[aesop_image img=”https://svjmedia.nl/sophieneuvel/wp-content/uploads/sites/200/2020/11/datavisualisatie-eindproduct.png” panorama=”off” align=”center” lightbox=”on” captionsrc=”custom” caption=”Klik op de datavisualisatie voor een grotere versie.” captionposition=”left” revealfx=”off” overlay_revealfx=”off”]
Het karakteristieke museum loopje, de krakende schoenen van de man die net langs loopt, het fotogeluid van een telefoon die per ongeluk nog aan staat, terwijl die ene vrouw onopgemerkt een foto probeert te maken. Gênant, iedereen kijkt om. Of, dat galmende kuchje. Althans, bij een kuchje blijft iedereen tegenwoordig thuis als het goed is. Het zijn allemaal typische dingen die je er tijdens een museumbezoek gratis bij krijgt. Bijna iedereen heeft weleens een bezoek gebracht aan een museum. Vroeger met school naar NEMO bijvoorbeeld, of naar het Van Gogh Museum, waarvan je de toegangskaart als cadeau hebt gekregen. Maar wat maakt een museum nou populair? Of beter gezegd: wat maakt het ene museum populairder dan de ander?
Musea zijn in verschillende categorieën op te delen, zoals te zien is in de datavisualisatie. Wat direct opvalt, is de stijging van het aantal bezoekers in de categorie natuurhistorie in de jaren 2014, 2015 en 2016. Deze trend wordt veroorzaakt doordat meer dan de helft van het totaalaantal bezoekers in deze jaren, van buiten de gemeente komt. Twee op de drie bezoekers van de natuurhistorische musea in deze jaren, komen dan ook van buiten de gemeentegrens.
De categorie die bij uitstek het populairst is, is Kunst. Volgens de cijfers van de Museumvereniging, kreeg een kunstmuseum in 2019 gemiddeld 137.139 bezoekers. De gedachte die wellicht als eerste op zou kunnen spelen is: “heeft deze categorie niet gewoon het grootste aanbod?”. Nee, in tegendeel zelfs. In 2019 waren 428 musea aangesloten bij de museumvereniging. 61% daarvan behoorde tot de categorie geschiedenis: er waren toen dus 265 geschiedenismusea. Daartegenover is maar 23% van het aantal musea die bij de Museumvereniging aangesloten zijn, een kunstmuseum. Dit komt neer om 102 musea in de categorie kunst. Een stuk minder aanbod dus. In dit geval heeft de hoeveelheid aanbod dus geen directe invloed op de populariteit, maar wat dan wel? Wat is het geheim van de Smid?
Bregje Gerritse, curator en onderzoeker bij het Van Gogh Museum, denkt dat het te maken heeft met bekende namen zoals Van Gogh en Rembrandt. “Mensen krijgen ook sneller de neiging om naar een film te gaan met allemaal bekende acteurs, dan naar een film waar ze niemand kennen. Toch een beetje die celebrity-factor. Dezelfde reactie wordt opgewekt wanneer het werk van een bekende kunstenaar in een museum hangt.” Telefoniste van het Stedelijk Museum en kunstenares Ingrid Press, denkt dat het ligt aan de grootte van het begrip kunst: “Je hebt fotografie, meubels, glaswerk, beeldhouwkunst, schilderijen… Het is zo’n groot gebied. Voor iedereen zit er wel iets tussen. Daarom trekt het waarschijnlijk ook zo veel mensen. Volkenkunde is ook prachtig, maar het is simpelweg een kleiner gebied wat daar allemaal in past.” Volgens Roos Krabbendam, een fanatiek museumbezoeker, heeft het te maken met de beleving: “Historie vind ik ook interessant, maar dit kun je vaak ook lezen in boeken. Bij kunst vind ik juist die beleving van het museum de kunst extra bijzonder maken om het in het echt te zien. Je ervaart het niet zo op het internet of in een boek.”
Wat het ene soort museum populairder maakt dan de ander, heeft volgens Gerritse dus te maken met “de celebrity-factor”. Press denkt daarentegen juist dat het door de breedte van de categorie komt. Daarnaast vindt Krabbendam de beleving van een kunstmuseum simpelweg heel bijzonder, en is ze van mening dat je deze niet zo intens ervaart via het internet of in een boek. Kortom, er zijn verschillende factoren van invloed op de populariteit van een museum.
Verantwoording: de cijfers die gebruikt zijn in de datavisualisatie en het artikel, zijn afkomstig uit verschillende rapporten van de Museumvereniging. Hierin zijn enkel de cijfers van de musea die aangesloten zijn bij de museumvereniging meegenomen. Een gemiddelde is berekend door in elk jaar het totaalaantal bezoekers per categorie, te delen door het aantal musea in de desbetreffende categorie.
Diverse mondelinge bronnen zijn geraadpleegd om een verklaring te vinden voor de populariteit van kunstmusea.
De kleuren in de datavisualisatie zijn gebaseerd op de kleuren die op de museumjaarkaart staan. Er is voor de schetsachtige, doorbroken lijnen is gekozen om de schilderachtige stijl van de museumjaarkaart – waar de lijnen uit komen – naar voren te laten komen.