Oog in oog

Reconstructie – Triggerwarning: Mocht je PTSS-klachten hebben of angstig zijn, dan is het misschien verstandig om dit niet te lezen, of lees het samen met een dierbare.

Net verhuisd, want er is een kleine komst. Haar vrouw en zij verwachten hun kleine wereldwonder. De babykamer is al behangen, het heeft geel behang en hangt vol met Winnie de Pooh figuren. Van knuffels tot wanddecoratie. Dit terwijl het babybuikje net te zien is bij haar vrouw. Het is klein en bol, Anna raakt het graag aan met haar handen, om zo zachtjes kleine bewegingen van de baby te kunnen meekrijgen. Het kinderbedje en de commode zijn al in elkaar gezet, het kindje mag nu wel komen. Omdat ze hun toekomstige kind de kans willen geven om op te groeien in een dorp, verhuist ze van Amsterdam naar buiten de stad. Met een volgestouwde auto, in verwachting van een kind, rijden ze meerdere keren met de auto heen en weer. Zo creëren zij een nieuw thuis. Voor het eerst samenwonen. Het is vroeg in de morgen, haar vrouw ligt op het moment nog rustig op bed, zij kleedt zichzelf rustig aan. Ze stapt richting het bed en geeft haar zwangere vrouw een kus.

Met haar kleine baby buik draait haar vrouw zich om ‘Werk ze lieverd, tot vanavond.’


Eerst stapt ze op een 15 minuten langdurende bus, die haar brengt naar de trein op Schiphol. Het bruist daar van de mensen, ieder een andere kant op, zonder van elkaar te weten waarheen. Het zijn er nog niet zoveel, want ja, het is nog vroeg. De trein komt langzaam aanrijden en met haar kleine tas met haar lunch erin loopt ze de trein naar binnen. Ze gaat zitten op een tweezitter en draait zich richting het raam om naar buiten te kunnen kijken. De trein gaat geleidelijk langzamer en stopt, op de intercom hoor je: Amsterdam Lelylaan, vergeet niet om uit te checken met uw ov-chipkaart. Na een rit van 7 minuten zet ze voet op Amsterdamse bodem. Daar pakt ze de tram richting Osdorpplein.

Het is nooit minder dan een paar dagen geweest dat ze haar geliefde Amsterdam moest missen. Vrijdag en zaterdag was ze er ook al, er was braderie. Het is mooi en zonnig weer, echt zoals het in de maand mei hoort te zijn. Samen met haar collega’s van de Blokker zet ze al vroeg de kraam op, vlak voor de deur van de winkel. Dozen worden langzaam met een steekkar vanuit de opslag naar de voorkant van de winkel gebracht. Alles wordt uitgepakt en uitgestald op de kraam. De dag begon gewoon als elke normale dag. Vaste klanten komen langs, het is toch Amsterdam, ‘ons kent ons’ is het motto in de buurt. Bij elke winkel staat een kraam, het is een drukke boel. Het is de normaalste zaak van de wereld om met je kinderen samen gezellig naar de braderie te gaan. Het is daarom een gezellige bedoening, klanten die iets willen kopen en kinderen die in de waterfontein aan het spelen zijn, je hoort ze gieren van plezier… ‘Niet te hard werken hé meiden, ook wisselen hé’, zegt een vaste klant terwijl ze bij de kassa afrekent, met een lach op haar gezicht. In de drukte van de menigte ziet ze opeens een best wel nette man lopen in een outfit die helemaal wit is van top tot teen. Het valt haar op, want iedereen loopt met dit weer er zomers bij. Hij draagt een driedelig kostuum met deze warmte.

Hij heeft krullend haar dat net tot op zijn schouders valt, ze heeft hem nog nooit eerder gezien. De man loopt even langs de winkel, richt een blik naar binnen en loopt weer door.


De braderie is na een lange dag voorbij, de werknemers pakken alle spullen weer in. De dagomzet wordt geteld, er is een goede winst en deze wordt opgeschreven en aan het hoofdkantoor doorgegeven. De morgen erna begint alles weer van voor af aan, alweer vroeg. Aangekomen loopt ze via de achterkant van de winkel langzaam naar binnen richting de lunchkamer voor de koffie. In een klein kamertje van een paar vierkante meter drinken vrouwen een kopje koffie, waarna het tijd is om de kraam op te gaan opzetten. De koffiekoppen worden een voor een in de vaatwasser gezet en de dozen worden van achter met de karren gehaald. Anna roept de dames vol enthousiasme om de kraam op te gaan zetten. Ze staat voor de tweede keer buiten, daar staat ze het liefst. Bij een kassa, zodat ze met mensen kan praten en ze van hulp kan voorzien. Het mooie warme weer maakt het dan ook niet erg om buiten te staan. Het is zaterdag, het begin van het weekend en het is nog drukker dan de dag ervoor, de braderie staat vol met winkelende mensen. Dezelfde paar producten van de dag ervoor worden een voor een op de kraam gezet. Het is dan een volle menigte met mensen, met ook wat onbekende mensen. Maar dat is haar niet gek, het is weekend, dan gaan meerdere mensen naar de braderie, niet alleen de Amsterdamse mensen die er wonen. In de menigte ziet ze hem weer, de man met het natte krullende haar. Dit keer heeft hij niet een net wit pak maar een zwart driedelig kostuum aan. De man komt dit keer nog dichterbij. Hij bekijkt de kraam en kijkt aandachtig naar wat er te koop is. ‘Kan ik u helpen meneer?’, zegt ze beleefd terwijl de kriebels over haar hele lichaam lopen door deze man. Ze weet niet waarom, want ze weet niks van hem. De man schudt met zijn hoofd nee en loopt langs de kraam naar binnen in de winkel. Ze ziet niet wat hij doet, maar ondertussen loopt hij de winkel door helemaal naar achter, en daarna loopt hij helemaal naar voren zonder iets te kopen. Daarna verdwijnt de man in de mensenmassa. Langzaam neemt de mensenmassa af, het wordt later in de middag, het is tijd om alles weer in te laden. De karren worden erbij gepakt, want iedereen heeft zin om weer terug naar huis te gaan. Anna loopt als een van de langst werkenden met de kassa van buiten naar binnen en gaat de winst van vandaag tellen. Ze telt eerst de muntjes en daarna het vaste briefgeld. Er is flink meer omgezet gedraaid dan de afgelopen braderie. Ze loopt naar achteren naar de kluis, met de inhoud van de kassalades in de winkel. De opbrengst van de dag wordt in de kluis in de kluisruimte opgeborgen.

Een nog vroegere morgen

Het is maandag, de tramdeuren van tram 17 gaan open en ze stapt uit. Na de lange reis met het openbaar vervoer is het twee minuten lopen naar de Blokker toe. Ze loopt naar de achterkant toe naar de werknemers ingang. Een van de collega’s is er al en opent de deur. Ze loopt de lunchkamer binnen, zet haar spullen in haar kluisje neer en pakt haar favoriete mok om de ochtend te kunnen beginnen met een bakkie koffie. Haar collega’s Pimmie, Sasha en Amber komen aanlopen. ‘Ook zin in een bakkie koffie dames op deze vroege morgen?’ De vrouwen lachen en ze schenkt wat voor hen in. Het is kwart voor 7 in de ochtend, het is vroeger dan normaal in de week dat ze er is. Normaal gesproken stapt ze rond een uur of half 9 de winkel binnen, maar op maandag is het de tijd dat de nieuwe lading spullen afgeleverd wordt bij de winkel. Ze wacht buiten ongeduldig bij de deur op de vrachtwagen. Als ze de vrachtwagen aan ziet komen rijden roept ze luid naar binnen ‘Dames, tijd om te gaan lossen.’ Als de vrachtwagen voor de uitgang staat laat hij zijn laadklep zakken, de dames komen ook inmiddels een voor een naar buiten toe. ‘Zet alle karren maar in de sluis.’ De vrouwen laden de zware karren af en rijden ze allemaal een voor een naar binnen, naar allerlei plekken in de winkel. Sommige voor- en sommige achteraan in de winkel. Wat was ze blij toen Blokker invoerde dat de schappen vullen iets is om te doen voor openingstijd. Het maakt dat ze 6 uur de tijd hebben om de hele winkel te vullen en te spiegelen, voordat de winkel om 13:00 open gaat. Volle karren gaan heen en weer, alles moet op tijd gevuld worden.

Indringer
Pimmie, Sasha en Amber zijn snelle vakkenvullers. De karren vliegen door hun handen, trippelend met volle vaart gaan ze door de karren heen. Een groep jonge vrouwen, met volle motivatie voor het vullen van de vakken, een voor een. Anna voelt zich trots op de dames, in haar 22 jaar bij Blokker heeft ze altijd genoten van het team waarmee ze werkt. Amber loopt in volle snelgang naar achter naar de sluis om haar volgende kar te pakken. Anna is nietsvermoedend nog voor in de winkel bezig haar kar leeg te halen.

Ze loopt met haar inmiddels lege kar naar de achterkant van het pand om nieuwe spullen op te halen om in de winkel neer te zetten. Terwijl ze daarheen loopt, vindt ze het verdacht stil, maandagochtend is het altijd een vrolijke en gezellige sfeer. Gezellige muziek aan en er loopt altijd wel iemand mee te zingen. Ze loopt naar de plek waar de dames normaal de karren vullen, maar ze ziet daar niemand. Ze loopt door richting de achterdeur en ziet een persoon abrupt een bivakmuts aftrekken. Onder de bivakmuts vandaan ziet ze opeens de nette meneer, die ze al eerder heeft waargenomen bij de braderie. Daar stond hij met een pistool en zijn buit. Ze stonden oog in oog met elkaar, met alleen de kar tussen hen in. Ze voelt een intens ijzig gevoel over haar lichaam heen komen, ze schrikt en dat is op haar gezicht te zien als de man haar opmerkt en ook van haar schrikt. Als hij haar ziet, gaat hij er als een haas vandoor. Ze ziet zijn slungelige lichaam behoorlijk hard wegrennen. Ze staat verstijfd en realiseert zich nog niet wat er zich heeft afgespeeld. Ze hoort gebons bij de kluisruimte vandaan komen. Ze hoort opeens een luid geschreeuw en kabaal uit de kluisruimte: ‘Bel de politie, we zijn overvallen.’ Ze staat aan de grond genageld en voelt het bloed uit haar lichaam wegzakken, haar lichaam voelt ijskoud. Totaal geblokt staart ze in de verte en probeert ze het telefoonnummer van de politie te herinneren. ‘Wat als de man terugkomt?’ gaat door haar hoofd heen. ‘Ik weet het nummer niet… Een van de opgesloten vrouwen roept ‘Bel 112!!!’

Tijd om door haar benen heen te zakken heeft ze niet, met trillende benen en een hart in haar keel zoekt ze naar de telefoon. Eenmaal gevonden toets ze langzaam met haar trillende vingers 112 in. De telefoon gaat over, in de verte hoort ze een stem over de telefoonlijn. Wat de stem zegt hoort ze niet. ‘Met Anna van Blokker Osdorperplein, we zijn overvallen en mijn collega’s zijn in de kluis opgesloten.’ Over de telefoon hoort je de snik en de angst door haar stem heen gaan.

Politieauto’s rijden met piepende banden, met een volle snelheid richting de Blokker. Ze hoort de politieagenten vanaf een afstand via de sluis naar binnenkomen. Anna is voor de kluisruimte gaan zitten, met haar hoofd tussen haar benen probeert ze rust in haar lichaam te brengen. De politieagenten zijn voorbereid, met apparatuur om de kluisruimte te openen komen lopen ze binnen. Twee politieagenten gaan bezig aan de kluisruimte te kraken, met groot gereedschap hoor je verschillende tikken om het lok van de deur open te laten gaan. Anna wordt door een politieagent over eind gehaald, en op bijna hetzelfde gaat de deur van de kluisruimte open. Langzaam lopen ze naar de lunchruimte en gaan de vrouwen allemaal zitten. ‘Heeft iemand gezien hoe de overvaller eruit zag?’ vraagt een van de politieagenten. ‘Hij trok zijn zijn bivakmuts af, ik zag hem.’ zegt ze terwijl ze in tranen uit barst.