeten kijken waar het precies fout gaat. Het ontsnipperingsprogramma van Rijkswaterstaat die onze infrastructuur beheert, wees uit dat de wegen een groot probleem zijn voor de Nederlandse natuur. Daarom zijn er nu oplossingen voor gemaakt om dieren veilig van het ene naar het andere gebied te laten trekken. Denk aan ecoducten en tunnels, maar ook touwen voor de boommarters en hoge beplanting die de vleermuizen kunnen volgen. Als je een waterweg hebt, zorg je ervoor dat er niet alleen steile kades zijn, maar ook uitstap plekken zodat een dier eruit kan komen. Er zijn allemaal manieren, maar dit is allemaal kleinschalig.’

Wat zijn dan de grootschalige oplossingen?

‘De grootschalige oplossingen moeten gebeuren in landelijk gebied. Die tweederde landbouwgrond gericht op monocultuur zijn gewoon woestijnen, dat betekent dat er heel weinig natuurlijk leven is. Dus de manier waarop wij landbouwbedrijven, moet in Nederland veel natuurinclusiever. Dat betekent misschien dat je minder opbrengst krijgt, maar je hebt ook minder kosten, dus dat maakt misschien voor de boer zijn winst minder uit. Qua maatschappelijke kosten zal het voor de burger beter uitpakken, want door de landbouw uitstoot hebben wij als mensen ook veel last. Het punt is dat we ons op allerlei vlakken moeten aanpassen, waarbij we een manier moeten vinden waardoor er meer natuur kan zijn. Dat kan technisch, maar het belangrijkste is dat we onze mindset moeten veranderen.’

Wat is de juiste mindset en hoe kunnen we die verkrijgen?

‘Als mens moeten we meer bewust worden dat we voor ons bestaan de natuur nodig hebben. Die bewustwording kan ervoor zorgen dat we begrijpen dat we moeten leven mét de natuur en dan kan je overal mogelijkheden vinden om natuur en cultuur naast elkaar te laten bestaan.’

Beeld: Renate Rijerkerk