Sommige delen van de samenleving zijn eeuwenlang een mannenbolwerk geweest, zoals de diplomatie en het leger. Tegenwoordig kunnen vrouwen hier ook carrière maken, al is dat niet steeds gemakkelijk en vraagt dat in sommige gevallen om het maken van persoonlijke keuzes. Caecilia van Peski (50) is één van die vrouwen die in multilaterale dienst inmiddels tal van functies uitoefende. Zij vertelt over haar loopbaan en de mogelijkheden en beperkingen die zij ondervond in de man-vrouw-verhouding binnen haar werk.
Caecilia van Peski komt uit een gezin met een vrij traditionele rolverdeling: haar vader was dominee en haar moeder was huisvrouw. Ik kom uit een heel warm gezin, waar mijn ouders veel tijd voor mij hadden, ook al hadden zij het druk met hun werk. Als dominee werkte mijn vader onregelmatig en hij maakte veel uren. Mijn moeder was meer thuis, maar als domineesvrouw was ook zij veel bezig binnen de gemeente, zoals met het bezoeken van zieken en het ontvangen van gasten op de pastorie. Mijn ouders zorgden er wel steeds voor dat er momenten van rust waren, zoals gezamenlijk avondeten en vertellen hoe de dag was geweest.
Van Peski studeerde onderwijs- en cultuurpsychologie in Tilburg. ,,Onderwijspsychologie bestudeert hoe mensen – volwassen en kinderen – leren en welke problemen in het verwerven van kennis en vaardigheden zich voor kunnen doen. Het gaat niet alleen over kinderen met leerproblemen op school, maar ook over hoe mensen met hersenletsel of Alzheimer kennis verwerken. Bij cultuurpsychologie gaat het om hoe mensen verschillen maar ook hetzelfde zijn over verschillende culturen. Hoe gaan culturen om met hiërarchie of onzekerheid en dat soort zaken. Dat zijn aspecten die in mijn werk heel mooi samenkomen.”
Van Peski vervulde tal van functies bij multilaterale organisaties. Zo was zij onder meer waarnemer voor de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Het ging daarbij om het waarnemen van verkiezingen in verschillende landen, maar ook om het waarnemen van een staakt-het-vuren, zoals in Oekraïne. In 2010 was zij Vrouwenvertegenwoordiger bij de Verenigde Naties. In 2020-2021 is zij voor een missie van de Noord Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) in Kabul, plant zij de terugkeer van de Amerikaanse troepen uit Afghanistan.
Zij werkt in de internationale wereld van diplomatie en krijgsmacht veel met mannen, omdat vrouwen traditioneel minder sterk vertegenwoordigd zijn in deze sectoren. Binnen de diplomatie is momenteel gelukkig sprake van een inhaalslag: steeds meer vrouwen bouwen daar aan een loopbaan. Toch, als vrouwen een relatie willen onderhouden en een gezin willen stichten, dan is een baan waarin je veel reist en vaak voor langere tijd uitgezonden bent beslist niet gemakkelijk. ,,Ik heb nu geen vaste partner, maar ik heb wel langere relaties met mannen gehad. Ik sta ook wel open voor het vinden van een leuke partner. Ik vind het alleen moeilijk om tussen al dat reizen door een geschikte partner te vinden, een die ook begrijpt dat mijn werk en bijbehorende levensstijl belangrijk voor mij zijn. Alleen is het voor vrouwen met een loopbaan als die van mij moeilijk om een partner te vinden. Ik ben hier in Kabul inmiddels ook alweer een maand of vier en ik blijft nog een paar verdere maanden weg. Ik ga ook niet tussendoor even terug – dat is vanwege COVID ook moeilijker geworden – dus ik ben echt wel langere periodes niet in Nederland. Aan de andere kant bouw je ter plekke ook wel weer een leven op. Dat is ook zeker bijzonder,“ stelt zij vast.
Vrouwen geven wel aan dat zij in hun werk op een gegeven moment tegen een glazen plafond stuiten, waardoor hogere functies niet binnen handbereik komen. Van Peski heeft dat in haar werk niet direct zo ervaren, al vermoedt ze dat er wel zo’n plafond bestaat. ,,Ik hoor van vrienden en vriendinnen dat er wel een glazen plafond is, ik hoor van hen voorbeelden veelal uit de commerciële wereld. Ik denk vooral dat je tegen bepaalde beperkingen aanloopt als je langer deel uit maakt van een organisatie. Als je daar stapjes omhoog maakt en dat je dan merkt dat je vanaf een bepaald niveau niet verder meer kan komen, terwijl je nog niet aan de top van je potentieel zit. In de sector waar ik in werk is het meer gewoon om geregeld te wisselen van organisatie: eerst drie jaar voor de EU en dan weer drie jaar voor de OVSE. Dan loop je minder snel tegen zo’n plafond aan omdat je als op een schaakbord paardensprongen maakt.”
Van Peski ervaart wel dat een vrouw in een meer mannelijke werkomgeving met bepaalde weerstanden te maken krijgt. ,,Ik heb het gevoel dat in een masculiene werkomgeving mannen moeilijker kwaliteiten herkennen in vrouwen. Neem bijvoorbeeld het nemen van beslissingen. Als leidinggevende doe ik dat in mijn werk op een zorgvuldige wijze. Door bijvoorbeeld de input van collega’s te vragen en misschien wat langer na te denken of meer grondig onderzoek te doen, voordat ik de beslissing neem. Ik vind het heel belangrijk dat de beslissing waar mogelijk ook door het team en niet enkel door mijzelf gedragen wordt. Dus ik druk het er dan niet direct doorheen. Maar in sommige gevallen vraagt de situatie wel om een snelle beslissing. Bij militaire missies is het snel nemen van beslissingen, bijvoorbeeld in bedreigende situaties, wel een voorwaarde. Dat ook mijn leiderschapsstijl daar een bijdrage aan kan leveren wordt onder die omstandigheden niet direct herkend. Mensen hebben de neiging om dat waar ze minder voorbeelden van kennen, ook niet in de ander te zien. Daarom zijn krachtige rolmodellen ook zo belangrijk, want zij kunnen het voorbeeld laten zien. Er zijn binnen de krijgsmacht op dit moment nog niet genoeg voorbeelden van krachtig vrouwelijk leiderschap. Daardoor word je als vrouw in die meer masculiene werkomgeving te snel beoordeeld op dat meer masculiene model. Daar voldoen vrouwen niet altijd aan, waardoor het talent van vrouwen dus minder snel herkend wordt.”
Van Peski vermoedt dat vrouwen zichzelf ook te snel beperkingen opleggen; “Vrouwen hebben eerder de neiging om falen aan zichzelf te wijten. Mannen wijzen bij falen eerder naar hun omgeving. Dat zijn processen van interne versus externe attributie. Als je bijvoorbeeld zakt voor een examen of test, zijn vrouwen eerder geneigd te denken dat ze zelf niet slim genoeg zijn. Mannen daarentegen zeggen in eenzelfde situatie eerder dat het falen kwam doordat de docent de verkeerde stof had opgegeven. Had de docent wel de juiste leerstof opgegeven, of was het lokaal niet zo warm was geweest, dan hadden ze het examen wel gehaald. Dat is wel iets dat je merkt wanneer je als vrouwen een minderheid vormt in een omgeving waar veel meer mannen werken. Die mannen kunnen je een boost in je zelfvertrouwen geven en daar pluk ik voor mijn eigen loopbaan dan weer de vruchten van”.