Hoe het voortgezet onderwijs afgelopen twee jaar open- en dichtging en welke gevolgen daarvan nu zichtbaar zijn geworden

Wat de zorgen in het voortgezet onderwijs in Nederland zijn en wat voor ideeën een mogelijke oplossing zouden kunnen zijn.

Deze productie ervaar je het beste met je geluid aan.

Liever lezen? Klik dan hier.

 

Hoe staat het voortgezet onderwijs vandaag de dag ervoor, die schoolperiode dat je gemiddeld vier tot zes jaar als scholier je kluisje gebruikt om van alles in te bewaren behalve je schoolboeken, in de pauzes naar de supermarkt gaat voor die goedkope broodjes en je uitkijkt naar de lange zomervakantie na het maken van je eindexamen in mei? Dit voorjaar kwam De Staat van het Onderwijs 2022 uit, een jaarlijks rapport van de Inspectie van het Onderwijs over het onderwijs in Nederland. In het verslag van 212 pagina’s dik worden alle onderwijslagen die er in Nederland zijn besproken. Dus ook hoe het voortgezet onderwijs ervoor staat.

Een eerste gegeven uit de Staat van het Onderwijs 2022 over het voortgezet onderwijs is dat in 2021 opnieuw weer veel middelbare scholieren hun diploma hebben gehaald. In totaal is afgelopen zomer 94,8 procent van de ruim 185 000 eindexamenleerlingen geslaagd. Even ter vergelijking met andere jaren, ook al waren er meer scholieren die eindexamen deden, in 2018 slaagde 91,9 procent en in 2019 precies 92 procent van alle eindexamenleerlingen. Iben Maas, voorzitter van het Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS), de organisatie die scholieren in Nederland vertegenwoordigd, vertelt daarover: “Ik durf met zekerheid te zeggen dat de maatregelen hebben geholpen om meer scholieren te laten slagen. Aan het begin van dit schooljaar kregen we veel mailtjes en telefoontjes van scholieren waaruit bleek dat zij veel stress hebben over het eindexamen door de achterstand die ze hebben opgelopen door het online onderwijs. Dit voorjaar kregen we opnieuw veel berichten van scholieren over de eindexamens, maar dan met het bericht dat zij opgelucht zijn dat we weer hebben kunnen regelen dat er maatregelen zijn zoals het mogen doorstrepen van één vak om toch te kunnen slagen.”

In De Staat van het Onderwijs 2022 is te zien dat het slagingspercentage in de afgelopen vier jaar is gestegen. Het lijkt erop dat dat het gevolg is van de maatregelen om eindexamenleerlingen te compenseren voor de genomen maatregelen tegen het coronavirus, zoals het online onderwijs tijdens de lockdowns.
 
Iben Maas. Foto: Marit Hazebroek

Iben denkt dat er twee maatregelen uitspringen die scholieren hebben geholpen te kunnen slagen voor hun eindexamen: “Een extra vak kunnen herkansen en een vak kunnen wegstrepen om toch te kunnen slagen heeft hen echt geholpen. We weten natuurlijk nog niet hoeveel er dit jaar gebruik van gemaakt gaat worden, maar de gedachte dat áls een examen, terwijl je er heel hard voor hebt geleerd, onverhoopt misgaat je hierop kan terugvallen biedt net dat extra beetje houvast, als een soort vangnet. Ik weet dat die regeling bij de examenlichting van vorig jaar populair was.”

Meer zittenblijvers

Op de relatief grote percentages zittenblijvers zegt Iben: “Wij als LAKS vinden dat de huidige vorm van zittenblijven, ongeacht de coronapandemie en de gevolgen die dat heeft gehad in de afgelopen twee jaar, vaak niet echt helpt. Bij veel leerlingen die blijven zitten wordt er niet echt gekeken naar de reden waarom zij het jaar nog een keer over moeten doen. Wat er wel gezegd wordt tegen hen is: zoek maar uit hoe je ervoor zorgt dat je komend jaar wél overgaat.” 

Daarbij voegt Iben toe: “Natuurlijk zullen er ook leerlingen tussen zitten die er gewoon nog niet klaar voor zijn om naar het volgende leerjaar te gaan, maar wat ons betreft kan er wel vaker gekeken worden naar meer maatwerk. Bijvoorbeeld dat een leerling toch over blijkt te kunnen gaan naar de vijfde klas met een extra hoofdstuk wiskunde met begeleiding. Zorg ervoor dat er eerder nog een kans aanwezig is om over te gaan en in plaats van dat er helemaal geen kans is.”

Naast het feit dat er meer scholieren die eindexamen deden zijn geslaagd, zijn er in het afgelopen schooljaar ook meer scholieren blijven zitten. Het aantal zittenblijvers is voor vmbo-g/t, havo en het vwo zelfs hoger dan vóór de coronapandemie. Daardoor ziet het ernaar uit dat de soepelere regels in 2019/2020, het eerste ‘corona schooljaar’, om over te kunnen gaan, eerder heeft geleid tot uitstel van zittenblijven dan dat het scholieren de kans gaf niet te hoeven blijven zitten, zo staat in De Staat van het Onderwijs 2022.
Michiel Lucassen Foto: eigen foto
Michiel Lucassen. Foto: eigen foto

Afstandsonderwijs in coronatijd

In het rapport zegt de Inspectie van het Onderwijs dat het niet alleen is opgevallen dat er meer geslaagden en meer zittenblijvers zijn, het viel de Inspectie ook op dat het lesgeven op afstand een behoorlijke uitdaging was voor docenten. Denk daarbij aan hoe docenten hun lessen op afstand op zo’n manier invullen dat leerlingen zich bij de les betrokken voelen en het zicht dat docenten hebben op het kennisniveau en de vaardigheden van hun leerlingen op afstand. Wat daar een rol bij zal hebben gespeeld is dat een groot deel van de docenten vóór de coronapandemie nog niet op afstand les heeft hoeven geven en dus nog niet wist wat de mogelijkheden voor afstands- en hybride onderwijs zijn. 

Liever lezen? Klik dan hier.

Benieuwd naar het hele verhaal van docent Amina? Scroll naar onder en beluister aflevering 1 van de podcast Verhalen uit het Onderwijs op Spotify! 

Michiel Lucassen is medeoprichter van Vernieuwenderwijs, een platform voor en door docenten en onderwijsprofessionals, en houdt zich bezig met blended learning (‘gemixt leren’). Ook voor de coronapandemie stonden er op de website van Vernieuwenderwijs al artikelen over afstandsonderwijs: “We hadden zelf al veel relevante content over afstandsonderwijs en zijn er een aantal extra dingen bij gaan schrijven in het voorjaar van 2020 toen de pandemie begon. Bijvoorbeeld overzichtsartikelen met relevante vragen en tips voor het geven van online opdrachten en het maken van online toetsen. Ook hebben we toen webinars gegeven die we in een verkorte versie, dus met puur de inhoud, hebben gedeeld met docenten zodat zij daar meteen gratis mee aan de slag konden.” 

 

Waarde van fysiek en online lessen benadrukt

Michiel denkt dat het onderwijs door de afgelopen twee jaar heeft geleerd dat bepaalde afspraken geschikt zijn om op afstand te organiseren, maar dat echt lesgeven geen optie is om digitaal te (blijven) doen. “Er is geen docent die het prettig vindt om les op afstand te geven en er zijn ook maar weinig leerlingen die daar gelukkig van worden. Het is in de afgelopen tijd extra benadrukt hoe belangrijk het sociaal-relationele component is voor leerlingen en leraren.”

Liever lezen? Klik dan hier.

Benieuwd naar het hele verhaal van middelbare scholieren Pieter en Sven? Scroll naar onder en beluister aflevering 3 van de podcast Verhalen uit het Onderwijs op Spotify!

Tegelijkertijd merkt Michiel ook dat scholen hebben geleerd dat op het moment dat leraren en leerlingen elkaar willen spreken om dingen af te stemmen, het ideaal is dat videobellen dan een optie is. “Het is veel sneller, korter en praktischer om zo’n afspraak even tussendoor te maken, dat was voorheen veel ingewikkelder. Denk bijvoorbeeld aan tienminutengesprekken, scholen die zijn begonnen met het videobellen voor oudergesprekken blijven dat nu aanbieden merken we.”

Ook heeft hij gezien dat veel docenten meer inzicht hebben gekregen in de verschillende onderdelen van een goede les geven. “Er zit bijvoorbeeld een duidelijk verschil in het deel van de les waar je met leerlingen aan het werk gaat of het deel waar je als docent kennis wil overdragen. Op het moment dat het gaat over een inhoudelijke uitleg kan het opnemen van een video heel handig zijn. Voor leerlingen is het ook prettig dat zij de uitleg in die video later nog eens online terug kunnen kijken. Ik denk dat dat soort dingen in een stroomversnelling zijn gekomen in de afgelopen twee jaar.”

Zorgen om rekenen en taal 

In De Staat van het Onderwijs staat dat middelbare scholen heel kritisch zijn over de resultaten van hun leerlingen als het gaat om rekenen en taal. Ongeveer een kwart van de scholen is niet of maar een klein beetje tevreden als het gaat om lezen, taalverzorging en schrijven. Eén op de vijf scholen zegt zelfs dat ze schatten dat meer dan de helft van hun leerlingen een taalachterstand heeft. Daarnaast is ongeveer 40 procent niet tevreden over de rekenresultaten van de scholieren.

Stan Termeer Foto: VO-raad
Stan Termeer. Foto: VO-raad

Stan Termeer, woordvoerder van de VO-raad, de organisatie die opkomt voor scholen in het voortgezet onderwijs, zegt daarop: “Er wordt geconstateerd door de Inspectie van het Onderwijs dat er sprake is van een achterstand, maar er wordt niet gekeken naar wat dat betekent voor het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. Het is logisch dat je op de basisschool leert rekenen, schrijven en lezen en dat wil niet zeggen dat het voortgezet onderwijs daar geen rol meer in heeft, maar er wordt door hen geen verschil tussen gemaakt. Het is voor ons daarom onduidelijk wat het voortgezet onderwijs precies zou moeten doen om die achterstand in te halen.”

Basisvaardigheden

Ten slotte willen bijna alle scholen dat de basisvaardigheden van scholieren verbeterd worden door het inzetten van extra begeleiding of ondersteuning. Daarvoor willen veel middelbare scholen het kunnen volgen van de ontwikkeling van hun scholieren verbeteren en willen ze onderwijstijd bieden. “In De Staat van het Onderwijs staat ook burgerschap als het gaat om basisvaardigheden van de leerlingen, alleen kan je niet vaststellen of burgerschap terugloopt. Burgerschap is nog een nieuw vak en zijn helemaal geen criteria voor vastgesteld waar je aan zou moeten voldoen, laat staan dat je kan meten of het vooruit of achteruitgaat”, aldus de woordvoerder van de VO-raad.

De VO-raad zou ook graag zien dat digitale geletterdheid definitief aan de basisvaardigheden toegevoegd wordt. Daarbij gaat het erom dat leerlingen in staat zijn om in de digitale wereld op een goede manier met alle digitale middelen om leren gaan: “Het gaat er enerzijds om dat leerlingen de vaardigheden hebben om te weten hoe digitale middelen werken, maar ook het bewustzijn krijgen hoe ze moeten omgaan met alles wat er te lezen is op social media en dat ze kunnen beoordelen of een tekst betrouwbaar is of niet.”

Niveau moet omhoog

In mei kwam minister Wiersma voor Primair en Voortgezet Onderwijs met het bericht dat leerlingen in het voortgezet onderwijs komende jaren versneld beter les gaan krijgen in taal, rekenen, burgerschap en digitale vaardigheden omdat het niveau volgens de minister omhoog moet. Komend schooljaar krijgen daarom 150 scholen die hulp het hardst nodig hebben hulp van teams bestaande uit externe deskundigen die bijvoorbeeld kinderen kunnen begeleiden bij het tegengaan van pesten of mensen die kunnen helpen bij het nakijken. Uiteindelijk zullen alle scholen zo’n basisteam krijgen.

Hoe ziet het regulier voortgezet onderwijs in Nederland er eigenlijk uit?

In Nederland krijg je na de basisschool een schooladvies. Dit kan het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo), hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) zijn. 

Vmbo

Het vmbo duurt vier jaar en heeft verschillenden niveaus: vmbo-basis (vmbo-b), vmbo-kader (vmbo-k), vmbo-gemengde leerweg (vmbo-g) en vmbo-theoretische leerweg (vmbo-t). De verschillen per niveau zitten hem in de hoeveelheid beroepsgerichte en theoretische lessen die de leerlingen krijgen. Wanneer je vmbo-t volgt zijn er na het tweede jaar vier sectoren om eindexamen in te doen: techniek, zorg en welzijn, economie en landbouw. Leerlingen die vmbo-b, vmbo-k of vmbo-g volgen hebben meer keuze, waaronder: bouwen, wonen en interieur; media, vormgeving en ICT, mobiliteit en transport, produceren, installeren en energie en economie en ondernemen. Na het behalen van een vmbo-diploma kan je een vervolgopleiding volgen in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) of door naar de havo.

Havo

De havo duurt vijf jaar. Als je een havo-diploma hebt kan je naar het hoger beroepsonderwijs (hbo). Zodra je in de bovenbouw komt (4 havo) moet je één van de vier profiel kiezen: Natuur en Techniek (N&T); Natuur en Gezondheid (N&G); Economie en Maatschappij (E&M) of Cultuur en Maatschappij (C&M). Bij elk profiel horen twee of drie verplichte vakken, daarnaast moet je nog twee profielkeuzevakken volgen. Voor het profiel N&G moet je bijvoorbeeld verplicht wiskunde A, biologie en scheikunde volgen. Als keuzevak kan je Aardrijkskunde of Natuurkunde toevoegen om eindexamen in te doen. Het de bedoeling dat als havist in mei in zeven vakken eindexamen doet. Voor bepaalde vakken, zoals maatschappijleer en culturele en kunstzinnige vorming (CKV) doe je alleen schoolexamen. Als je een havo-diploma hebt gehaald kun je, naast een opleiding in het hbo, ook doorstromen naar het vwo als je voldoet aan bepaalde toelatingseisen, die per middelbare school kunnen verschillen.

Vwo

Het vwo duurt zes jaar en bereidt leerlingen voor op een studie aan de universiteit. Op het vwo heb je keuze uit de vier profielen die je ook hebt bij de havo. Ook heb je op het vwo verplichte profielvakken en een aantal keuzevakken om eindexamen in te doen. Voor het vwo geldt ook dat je voor bepaalde vakken alleen schoolexamen doet. Uiteindelijk doe je voor een vwo-diploma in mei eindexamen in minimaal acht vakken.

Bron: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

En hoe zit het voortgezet onderwijs in landen om ons heen eruit?
Vlaanderen

In Vlaanderen heb je na de basisschool, die zeven jaar duurt, het secundair onderwijs en middelbaar onderwijs. Als leerling moet je het secundair onderwijs afronden met het Diploma van Secundair Onderwijs. Daarbij volg je een bepaalde onderwijsvorm: Algemeen Secundair Onderwijs (ASO, wat te vergelijken is met een vwo-diploma), Kunst Secundair Onderwijs (KSO, wat te vergelijken is met een vwo-diploma en soms met een havo-diploma door de meer beroepsgerichte vakken), Technisch Secundair Onderwijs (TSO, ook te vergelijken met een vwo-diploma en soms met een havo-diploma omdat er ook hier meer beroepsgerichte vakken zijn) of Beroepssecundair Onderwijs (BSO, wat te vergelijken is met een mbo-diploma niveau 4). ASO, KSO en TSO duren allemaal zes jaar. Het BSO duurt zeven jaar om je Diploma van Secundair Onderwijs te halen. Met alle vier de diploma’s kan je naar het hoger onderwijs. Het verschil tussen naar de middelbare school gaan in Vlaanderen en Nederland zit hem dus vooral in het aantal jaren om een diploma te halen voor een vervolgopleiding en volgt iedere leerling verplicht zes jaar lang voortgezet onderwijs.

Duitsland

In Duitsland ga je van je zesde tot tiende naar de basisschool. Vanaf je tiende ga je dus al naar het voortgezet onderwijs wat verdeeld is in de Sekundarstufe I (secundair onderwijs I) voor 10 tot 16-jarigen en de Sekundarstufe II (secundair onderwijs II) voor 16 tot 19-jarigen. De Sekundarstufe I is klas 5 tot en met 10 (vanuit de basisschool wordt in de Sekundarstufe doorgeteld) van het Gymnasium en in oudere deelstaten de Hauptschule (vergelijkbaar met het vmbo) en Realschule (ligt tussen het vmbo en havo in). In de nieuwe deelstaten behoren de zogenoemde Mittelschule, Sekundarschule en de Regelschule tot het Sekundarstufe I. Als je de Sekundarstufe I van zes jaar hebt afgerond krijg je een diploma voor de Sekundarabschluss I, de Realschulabschluss, het Abschlusszeugnis der Klasse 10 der Hauptschule of de Mittlere Reife en is vergelijkbaar met een vmbo-t diploma. Als je één van de drie laatst genoemde diploma’s hebt behaald kan je door naar de Sekundarstufe II wat dan nog twee of drie jaar duurt. Dat is het tweede gedeelte van het Gymnasium, het Berufliches Gymnasium, de Fachoberschule (hier krijg je beroepsgerichte vakken en vakken voor algemeen vormend onderwijs) en voor de Berufsschule, dus voor verschillende beroepsopleidingen. Ook hier is dus vooral de tijd dat je op de middelbare school zit anders dan in Nederland en volgt iedere leerling eerst minimaal zes jaar school tijdens de Sekundarfstufe I. 

Spanje

In Spanje is het voortgezet onderwijs ook anders ingericht in vergelijking met Nederland. Hier zijn de basisschool en de middelbare school samen één fase. Deze zogenoemde educación básica (basisfase) duurt tien jaar. Eerst zit je zes jaar op de basisschool, daarna stroom je verplicht vier jaar door naar educación secundaria obligatoria, het voortgezet onderwijs. Het verplichte voortgezet onderwijs volgt iedereen in Spanje van 12 tot 16 jaar. Zodra je 16 jaar bent hoef je niet meer verplicht naar school. Als je na vier jaar je diploma van het verplichte voortgezet onderwijs hebt behaald krijg je toegang tot educación postobligatoria, het niet-verplichte voortgezet onderwijs. Voor het niet-verplichte voortgezet onderwijs kan je naar de bachillerato, het algemeen vormend onderwijs wat twee jaar duurt waardoor je daarna naar het hoger onderwijs kan. Het niveau hiervan ligt tussen een havo en vwo-diploma in. Daarnaast is er Título de Técnico, een diploma voor het beroepsgerichte onderwijs. Dan volgen leerlingen minimaal één en maximaal zes jaar (voor kunstopleidingen) beroepsgerichte vakken. Deze diploma’s zijn vergelijkbaar met een mbo-diploma niveau 1, 2, 3 en 4. Dit hangt namelijk nog af van de inhoud en het aantal jaar dat die beroepsopleiding duurt. Het betekent dus dat iedere scholier in Spanje na vier jaar voortgezet onderwijs een richting kiest die bij hem of haar past. 

Finland

In Finland ben je leerplichtig vanaf zeven jaar. Vanaf dat moment ga je eerst negen jaar naar de basisschool met vervolgens drie jaar algemeen vormend voortgezet onderwijs of ga je naar een school voor beroepsvoorbereidend onderwijs. Het is dus eigenlijk groep 3 vanaf de basisschool tot de onderbouw van havo/vwo en de derde van het vmbo. Dit is de periode dat iedereen leerplichtig is in Finland. Vanaf je zestiende ben je niet meer leerplichtig. Dan volgt er algemeen vormend voortgezet onderwijs of beroepsvoorbereidend onderwijs. Bij het algemeen vormend voortgezet onderwijs volgen leerlingen les om uiteindelijk na drie jaar het nationale matriculatie-examen. Als je dit examen hebt gehaald krijg je een diploma waarmee je naar het hoger onderwijs kan. Scholen voor beroepsvoorbereidend onderwijs geven driejarige opleidingen waardoor je een kwalificatie haalt voor een hoger middelbaar beroep. Dat is vergelijkbaar met een mbo-diploma niveau 2, 3 of 4 en kan je ook mee naar het hoger onderwijs. In vergelijking met Nederland zijn alle leerlingen in Finland dus pas rond hun negentiende klaar met de middelbare school (of een beroepsvoorbereidende opleiding). 

Uit het PISA-onderzoek van de OESO (de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) blijkt dat in Europa Finland één van de beste onderwijssystemen ter wereld heeft. In het PISA-onderzoek wordt op internationaal niveau de vaardigheden en kennis in wiskunde, natuurwetenschappen en lezen getest van jongeren van 15 jaar. Wat valt er tussen Nederland en Finland op als het gaat om het voortgezet onderwijs? 

 

Liever lezen? Klik dan hier.

Benieuwd naar het hele verhaal over Finland van studiereisbegeleider en docent Hans van Leeuwen? Scroll naar onder en beluister aflevering 5 van de podcast Verhalen uit het Onderwijs op Spotify! 

Bronnen: Nuffic / PISA Nederland / Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD)

                                               

   

Verhalen uit het Onderwijs

Aflevering 1: De online docent

In de eerste aflevering gaan we in gesprek met Amina el Ouati, ook wel bekend als Juf Aminozuur op YouTube en TikTok. Amina is docent biologie en vertelt in deze podcast hoe zij de eerste schoolsluiting in 2020 heeft ervaren als één van de maatregelen tegen het coronavirus. Had zij al ervaring met online lesgeven? Hoe is ze op de naam Juf Aminozuur gekomen? Wat plaatst ze voor haar leerlingen op YouTube en TikTok? En maakt zij zich zorgen over de basisvaardigheden van leerlingen en de motivatie van leerlingen in de afgelopen twee jaar? Je hoort het in deze eerste aflevering van Verhalen uit het Onderwijs.

Aflevering 2: Wat kunnen docentenopleidingen betekenen in de uitval van beginnende docenten?

In de tweede aflevering van Verhalen uit het Onderwijs gaan we in gesprek met Mijke Lambooij, lerarenopleider binnen het team Mens, Natuur en Techniek en Martin Fransen, lerarenopleider binnen het team Wiskunde, aan de Hogeschool Utrecht. Voor deze vakken is een tekort aan docenten, waardoor deze studenten dus sowieso aan een baan komen. Het komt ook voor dat studenten tijdens hun opleiding al een parttimebaan aangeboden krijgen bij de school waar de stagelopen, maar hoe goed is dat voor hun eigen ontwikkeling als docent in spe? Waar zitten de zorgen van deze lerarenopleiders precies voor docenten in spe en net afgestudeerde docenten? En hebben zij zelf ideeën om de docentenuitval wellicht te verminderen? Je hoort het in deze tweede aflevering van Verhalen uit het Onderwijs.

Aflevering 3: Scholieren in coronatijd

In de derde aflevering van Verhalen uit het Onderwijs zijn we bij Pieter en Sven, twee derdejaars middelbare scholieren, zij vertellen hoe zij de afgelopen 2,5 coronajaren hebben beleefd op school, of eigenlijk best wel veel vanuit huis… Konden zij toch een beetje motivatie houden voor school? Hebben ze het idee dat ze nu een leerachterstand hebben? En wat denken ze tot zover als middelbare scholier (aan leuke dingen) te missen op de middelbare school? Je hoort het in deze derde aflevering van Verhalen uit het Onderwijs.

Aflevering 4: Van middelbare scholier zonder eindexamen naar student met online lessen

In de vierde aflevering van Verhalen uit het Onderwijs spreken we met tweedejaars studenten Mink en Natalja. Zij hebben in mei 2020 geen eindexamen gedaan, hebben geen eindexamengala meegemaakt en zijn niet op examenreis geweest na de eindexamens, wel hebben ze een superlange zomervakantie gehad. Hoe vonden ze dat? Wat hebben ze met zoveel vrije tijd gedaan? Na de zomervakantie hadden ze bij hun vervolgopleiding al gauw te maken met het volgen van online lessen. Hebben ze hierdoor hun klas en docenten wel goed leren kennen? Wat vinden zij van een opleiding vanuit huis volgen? Kortom, hoe hebben zij het laatste jaar van de middelbare school en hun eerste twee jaar aan het hbo beleefd en hoe kijken ze erop terug? Je hoort het in de vierde aflevering van Verhalen uit het Onderwijs.

Aflevering 5: Kan het voortgezet onderwijs ook anders in Nederland?

In de laatste aflevering van Verhalen uit het Onderwijs vertelt docent en studiereisbegeleider Hans van Leeuwen over het onderwijsstelsel van Finland. Finland heeft namelijk één van de beste onderwijsstelsels als je kijkt naar het PISA-onderzoek van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Dat is een internationaal onderzoek onder scholieren van 15 jaar over bepaalde vaardigheden, waaronder lezen en wiskunde. Hans is als studiereisbegeleider al vaker naar Finland geweest en vertelt wat voor verschillen en overeenkomsten er zijn tussen het voortgezet onderwijs in Finland en Nederland. Zou het voortgezet onderwijs in Nederland (onderdelen van) het Finse onderwijsstelsel kunnen overnemen? Je hoort het in deze laatste aflevering.

Beluister de hele podcastserie op Spotify:

Volg Verhalen uit het Onderwijs op Instagram:

Verantwoording

Deze crossmediale productie is gemaakt door Wen Xin van der Linden, vierdejaars student aan de School voor Journalistiek in Utrecht. In dit crossmediale verhaal over De Staat van het voortgezet Onderwijs 2022 zijn in het geschreven artikel verschillende betrokkenen gesproken voor het toepassen van hoor en wederhoor en voor het geven van duiding en context bij dit onderwerp. Daarnaast zijn er voor de feiten en cijfers primaire bronnen gebruikt zoals het rapport de Staat van het Onderwijs 2022 van de Inspectie van het Onderwijs en het verantwoordelijke ministerie voor het onderwijs in Nederland.

Door middel van de podcastserie zijn vijf ervaringsverhalen toegevoegd bij deze productie, evenals een andere mediavorm. Met de kaderteksten wordt er in dit verhaal toelichting gegeven op de cijfers en achtergrondinformatie over het voortgezet onderwijs in Nederland en landen om ons heen. Instagram is daarnaast gekozen als het sociale medium bij de podcastserie waar foto’s zijn gedeeld zodat de luisteraar ook een beeld heeft wie de sprekers in podcastserie zijn. Met de verschillende verhaal- en vertelvormen in deze crossmediale productie is het doel om tot nieuwe ideeën en inzichten te komen rondom de staat van het voortgezet onderwijs.

Het geschreven artikel is gemaakt door medewerking van Stan Termeer van de VO-raad, Iben Maas van het LAKS en Michiel Lucassen van Vernieuwenderwijs. De podcastserie is gemaakt door medewerking van Amina el Ouati, Mijke Lambooij en Martin Fransen, Pieter Korstanje en Sven Riteco, Natalja van den Dool en Mink Bijleveld en Hans van Leeuwen.