Bart Wallet is hoogleraar Joodse studies en heeft zich verdiept in de archieven over de geschiedenis van de Joodse gemeenschap in Edam. Hij vertelt:

‘Dit soort kleine gemeenschappen zijn over het algemeen heel zelfstandig. Er is vaak geen eens een rabbijn, de Joodse gemeenschap regelt dat liever allemaal zelf. In principe kan dat ook, met minimaal 10 volwassen mannen kunnen er gewoon gebedsdiensten gehouden worden. En als er moeilijke, ingewikkelde vragen zijn over het Joodse recht, dan wordt er gewoon een rabbijn gezocht om die aan te stellen.’

‘Tot aan de Tweede Wereldoorlog hebben dus alleen hele grote plaatsen rabbijnen. Alle andere, kleine plaatsen hebben meestal een godsdienstonderwijzer. Dat is een soort Joods manusje van alles. Hij is secretaris, leraar, ritueel slachter, voorzanger in de synagoge. Edam heeft er al een vanaf de 18de eeuw, dat is best vroeg.’

‘De eerste helft van de 19de eeuw is de bloeiperiode. Er wonen dan rond de 90 Joden, dat is een relatief serieuze gemeenschap. Dat zie je ook aan dat eigenlijk alle voorzieningen aanwezig zijn. Er was een badhuis, synagoge, schooltje en begraafplaats.’

‘Maar, de gemeente krijgt gaandeweg problemen. Steeds meer gezinnen trekken weg naar Amsterdam en er blijven weinig mensen over. Er ontstaat een ruzie in de gemeenschap. De bestuurder heeft namelijk zijn neefje, die ook nog eens bij hem in huis woont, aangesteld als leraar. Na een tijdje wil de bestuurder dat zijn neefje meer geld betaald krijgt, dus gaat de contributie van de gemeente omhoog. Daar is natuurlijk niemand het mee eens, er komt veel protest. Uiteindelijk vertrekt de leraar, waardoor de kinderen nu helemaal zonder Joodse les zitten. Dat luidt een beetje de doodsklok voor de gemeenschap. In 1886 wordt er een punt achter gezet. Er zijn dan nog maar drie volwassen mannen. Volgens de Joodse wetten moeten dat er 10 zijn.’

‘Binnen no time wordt de synagoge en alle bezittingen van de gemeenschap verkocht. Dat levert 1200 gulden op. Maar nu zitten ze nog met de begraafplaats, daar moet wel voor gezorgd worden. Ze gaan daarvoor eerst naar de gemeente in Monnickendam met als idee dat als de overgebleven Joden uit Edam zich bij hun aansluiten, zij vast wel voor de begraafplaats willen zorgen. Dat vinden ze in Monnickendam prima, als die 1200 gulden hun kant op komt. Dat is niet helemaal wat de Edammers voor ogen hebben, dus gaan ze naar de burgerlijke gemeente Edam. Voor maar 800 gulden, zweren zij dat ze tot in de eeuwigheid de begraafplaats zullen onderhouden. Al gaat het eigendomsrecht gaat later toch wel naar Monnickendam.’

-Bart Wallet