Nieuw of tweedehands?

Vanuit de doos, glimmend en nieuw, kwam het koffiezetapparaat tevoorschijn. Zo gaat het vaak als we een elektronisch apparaat kopen. Maar als het aan de Nederlandse regering ligt, is dit verleden tijd. Nederland wil in 2050 een volledige circulaire economie hebben waar recyclen en tweedehands het nieuwe normaal wordt. Maar hoe werkt een circulaire economie? Dat leggen we je uit aan de hand van de levensloop van een koffiezetapparaat. 

De plannen die het Nederlandse kabinet heeft wat betreft grondstoffen in een circulaire economie zijn veelomvattend. Zo moet bij bestaande productieprocessen efficiënter gebruik gemaakt worden van de grondstoffen. Hierdoor gaan de grondstoffen langer mee. Tevens moeten nieuwe productiemethodes ontwikkeld worden om duurzamere manieren te vinden voor het maken van producten. Verder wil de regering dat Nederland minder afhankelijk wordt van fossiele bronnen, dat is beter voor het milieu zoals voedselresten en dode natuur. Dat zijn producten die telkens aangevuld worden, het afval van huishoudens gebruiken en zo geen afval meer weggooien. 

Vergroot

3TQ3KlkfNX91Mx
Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)

Kwartszand, wat is dat? 

Er zijn natuurlijk allerlei grondstoffen nodig om een koffiezetapparaat te maken. Denk aan metaal, kunststof en verschillende elektronische componenten, maar ook een microchip. Voor het maken van microchips is kwartszand nodig. Zand wordt dan gesmolten en de verschillende onderdelen worden gescheiden om het hoofdonderdeel silicium te verkrijgen. Dit gaat in zulke grote hoeveelheden dat er sprake is van massaproductie. In een circulaire economie waar Nederland naar toe wil, worden deze grondstoffen weer hergebruikt voor andere producten. In een circulaire economie bestaat geen afval en wordt er niets weggegooid. Dit vermindert de CO2-uitstoot én het gebruik van grondstoffen.

Nieuwe methodes 

Nadat de grondstoffen zijn verzameld en tot onderdelen zijn gemaakt, is het tijd om het koffiezetapparaat in elkaar te zetten. Een koffiezetapparaat bestaat uit meerdere onderdelen, waaronder een verwarmingselement, een pomp, een filterhouder, een boiler en een waterreservoir.

Een koffiezetapparaat kan handmatig of machinaal gemaakt worden. Bij Technivorm worden de Moccamaster koffiezetapparaten met de hand gemaakt. Om alles samen te voegen wordt een assemblagelijm gebruikt. De fabriek kiest om meerdere redenen voor deze productie. Deze manier is niet alleen heel milieubewust, maar je kan het apparaat ook makkelijk repareren en een onderdeel vervangen. Deze formule wordt al sinds 1968 toegepast, dus zowat zestig jaar. In plaats van nieuwe designs te ontwerpen en verschillende modellen te maken, wordt bewust maar vanuit één vorm gewerkt. Dat heeft het grote voordeel dat het bedrijf deze vorm steeds verder kan ontwikkelen met steeds betere materialen tot duurzamere producten.

Een ander voorbeeld van een circulaire toepassing bij het maken van een koffiezetapparaat is een pilot van Kleiner en Cirkellab. Dit recyclebedrijf in Dordrecht maakt van de resten van verpakkingen waar de koffiebonen inzitten een nieuw product: the good knock. Dit is een uitklopbak, waarmee je de koffieprut, die resteert na het maken van een kopje koffie, weer kan hergebruiken. 

Ook het bekende bedrijf Douwe Egberts vindt duurzaamheid heel belangrijk. In juni 2017 had de gemeente Enschede een wedstrijd welk bedrijf zo duurzaam mogelijk koffie en thee kon leveren aan het gemeentehuis. Douwe Egberts Professional won de hoofdprijs met een duurzaam ontwerp. Zij maakte de meubels waar de apparaten op staan volledig circulair doordat de achterwand bestaat uit gerecycled honinggraatkarton en het glas uit gerecycled glas. De apparaten blijven ook heel lang in gebruikt. Zij worden namelijk tweedehands verkocht als de eerste gebruiker ze na een aantal jaren retour stuurt. Mocht dit nodig zijn, dan worden de apparaten steeds opgeknapt. Hierdoor wordt niets weggegooid en wordt de technische levensduur volledig benut.

Vliesjes van de koffieboon als stoom?

Nu het apparaat gemaakt is, is hij te koop in de winkel. Nu ligt de keuze bij jou, als consument. Koop jij het apparaat nieuw of tweedehands? Kies jij voor de duurzame optie of de goedkoopste optie? In een circulaire economie streven we naar een zo efficiënt mogelijk gebruik van een apparaat.

Nu je het apparaat in huis heb, wil je natuurlijk koffie gaan maken. Maar wist je dat het maken van koffiebonen ook op een duurzamere manier kan. Bij een van de grootste koffiefabrikanten Douwe Egberts gebeurt dat al sinds 2017. In de fabriek waar de koffiebonen worden gebrand, worden de overgebleven vliesjes gescheiden. Deze vliesjes kunnen gebruikt worden als bodemverbeteraar op het land of zelfs in een fabriek gebruikt worden als stoom. 

Verder hergebruikt Douwe Egberts het overgebleven koffieprut na het zetten van die kop koffie als grondstof voor bijvoorbeeld zeep, schoenzolen en briketten. Ook kunnen ze het gebruiken voor het kweken van aardbeienplanten en oesterzwammen. En dat kan jij als consument ook heel makkelijk. Als eerste is koffieprut een middel om ‘ongewilde’ dieren te verjagen uit je tuin. Katten blijven dan liever uit de tuin, want de geur is hun tot last. Voor (naakt-)slakken is de stof in koffie zelfs giftig. Ook kan het overgebleven deel gebruiken als scrub voor je huid of je haar. 

Kapot en nu?

Op een gegeven moment kan het zijn dat het koffiezetapparaat onderhoud nodig heeft of kapot gaat. In een circulaire economie wordt er gestreefd naar reparatie in plaats van vervanging. Het repareren van het apparaat zorgt ervoor dat het langer mee kan gaan en er minder afval wordt geproduceerd. Hiervoor zijn Nederland volgens de cijfers uit eind 2021 bijna 375 Repair Cafés. Dit is alleen de cafés die aangesloten zijn de RepairMonitor. Uit de cijfers blijkt ook dat 60% van de mensen die met een koffiezetapparaat naar het Repair Café gaan met een gemaakt apparaat weer thuis komen. Scheelt je toch weer geld, want het café is gratis voor iedereen. 

Als het koffiezetapparaat uiteindelijk toch niet meer te repareren is, dan komt het in aanmerking voor recycling. In een circulaire economie wordt een zo hoog mogelijk percentage hergebruik van de materialen van het apparaat. Zo kunnen bijvoorbeeld metalen en kunststoffen opnieuw worden gebruikt in andere producten. Of onderdelen weer samengevoegd worden met een ander kapot apparaat om samen weer een werkend apparaat te hebben. Je kan het dan inleveren in de milieustraat in jouw eigen gemeente of bij een kringloopwinkel. Bij de kringloopwinkel kunnen ze hem nog een keer proberen te repareren of onderdelen hergebruiken. In Nederland waren er op 1 januari 2023 1.160 kringloopwinkels. Dat is per 7,43 kringloopwinkels op 100.000 Nederlanders. 

Iemand die vaak in een kringloopwinkel te vinden is en al jaren probeert zo veel als mogelijk circulair te leven is eigenaresse van Zaailingen en bioloog, Linda van Roij. Haar tweedehands elektronische apparaten komen niet alleen van de kringloopwinkel. “Tweedehands kan ook via vrienden of iemand uit de buurt zijn. Als vrienden hun huis gaan opruimen moet je altijd even kijken naar wat ze wegdoen”, aldus Linda. Ze heeft uitgezocht dat de gemiddelde Nederlander ongeveer voor 2200 euro jaarlijks aan spullen koopt. Daarvan komt ook veel afval, maar als het aan het Nederlandse kabinet ligt in dat in 2050 niet meer zo. 

Afval? 

De gemiddelde Nederlander koopt dus 2200 euro jaarlijks aan spullen. Maar hoe zit dat met ons afval? Het CBS zag een piek in het afval per huishoudens in 2020, de reden hiervoor zit hem waarschijnlijk in COVID-19. “Nederlanders zaten toen veel thuis waardoor veel huizen werden opgeruimd”, aldus Linda. In 2021 was het aantal ton afval meer dan in 2019. Dus met het verminderen van afval gaat het nog niet zo goed. In 2016 is de doelstelling voor een volledige circulaire economie in 2050 gestart en sindsdien zijn de aantal tonnen afval per huishouden alleen maar toegenomen. 

Nu je alles hebt gelezen over duurzaamheid en hoe Linda minder spullen koopt. Hoe duurzaam ben jij eigenlijk?

Via deze impactcalculator kan je precies berekenen hoe duurzaam jij bent. Je hoeft alleen het kopje spullen in te vullen om er achter te komen. 

Duurzaamheid breed toepasbaar

Je kunt aan de hand van de levensloop van een koffiezetapparaat goed zien hoe circulaire economie werkt. Het begint bij duurzame grondstoffen, gevolgd door een efficiënte productie en optimaal gebruik van het apparaat. Bij defecten en onderhoud wordt ingezet op reparatie in plaats van het leveren van een nieuw apparaat. Als het apparaat uiteindelijk niet meer te repareren is, wordt gestreefd naar recycling en hergebruik van de materialen. Door al deze stappen te volgen, kan er een duurzame en circulaire economie ontstaan. 

Alleen een koffiezetapparaat is maar een klein elektronisch apparaat. Hoe werkt een circulaire economie in grotere projecten als in het bouwen van huizen? Daarvoor gingen we in gesprek met Esme Bosch, werkzaam in de circulaire bouw in de gemeente Leiden. 

Luister het gesprek hier: https://on.soundcloud.com/id1My 

Verantwoording datavisualisatie
Voor de datavisualisatie heb ik gebruik gemaakt van cijfers van het CBS (Centraal Bureau voor Statistiek). In de cijfers is te zien hoeveel afval er per huishouden in tonnen is geproduceerd. Ik heb ervoor gekozen om alleen de jaren 2016 tot nu te gebruiken. Omdat de doelstelling voor een volledige circulaire economie in 2016 is gestart. Sinds 2016 is er alleen maar een stijging te zien in het aantal tonnen afval wat er per huishouden is. Met een grote piek in 2020.

De grafiek is gemaakt door Lisanne van Gent.

“Ik hoop dat ik hier nog veel zaterdagen mag werken” 

Kringlopen zijn een enorme hype geworden. Iedereen loopt tegenwoordig rond in een vintage Levi’s jeans en een mooie tweedehands jas. Dit hebben ze ook opgemerkt bij kringloopwinkel SOEK in Oegstgeest. De winkel draait overuren en volledig op vrijwilligers, hoe houden ze dit vol? 

Om twaalf uur openen vrijwilligers Eric en Willem de ontvangstruimte van de winkel. Door de overvolle winkel bevindt deze zich in een buiten opslag. Dit brengt wel wat problemen met zich mee, want veel mensen dumpen buiten de openingstijden een hoop zooi voor de deur. Die spullen brengen Eric en Willem dan ook weer naar de gemeentewerf. De in elkaar gezette constructie van partytenten en zeil proberen een droge opslag te creëren. “Er komt van alles binnen: kleding, decoratie, huishoudelijke artikelen en boeken. Veel mensen komen aanzetten met meubels, maar die nemen wij niet aan. Daar is bij ons geen plek voor”, vertelt Eric terwijl hij de grote hoeveelheid kleding naar binnen draagt. Eric is al sinds de opening van 2014 vrijwilliger. Dat houdt hem van de straat zoals hij zelf zegt. “Ik was net met pensioen toen SOEK werd geopend. De oprichter vroeg of hij de eerste paar weken wilde helpen, omdat ze nog weinig vrijwilligers hadden.” Ondertussen is hij zelf alweer ruim zes jaar vrijwilliger en nog lang niet van plan om te stoppen.

Kringloopwinkel SOEK zit op een bijzondere plek in Oegstgeest. Ze bevinden zich in het oude gedeelte van het dorp en tegenover hen zit een instelling die deels gesloten is. Dit is de tweede locatie van deze kringloopwinkel. Eerst zaten ze in het Dorpscentrum, maar moesten ze alle spullen opruimen na sluitingstijd. Maar nu hebben ze een eigen pand en kunnen ze alles mooi uitstallen. Het gebouw is een oude school en elke ruimte is een klaslokaal geweest. Dat is ook nog terug te zien aan de blauwe deuren en het meisjes en jongens logo op de wc. De SOEK is drie dagen per week geopend voor klanten, maar de vrijwilligers werken ook soms op andere dagen om de winkel nog mooier en gevarieerder te maken.

Vrijwilliger Lia is de nieuw binnengekomen kleding aan het sorteren. De ruimte staat vol met kledingrekken gesorteerd per kledingstuk. De jassen bij de jassen en de broeken bij de broeken. Het eenzame rek in de hoek valt op. Hier hangt een heel klein aanbod aan mannenkleding. “We willen heel graag meer mannenkleding ontvangen, want dit verkoopt snel. Mannen passen nooit kleding en doen veel nuttige aankopen. Bij vrouwen duurt het veel langer. Ze zijn kieskeurig, controleren elk kledingstuk en passen het in de paskamer.” Intussen is Lia nog steeds bezig met het sorteren van de kleding. Vandaag is er veel vintage kleding binnengekomen van designermerken. Lia keek vroeger vaak naar de kwaliteit van de kleding en controleerde elke zak. “Als er vlekken opzitten, doen we het meteen in de wasmachine. Bij gaten of missende knopen en details schakelen we vrijwilliger Ans in. Zij probeert het te maken op de naaimachine”. Lia begint te glunderen als zij over haar routine vertelt. Ze wordt enorm blij van haar werk en gaat elke dag met plezier naar SOEK. Tegelijk vloeit er een traan over haar wang. De kringloopwinkel zal in september zijn deuren moeten sluiten, omdat ze oud het anti-kraakpand moeten vertrekken.  Lia veegt haar traan weg en vervolgt haar klus met het prijzen van bepaalde kledingitems. Dit is een belangrijk onderdeel van het werk, omdat het inkomsten genereerd. Het is een belangrijk onderdeel om goed na te denken over de prijs van de artikelen. “Je houdt hierbij rekening met de kwaliteit, de staat van het product en de populariteit van het item.” De artikelen mogen niet te duur zijn, want dan deizen mensen terug, maar ook niet te goedkoop. Een groot deel van de opbrengsten gaan naar goede doelen in Oegstgeest, zoals hospice De Mare en Voedselbank Leiden.

Rond één uur ’s middags gaat de winkel open voor de klanten. Er staat een rij voor de deur te wachten om naar binnen te mogen. Marja is één van de vrijwilligers die achter de kassa staat op zaterdag. Zij werkt fulltime op een onderzoeksbureau in Amsterdam en vindt het leuk om op zaterdag iets goed te doen voor de maatschappij. “Het contact met mensen mis ik op werk, omdat ik mijn onderzoek vaak alleen doe. De afwisseling van het werken op zaterdag maakt het heel erg fijn.” Ondertussen is ze alweer vier jaar elke zaterdag aan het werk. De toonbank bevindt zich midden in de kringloopwinkel en is het eerste wat je ziet als je binnenkomt. Daarom is Marja’s taak mensen welkom heten en vragen of ze een mandje willen pakken. “Dat is nog vanuit de coronapandemie, we merkten dat onze klanten het fijn vonden als ze een beetje ruimte hadden in de winkel. En het niet erg vonden om even buiten te wachten of in het halletje tot er weer een mandje is. Hierdoor kan iedereen op zijn gemak rustig rondlopen. We hebben 20 mandjes en wij zorgen dat de mandjes vaak aangevuld worden als mensen ze achterlaten bij de kassa”. Marja draait de kassa in principe alleen, bij drukke momenten komt een andere vrijwilliger even helpen met inpakken van het servies en vaasjes.

Rond half drie begint de winkel vol te lopen en de mandjes worden aangevuld. Er komen een aantal mensen binnen om te kijken naar de nieuwe aanbiedingen. Sommige klanten zijn opzoek naar specifieke items, zoals een vintage jurk of een retro klok, terwijl anderen gewoon rondkeken om te zien of ze iets interessants kunnen vinden. De taak is nu om klanten te helpen en vragen te beantwoorden over de artikelen in de winkel. En vooral mensen te helpen met afrekenen en de breekbare dingen in te pakken.

Marja maakt met iedereen een kort praatje. “Dat is naar mijn mening ook belangrijk bij een kringloopwinkel, de sociale interactie. We hebben vooral veel oudere klanten en je weet niet of zij nog veel mensen zien en onze taak is om iedereen met een glimlach naar huis te laten gaan. Zo kunnen mensen ook bij ons in de boekenruimte of in de tuin een cappuccino drinken voor 50 cent. Hierdoor proberen we een woonkamer te creëren voor mensen die eenzaam zijn of even met iemand een praatje willen maken. Er zit altijd een vrijwilliger klaar of klanten hebben een leuk gesprek met elkaar. We zien veel dezelfde mensen komen en als er iemand een tijd niet, maken we ons ook zorgen en gaan we het navragen en checken of alles nog goed gaat”.

Hierna stapt Marja de kamer in van Theo. Hij zit in zijn eigen ICT-ruimte te werken aan een oude LP-speler. Zijn ruimte staat vol met elektronische dingen. Van Cd-spelers tot Dvd-spelers tot koffiezetapparaten en broodroosters. “Als mensen een elektrisch apparaat inleveren loop ik na of hij nog helemaal goed werkt. Ik ben al met pensioen maar vroeger werkte ik bij Philips in de fabriek als monteur. Dus ik heb best wat kennis over apparaten en anders zoek ik het op via Google. Mensen denken altijd dat iets kapot is en willen het dan weggooien, terwijl negen van de tien apparaten nog prima zijn alleen een nieuw onderdeeltje nodig hebben”. In zijn kamer staan ook een aantal unieke items, zoals een oud grammofoon of een oude camera. “Die camera had een barst in de lens en nu heb ik een nieuwe lens besteld in de hoop dat hij het straks weer doet”. Terwijl Theo uitlegt hoe hij een stofzuiger naloopt, komen er twee klanten met de vraag of de boxen op de plank voor ingang van de ICT-ruimte het nog doen. “Zeker, ik heb ze helemaal nagekeken,” vertelt hij rustig aan de klanten. “Mochten ze het toch niet doen, mag u ze weer terugbrengen en krijgt u uw geld terug.”

Om vier uur gaat de SOEK alweer dicht. De laatste mensen rekenen hun producten af en daarna gaat iedereen zijn eigen onderdeel opruimen en ordenen. Alle boeken worden weer netjes op hun plek gezet en alle kleding wordt op een rek gehangen. Vrijwilliger Marja telt ondertussen het geld en Theo maakt de keuken schoon. De totale opbrengst van vandaag is afgerond 637 euro. “Een mooi bedrag voor een zaterdag,” zegt Marja glimlachend.

Meer jongeren en studenten kampen met depressies

Alleen op je studentenkamer zitten, geen sociale dingen doen zoals uitgaan of naar een festival en urenlang online onderwijs volgen. Dat was in het algemeen hoe het dagelijkse leven van een student in Nederland in de coronatijd eruit zag. Luuk* was één van de vele studenten die door corona thuis kwam te zitten. Hij was net aan zijn studie begonnen en lid geworden van een studentenvereniging, maar door corona viel alles weg. “Van heel veel avonden feesten, naar elke avond alleen thuis. Dat is best een verschil. Ik woonde in een studio zonder huisgenoten en ik zag bijna niemand meer”, blikt Luuk terug. Hij viel in zo’n zwart gat, dat hij zelfs een zelfmoordpoging ondernam. Ook bij andere jongeren blijkt de coronacrisis een sterk negatieve invloed te hebben gehad op hun mentale gezondheid. Dat constateerden tal van onderzoeksinstellingen, die inmiddels allerlei programma’s hebben ontwikkeld om de jongeren beter en sneller hulp te kunnen bieden.

Het is logisch dat jongeren zich over tal van dingen zorgen maken. Als je pakweg tussen de 18 en 25 jaar bent, moet je heel wat belangrijke keuzen maken. Wat wil ik later worden en welke studie moet ik gaan volgen en waar dan? Maak ik nieuwe vrienden in mijn nieuwe leefomgeving? Heb ik genoeg geld om mijzelf in leven te houden en leuke dingen te doen? Dergelijke vragen kunnen heel wat kopzorgen opleveren, zo blijkt uit veel onderzoek. Bureau voor maatschappelijke innovatie Diversion heeft vastgesteld dat 75% van de mentale klachten ontstaan voordat je vijfentwintig bent. ,,Veel problemen ontstaan als je jong bent en ontzettend veel jongeren hebben hiermee te maken. Tegelijkertijd zie je ook dat er een groot taboe is om erover te praten. Zo’n 55% van de jongeren geeft aan dat zij het moeilijk vinden om het over problemen te praten,” vertelt projectleider Jeroen van den Born van Diversion over de uitkomst van het onderzoek.

Eenzaamheid

Uit onderzoek van I&O Research blijkt dat eenzaamheid een groot probleem is in Nederland. Het onderzoeksbureau ondervroeg 2.290 Nederlanders naar hun welzijn tijdens de coronacrisis. 37% van de ondervraagden voelden zich eenzaam, waarbij 69% aangaf zich door corona meer eenzaam te voelen. Bij de jongeren was dat laatste cijfer zelfs twee keer zo hoog. De jongeren misten vooral een gevoel van perspectief, omdat niemand wist wanneer het klaar zou zijn en het stukje structuur wat ze normaal hadden in hun leven was weggevallen. Dit gold zeker voor studenten, zoals Luuk, die als eerstejaars student door corona eenzaam op zijn kamer vast kwam te zitten.

Aanvankelijk volgde Luuk nog online onderwijs, maar hij begon stilaan steeds meer lessen te spijbelen. “Niemand vroeg hoe het met je ging of lette op of je überhaupt wel aanwezig was. Hierdoor kon ik mezelf steeds minder motiveren om elke les online te volgen”, blikt hij terug. “Normaal zou ik elke dinsdag en donderdag naar de studentenvereniging gaan. Lekker borrelen met dispuutsgenoten en avondenlang praten. Dat kon nu natuurlijk niet, doordat de studentenverenigingen dicht waren. Wel probeerde ik veel te gamen met een aantal medestudenten. Online konden we ook met elkaar praten, alleen de diepe gesprekken vonden niet meer plaats.”

Luuk vond het lastig om zijn negatieve gevoelens te delen met anderen, want hij wilde online graag mooi weer spelen. Iedereen had het immers zwaar door corona. Hij raakte door het spijbelen en het gebrek aan contacten steeds meer in een negatieve spiraal.
Volgens het Trimbos-instituut kregen meer studenten zoals Luuk problemen met hun mentale gezondheid. Er waren al zorgen over de effecten van prestatiedruk op hun geestelijk welzijn, maar daar kwam nu ook de uitwerking van coronamaatregelen bij. Tal van studenten gingen studeren met het idee dat met de studie de mooiste periode van hun leven was aangebroken, vol met uitgaan, festival en feestjes en ontmoetingen met nieuwe mensen. Dat werd in coronatijd wel heel anders. Veel studenten voelden zich vaak alleen, waardoor sommigen van hen het gevoel kregen dat ze op zichzelf waren aangewezen en zich niet goed konden ontwikkelen op persoonlijk gebied. Verder gaven studenten aan dat ze het gevoel van saamhorigheid misten of ze vonden het lastiger om vragen te stellen tijdens de online lessen, omdat de afstand tussen docent en klas groter was geworden. Zeker als je nieuwe student aan een nieuwe studie begint is het best spannend om voor de camera een vraag te stellen, terwijl je de anderen in de groep nooit persoonlijk had ontmoet. Die drempel was dus hoger geworden voor veel studenten, waardoor zij allicht nu meer achterstand hebben dan in een normale periode zonder corona.

Zelfmoordaantallen

Luuk kwam langzaamaan steeds meer in een depressie terecht. Hij begon stevig te drinken tijdens het gamen en ging ook na het gamen daarmee door, zodat hij steeds vaker vanaf het ontbijt al flink innam. Dat maakte de depressie zó erg dat Luuk steeds meer aan zelfmoord ging denken. Hij merkte dat niets meer hem kon schelen en dat hij vast kwam te zitten in zijn eigen negatieve gedachtes. In november 2020 deed Luuk een poging om zichzelf te doden. “Hoe ik de zelfmoordpoging precies heb gedaan en met welk laatste gedachtes, weet ik niet meer”, vertelt hij. Luuk werd gevonden door zijn buurvrouw en afgevoerd naar het ziekenhuis. Daar hebben artsen zijn maag leeggepompt, zodat hij in leven bleef.

De mentale neergang van Luuk is beslist niet uitzonderlijk, blijkens diverse onderzoekingen. Het NJI heeft vastgesteld dat het aantal personen die zelfmoord hebben gepleegd significant is gestegen tijdens corona. Studenten gaven aan dat ze meer last hadden van stress, levensmoeheid en slaapproblemen. Sommigen gingen uit verveling meer alcohol drinken, blijkens onderzoek van het RIVM, de GGD en het Trimbos-instituut, gedaan onder ruim 28 duizend studenten in Nederland. Volgens minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Ernst Kuipers heeft de sluiting van de scholen zeker invloed op de toename van het aantal zelfdodingen. Zo constateerde hij dat de uitwerking van de maatregelen in deze leeftijdsgroep misschien harder uitviel, omdat deze groep juist veel contacten nodig heeft. Studenten zitten ook vaker alleen op hun kamer en zij hebben juist fysieke contact nodig om te ontwikkelen. Ook Jeroen van den Bom van Diversion wijst op het gevaar van vereenzaming: ,,Studenten zaten maandenlang alleen op een kamer die vaak niet heel groot is. De slaapkamer werd ook een chill-plek, een kantoor, een plek om te eten. En eigenlijk zaten ze 24 uur per dag op een gemiddelde van 17m2. Dat is mega deprimerend”.

Adviezen voor mentale gezondheid

Inmiddels zijn er tal van programma’s ontwikkeld om de mentale gezondheid van jongeren en studenten beter op peil te houden. Diversion kwam met een startpakket, waarin docenten informatie kunnen vinden om mentale problemen bespreekbaar te maken in de klas en de taboes die er omheen zitten te doorbreken. “Dit pakket is ontzettend nodig. Ik denk juist op scholen, want daar zijn alle jongeren te vinden. Niet alleen de jongeren die het echt nodig hebben, maar iedereen. Dit kan dus niet alleen jongeren motiveren om erover te praten als ze klachten ervaren, maar ook jongeren die geen klachten ervaren inspireren om met hun omgeving te praten,” verklaart Jeroen van den Bom.

Het Trimbos-instituut kwam met een advies voor hogescholen en universiteiten om studenten beter te laten leren en leven. Zo kregen docenten de tip om zichzelf meer als rolmodel te presenteren aan hun studenten. Zij moesten zich meer openstellen en laten zien dat zij zelf ook met vallen en opstaan er waren gekomen, waardoor de studenten zich beter met hen konden identificeren. Ook gaf het Trimbos als tip aan docenten om niet alleen te focussen op vakinhoudelijke kennis en vaardigheden, maar ook op de student als persoon en hoe die student groeit. Als zij dit ook zouden belonen, zou een student zich veiliger voelen in de klas. Ook moesten docenten hun studenten serieus nemen en verantwoordelijkheid voor jen nemen. Merk je als docent dat een student al een tijdje afwezig is, signaleer dat dan bij iemand. Op die manier blijft de student opgemerkt en kan die zich “gezien” voelen.

Demissionair minister Onderwijs Ingrid van Engelshoven zei bij de presentatie van het onderzoek van het Trimbos-instituut, GGD en RIVM dat ze de resultaten zorgwekkend vond. Het ministerie heeft in reactie het Nationaal Programma Onderwijs gestart om de mentale gezondheid van studenten te verbeteren. Hoe dit gaat werken moet nog afgewacht worden.

Ook heeft Stichting 113 een nieuwe landelijke campagne gelanceerd met de boodschap ‘Ik zie je’ om zelfmoord onder jongeren en studenten te voorkomen. Er zijn in het kader van deze actie honderden bankjes geplaatst door heel Nederland. Bij het ROC Mondriaan staat het bankje voor de hoofdingang, zodat studenten en docenten meteen met elkaar in gesprek kunnen gaan.

Studenten- &studieverenigingen zijn zelf verschillende acties begonnen om de mentale gezondheid van hun leden te verbeteren. Zo verzamelt studievereniging Sirius geld in voor de organisatie MIND die zich hard maakt voor mentale problemen onder leeftijdsgenoten. Zij doen dit ter nagedachtenis voor hun overleden bestuursgenoot Jesper Benus, die tijdens de coronapandemie een einde maakte aan zijn leven. Er worden dus zeker initiatieven genomen om de mentale gezondheid van jongeren en studenten te verbeteren.

*De naam van Luuk is gefingeerd. De geïnterviewde wilde zijn persoonlijke verhaal wel doen maar alleen anoniem.

Hoe zelfmoord het leven van de nabestaanden blijft beïnvloeden: ”Ik ben nu ouder dan hij ooit is geworden”

Zelfmoord komt veel voor in Nederland, met name onder jongeren. Dat betekent dat er steeds meer families zijn gekomen die moeten verder leven met de zelfgekozen dood van een naaste verwant. Hoe ga je om met het verliezen van een gezinslid die zelfmoord heeft gepleegd? In hoeverre heeft zoiets impact op het leven van de nabestaanden en de keuzes die zij maken in hun eigen leven? Om daar een idee van te krijgen zijn we in gesprek gegaan met Tirza Wiersma, die op twaalfjarige leeftijd geconfronteerd werd met de zelfmoord van haar broer. 

We spreken thuis bij Tirza af. Zij woont samen met haar vriend in een schattig klein appartement in Den Haag. Tijdens het interview worden we af en toe gestoord door haar twee jonge kittens die al rondrennend de wereld aan het ontdekken zijn. Tirza groeide op in een gezin met twee oudere broers en zussen. Haar ouders gaan uit elkaar als zij pas 4 jaar oud is en ze weet niet beter dat haar ouders niet meer samen zijn. Zij is nu 22 jaar oud, maar zij kan zich de gebeurtenissen van 1 januari 2013 negen jaar geleden nog heel goed herinneren. Het zou een jaar moeten worden vol nieuwe kansen, want Tirza zou bijna naar de middelbare school gaan, maar de zelfmoord van haar oudere broer Jaïr veranderde anders.

De dag zelf

“Ik was op die dag alleen thuis met mijn broer en zijn vriendin in het huis van mijn vader. Toen kwam ineens de politie voor onze deur. Normaal belde de politie nooit aan en ik weet nog precies dat ik op dat moment boven was. Toen ik beneden samen met mijn broer de deur opendeed, zag ik dat de politie heel serieus keek,” vertelt Tirza. De agent vroeg of Nick thuis was: “Ik dacht toen dat ze de vriend van mijn zus bedoelde, omdat hij Nick heette. Maar die bedoelde ze niet.” Het ging om haar broer Jaïr, die twee jaar eerder een reis naar Australië had gemaakt. Daar was zijn naam moeilijk uit te spreken en daarom had hij als bijnaam voor Nick gekozen. Voor Tirza en haar broer was het moment dat de politie naar Nick vroeg dus een beetje verwarrend en gek. 

“Al snel kwamen we erachter dat het over Jaïr ging, maar de politie wilde niets zeggen tot mijn vader thuis was. Nadat mijn vader was gekomen, werden mijn broer en zijn vriendin en ik allemaal naar boven gestuurd. Eén voor voor één werden we naar beneden gehaald. Als jongste kreeg ik als laatste het nieuws te horen. Toen ik beneden kwam, was iedereen al aan het huilen en heel erg geschrokken. Als twaalfjarig meisje snapte ik niet zo goed was er gebeurde. De politie vertelde mij toen dat mijn broer van een brug was gesprongen in de Rijn. Het was zo’n gekke situatie, want ik kon me echt nog niet voorstellen wat de dood was en wat het betekende. Ik heb toen een half uur lang heel hard gehuild, maar daarna wilde ik graag weer blij zijn. Mijn vader ging mijn zus ophalen in Amersfoort om haar het nieuws te vertellen en ik ben samen met iemand toen pannenkoeken gaan bakken als afleiding.” Tirza beseft nu dat zij als twaalfjarige niet goed kon begrijpen waarom niemand gewoon weer blij kon worden. Zij was nog echt een kind en haar broer en zussen hadden veel meer verdriet op dat moment, omdat zij beter begrepen wat de dood betekende. 

Zijn laatste woorden

De ouders van Tirza hadden wel vermoedens dat Jaïr depressieve gevoelens had. Hij was na zijn jaar in Australië in een moeilijke situatie gekomen zonder geld en werk. Hij moest eigenlijk opnieuw beginnen en dat lukte niet goed. “Hij heeft wel met een dokter gesproken, alleen zei hij tegen hem dat alles goed ging. Dat werd ook geloofd. Mijn broer liet sowieso niets merken over hoe hij zich voelde, zeker niet naar mij. Ik was natuurlijk ook het kleine jonge zusje waar hij niet over zijn gevoel ging praten. Wat ik me wel nog goed kan herinneren, is een gesprek die ik een paar dagen voor zijn dood met hem had. Een vriendin van hem zou naar een ander land verhuizen en gaf een afscheidsfeestje. En toen vroeg ik aan Jaïr voor wie het feest was, hij zei toen dat het feest voor hem was. Achteraf denk je, oh ja… Maar toen vond ik het wel een rare grap, ik heb de link later pas gelegd.”

Een officiële afscheidsbrief heeft Jaïr nooit achtergelaten, maar de politie heeft tijdens het onderzoek wel een document gevonden op zijn computer, waar hij al zijn gedachten had opgeschreven. “In dat document stond ook dat hij wat alcohol gedronken had toen hij het schreef. Hij had over van alles en nog wat geschreven, maar hij had ook aan ieder familielid iets persoonlijks geschreven. Dat stukje over mij is nog steeds heel dierbaar voor mij en ik weet nog exact wat hij aan mij heeft geschreven.”

“Ik ben trots op hoe je zo sterk in je schoenen staat, je hebt een hart van goud zusje en beloof me dat je naar school blijft gaan.”

“Voor mij is het wel bijzonder dat hij de tijd heeft genomen om over ieder van ons iets te schrijven. Het is wel niet iets wat dagelijks lees, maar als ik het tegen kom dat lees ik het wel weer even en dan sta ik even stil bij hem.”

Verwerking

In Nederland zijn verschillende organisaties om familieleden bij te staan, waneer iemand zelfmoord heeft gepleegd. De bekendste is wel Slachtofferhulp Nederland, een organisatie die hulp aanbiedt als je iets heftigs is overkomen of waar een acute interventie is geweest door de hulpdiensten. Dat was bij de familie Wiermsa natuurlijk het geval. De ouders en oudere broer en zussen hadden baat bij de steun van Slachtofferhulp. Zij praatten de eerste jaren onderling over de zelfmoord, maar Tirza had aanvankelijk geen behoefte aan hulp en bleef stil. 

“Toen Jaïr net overleden was, had ik wel gesprekken met mijn moeder, maar iedereen was bezig met zijn eigen rouwproces,” blikt Tirza terug. ,,Ik denk dat ik rond mijn vijftiende, zestiende echt bewust werd van wat er was gebeurd. Het ging daardoor niet zo goed met mij mentaal gezien. Ik heb toen hulp gekregen van de schoolpsycholoog over hoe je verdriet een plek kan geven. Dat vond ik fijn en dat heeft ook wel geholpen. Maar ik heb het eigenlijk écht verwerkt door het er veel over te hebben. Mijn vriend ontmoette ik op mijn zeventiende en met hem heb ik heel veel gesproken over Jaïr. Hij heeft mij ook enorm geholpen in het verwerkingsproces. Door hem ga ik weer naar het graf toe en dan gaat hij ook mee.” 

Voor Tirza is de begraafplaats niet een plek waar ze haar broer graag herdenkt. “Het is een plek waar zijn lichaam ligt en meer is het niet voor mij. Ik hecht zelf veel meer waarde aan een foto van hem die ik heb staan in huis. Dan zie ik hem echt voor me, bij het graf heb ik dat niet. Ik ga naar het graf om het graf mooi te houden met planten en bloemen, maar niet om hem dichtbij mij te voelen.”

Hoe is het tien jaar later? 

In april is Tirza 22 jaar geworden, waardoor zij ouder is dan Jaïr ooit is geworden. Zij was als jongste van het gezin de laatste die hem inhaalde wat leeftijd betreft. “Ik was er zelf zó mee bezig, dat ik de dagen heb geteld vanaf zijn verjaardag tot aan 1 januari. En dan vanaf mijn verjaardag tot de hoeveelheid dagen dat hij nog had geleefd na zijn verjaardag. Je komt dan uit op 18 juli en die dag was daardoor wel bijzonder. Ik stond echt even stil bij zijn dood en dat ik nu officieel ouder ging worden dan mijn broer. Ik kan mij ook moeilijk voorstellen om nu al dood te zijn. Vroeger was 21 jaar echt oud voor mij, want ik was zelf maar twaalf. Maar nu zag ik dat het eigenlijk zó kort is, je hebt dan nog een heel leven voor je. Hij zou nu 31 jaar zijn, maar in mijn hoofd ziet hij er nog steeds hetzelfde uit.”

Haar broer is altijd een onderdeel gebleven van haar leven. “Ik studeer momenteel zorg en later wil ik graag met jongeren werken die in de knoop zitten met zichzelf. Mijn broer heb ik niet kunnen helpen, maar er zijn nog zoveel andere mensen van mijn leeftijd die met zelfmoordgedachten worstelen en die zou ik heel graag willen helpen”. Tirza wil graag iedereen meegeven dat je open moet blijven praten over je gevoelens. “Mijn broer deed bij de dokter alsof er niets aan de hand was en hierdoor kreeg hij geen hulp. Wat ik jaren later nog steeds jammer kan vinden. Zelf praat ik wel heel openlijk met mijn vriend en vriendinnen over mijn gevoelens en kan ik makkelijk aangeven als het niet zo goed gaat. Zo heb ik mijn verdriet leren verwerken bij een schoolpsycholoog. Dat was voor mij een laagdrempelige manier om hulp te vragen. Dus doe dat vooral, blijf niet met je gevoelens zitten. Want daar help je niemand mee en vooral niet jezelf.”

Op 1 januari 2023 is het tien jaar geleden dat de familie het bericht van de zelfmoord van Jaïr te horen kreeg. Tirza zag er altijd veel tegenop, maar nu kijkt zij er ook positief naar. ,,Wij hebben als gezin besloten om die dag samen te zijn. Wij zijn elkaar niet heel vaak, dus dit is wel een speciaal moment. Maar oud en nieuw zal voor mij altijd anders blijven dan voor de meeste andere mensen”, verzekert Tirza, terwijl één van de kittens zich behaaglijk in haar schoot nestelt. 

Woonprotest brengt veel mensen op de been

“Huizen voor mensen – niet voor winst!!”, schreeuwden alle demonstranten in het park, nadat de spreker zijn verhaal heeft afgerond. De aanwezigen hadden spandoeken bij zich met leuzen zoals “Mijn eerste huis wordt het bejaardenhuis”, “Mens boven markt!”, “Homes for people not profit”, “Vraag je om een huis, dan zijn ze niet thuis”.

Zondag 17 oktober 2021 verzamelden zo’n 8.000 demonstranten samen zich in Rotterdam om te demonsteren tegen het huidige woonbeleid. Het was een vervolg op het woonprotest in Amsterdam. Het trok wederom mensen uit heel het land. De protestactie begon om 14.00 uur in het Afrikaanderpark. Vanuit daar begonnen de demonstranten om kwart voor vier aan een mars door Rotterdam, nadat eerst een aantal sprekers het woningprobleem kritisch onder de loep hadden gehouden.

Het is lastig tegenwoordig om een huis te vinden, dat komt vooral door beleggers die huizen opkopen en dan voor veel geld ze verhuren op de particuliere woningmarkt. Volgens onderzoeksbureau ABF Research is er een woningtekort van minimaal 300.000 woningen. De prognose van ABF is dat het tekort alleen maar gaat oplopen naar meer dan 400.000 woningen.

De demonstranten eisten van de politiek dat iedereen toegang krijgt tot betaalbare woningen en huisvestiging zonder tijdelijke contracten.  De zekerheid van huisvesting voor onbepaalde tijd is hard nodig, dat geeft rust aan huurders. Ook verlangden ze dat de verhuurdersheffing wordt afgeschaft. De afbraak van de sociale sector moet worden gestopt. Daarnaast wilden ze woningen voor mensen met een beperking en woningen voor studenten. Onder de aanwezigen waren veel studenten en starters, die door de huidige woningnood amper een studentenkamer of een starterswoning kunnen vinden. Tijdens gesprekken met hen kom ik erachter dat sommigen zich afvragen of protesteren wel zin heeft. Zo ook Robin, hij is 34 jaar en woont nog steeds thuis bij zijn vader. “Het is ook ingewikkeld in de sociale huur. Ik ben zelf sociaal werker en ik zie dat als jij in dat riedeltje van sociale huur al heel lang ingeschreven bent, dan heb je zo een nieuw huisje voor 600 euro, dan heb je gewoon een compleet appartement. Terwijl wij, als woningzoekende, kunnen nog niet eens voor de helft van die oppervlakte iets vinden en dan ook nog eens het dubbele moeten betalen op een vervelende plek. Ik woon zelf nog steeds bij mijn vader. Ik heb gelukkig de kans gehad om het huis van mijn vader te mogen verbouwen, waardoor ik zelf ook een klein eigen woonkamertje heb. Die kans heeft natuurlijk niet iedereen, maar kijk wat er mogelijk is. Ik denk dat mensen moeten kijken of ze iets kunnen met de ruimte die ze overhebben. Ik woon nu net buiten de stad, maar kan doordat ik nog thuis woon wel een scooter en een auto hebben om overal naar toe te gaan,” vertelde hij, terwijl iedereen om ons heen applaudisseerde voor de spreker die zijn betoog heeft afgerond.

Vereniging Eigen Huis wil al jaren dat er meer gebouwd moeten worden en vooral sneller. Nu duurt het gemiddeld nog tien jaar voordat er daadwerkelijk een huis staat na de eerste tekeningen. Dat komt ook omdat het lastig is om vergunningsverleningen te krijgen of bezwaarprocedures die veel te lang duren. Dat de bouw van huizen een aantal jaar stillag kwam ook door de stikstof en pfas-problematiek. Hierdoor krijgen verschillende bouworganisaties geen vergunning.

Een groepje studenten viel op door hun borden met afbeeldingen uit het Monopolyspel en de tekst: “Dit spel is niet leuk!”.

Ik vroeg een van hen waarom ze bij dit protest was. “We zijn hier voor woningprotest. Er zijn voor ons geen woningen volgens mij. We betalen ongeveer ons hele maandgeld om heel krapjes te kunnen wonen en huizen zijn er gewoon niet. Het is gewoon verschrikkelijk. Ik woon gelukkig nu wel op kamers, maar ik weet dat ik weer op straat kom na het afronden van mijn studie en terug naar mijn ouders, liever niet. Tuurlijk als het moet, moet het. Alleen ga ik liever naar een eigen studio toe of een appartementje. Na zes jaar met huisgenoten wonen lijkt mij een beetje rust ook wel eens fijn”.

Mogelijke oplossingen?

“In mijn werk als sociaal werker heb ik ook aantal zorgflats gezien, waar studenten en andere jonge mensen samenwonen met ouderen. Hier helpen ze elkaar en doen ze leuke dingen samen. De jonge mensen hebben dan een eigen studio met lagere huur en de senioren vereenzamen minder en hebben een leuke oude dag. Ik denk dat dit de nieuwe manier van wonen moet worden, zeker voor studenten,” vervolgde Robin zijn verhaal, als we startten met de mars door Rotterdam.

De gemeente is verplicht volgens de grondwet om haar inwoners op te vangen. Dat doet ze ook natuurlijk als iemand met zijn gezin aanklopt bij het gemeentehuis. Maar waarom er dan zoveel vakantieparken ontruimd of worden leegstaande kantoorgebouwen niet omgebouwd tot flats of ‘gemeentehotel’ waar mensen voor een laag en beperkt vast bedrag een kamer kunnen huren van de gemeente. Dat zijn mogelijke tijdelijke oplossingen om het woningtekort aan te pakken als het aan Peter Boelhouwer, hoogleraar Housing Systems aan de TU Delft ligt, zo zei hij bij De Nieuws BV. Ook zou je als het aan Boelhouwer ligt, als gemeente landbouwgrond zou kopen en daar woningen van maakt. Het gaat dan wel om starterswoningen en niet om luxewoningen, want daar is geen te kort aan.

Tijdens het protest maakte ik ook kennis met Jelrik Westra, kandidaatsraadlid voor D66 in Rotterdam op plek 14. Toen hij als student begon, had Jelrik de eerste drie weken van zijn studiejaar in een hostel doorgebracht in de buurt van zijn Universiteit. “Dat was als tijdelijke oplossing helemaal prima, ook omdat mijn ouders veel te ver woonden om elke dag heen en weer te gaan”. Daarna vond hij een appartement in Rotterdam Zuid. Jelrik geeft ook aan dat hij ook wel veel geluk heeft gehad, in vergelijking met de woonsituatie drie jaar later. Hij verzucht dat steeds vaker studenten in hostels, hotels of campings moeten wonen in de eerste weken/maanden van hun studie, omdat de reistijd gewoon te lang is en het aantal woningen veel te schaars is. Wat gaat D66 Rotterdam er de komende jaren aan doen om de woningnood te verkleinen? “Sowieso bijbouwen! Dat is een beetje een clichéantwoord, maar qua studentenwoningen moeten er iets van 6 á 7 duizend bijgebouwd worden. Woningen, en vooral verdichten. Ik denk aan meer woontorens met vier of vijf woonlagen. Maar ook aan bijvoorbeeld een opkoopverbod voor investeerders en huisjesmelkers. We moeten investeerders gaan verbieden om woningen op te kopen in Rotterdam als ze er niet zelf gaan wonen. Dat creëert natuurlijk weer woonruimte voor mensen om zelf een huisje te kunnen gaan kopen en daar te gaan wonen”.

Na een paar uur kwam de hele groep demonstranten in opstand en liep ieder in een mars vanaf het Afrikaanderpark naar de Markthal. Op de Erasmusbrug kwamen we niet verder door een opstand tussen de politie en een aantal leden van de organisatie. Veel hebben wij daar als redactie niet van meegekregen, omdat wij, na het inrennen van een aantal demonstranten met het huisje voor harten van het begin van de demonstratie, op de politie, het protest hebben verlaten na aandringen van de politie.