Omwonenden eisen inzicht in pesticidengebruik ‘Waarom mag ik niet weten wat ik inadem?’ (Trouw)

Voor omwonenden is inzicht verkrijgen in pesticidengebruik van bollenboeren haast onmogelijk. De wet schrijft maximale transparantie voor, maar het ministerie en toezichthouder NVWA vragen geen spuitgegevens op bij boeren. Een gang naar de rechter vergt een lange adem.

Zuchtend zet Joke Kolthoff een kop thee op tafel in haar woonkamer. Ze kijkt uit op een enorme akker, pal naast haar huis in het Drentse Lhee, gemeente Westerveld. Op het perceel worden geregeld lelies geteeld, berucht om het hoge pesticidengebruik. Het is voor Joke een grote bron van zorg. De bloementeler weigert inzicht te geven in zijn pesticidengebruik en verzoeken aan de gemeente Westerveld en andere overheidsinstanties worden keer op keer afgewezen. “Het voelt zo oneerlijk”, zegt Kolthoff. “Waarom mag ik niet weten wat ik inadem?”

Kolthoff is samen met andere omwonenden al bijna tien jaar bezig om erachter te komen welke middelen de boer op zijn perceel spuit. De ongerustheid is groot. Wetenschappelijke onderzoeken brengen pesticiden steeds vaker in verband met onder meer kanker en neurologische aandoeningen als de ziekte van Parkinson en ALS. Via de lucht komen bestrijdingsmiddelen makkelijk in de tuinen van omwonenden terecht. Vlaams en Nederlands onderzoek trof pesticiden zelfs in slaapkamers aan, tot in babyluiers aan toe.

Kopie van spuitgegevens
“Ik weet tot op de dag van vandaag niet welke middelen er naast mijn huis worden gebruikt”, zegt Kolthoff. “Eén keer heb ik een kopie van de spuitgegevens gezien, toen we een procedure voerden bij Provinciale Staten, maar verder zijn alle verzoeken om transparantie afgewezen door de overheid. Ik weet dus ook niet wannéér er pesticiden wordt gespoten, zodat ik mijn ramen en deuren dicht zou kunnen doen zoals het officiële GGD-advies voorschrijft.”

Inmiddels heeft Kolthoff zich verenigd met andere omwonenden en is er een rechtszaak aangespannen tegen de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) om inzicht in de spuitgegevens af te dwingen.

Ook op andere plekken in Nederland klopten omwonenden de afgelopen jaren aan bij autoriteiten met de vraag welke pesticiden in hun directe omgeving worden gebruikt. Steeds krijgen ze nul op het rekest. De reden? De Nederlandse overheid beschikt simpelweg niet over deze gegevens: boeren zijn verplicht hun pesticidengebruik bij te houden, maar de registratie valt onder hun eigen verantwoordelijkheid. Door het ontbreken van een centraal registratiesysteem blijft essentiële informatie daardoor buiten het bereik van burgers die zich zorgen maken over hun gezondheid.

Maatschappelijke verandering
Het aantal toegenomen rechtszaken tussen omwonenden en telers betreft met name handhavingsverzoeken om het gebruik van bestrijdingsmiddelen te beperken of volledig te doen stoppen. Het wantrouwen jegens bestrijdingsmiddelengebruik groeit.

“Bij omwonenden ontstaat steeds meer bewustzijn over landbouwgif en de gevolgen daarvan”, zegt Donna Stolwijk van Urgenda. Stolwijk ondersteunt Aardige Buren, een initiatief dat omwonenden bijstaat in het contact met de gemeente, provincie en telers. “Als dat niets oplevert, is de laatste stap dat we omwonenden ondersteunen om naar de rechter te gaan.”

Het opvragen van spuitgegevens is bij dit proces standaard, maar doorgaans zonder succes. De rechtszaak tegen een lelieteler uit Boterveen in 2023 zorgde volgens Stolwijk echter voor een doorbraak. De rechter besloot in die zaak het gebruik van pesticiden volledig te verbieden. In hoger beroep werd uiteindelijk bepaald dat de betreffende teler vier van de 33 middelen mocht gebruiken.

“Omwonenden eisen vooral dat de overheid strenger handhaaft en hen actief informeert over wanneer welke middelen worden gebruikt”, zegt Stolwijk. “Als de teler geen inzage geeft, tasten omwonenden namelijk in het duister.”

‘Het belast je leven’
Zowel Stolwijk als Kolthoff zien dat het een zware wissel trekt op omwonenden. “Niet weten welke pesticiden rondom je woning worden gebruikt, geeft zoveel onzekerheid dat mensen er soms zelfs voor kiezen om te verhuizen”, zegt Kolthoff. “Het belast je leven, het veroorzaakt enorm veel stress.”

Vooral bij bloembollen maken telers op grote schaal gebruik van bestrijdingsmiddelen: slechts 1,25 procent van de landbouwgrond is voor bloembollen, maar de bollenteelt is goed voor 21 procent van het totale pesticidengebruik. En de telers zijn allesbehalve transparant over wat en hoeveel ze gebruiken. Gevraagd naar een reactie zegt voorzitter Hester Maij van de KAVB, de branchevereniging van bloembollentelers: “De KAVB en haar leden staan voor een open gesprek met respect voor elkaar.”

Ze verwijst vervolgens naar twee folders van de vereniging over transparantie en meldt per mail: ‘Ik hoop dat het artikel objectief wordt. Wij merken dat er veel onzin wordt verkondigd en de nuance over het nut en noodzaak van gewasbeschermingsmiddelen ver te zoeken is’. In de folders waarnaar Maij verwijst, wordt met geen woord gerept over spuitgegevens. Maij reageert ook niet op meerdere verzoeken van Trouw om inhoudelijk op vragen in te gaan.

Krakkemikkige wetgeving
In het Europese recht is vastgelegd dat boeren een spuitregister moeten bijhouden. Burgers kunnen deze informatie opvragen bij de overheid. “Maar dit is wel krakkemikkige wetgeving”, zegt Anne de Vries, milieujurist bij de organisatie Natuur & Milieu. “Omwonenden kunnen spuitgegevens opvragen als die informatie in het bezit is van de overheid. Aan dat recht heb je alleen niks als autoriteiten die gegevens niet bij boeren opvragen. Er staat in de wet ook niet dat derde partijen een autoriteit kunnen dwingen om die informatie op te vragen. Dus hebben omwonenden meestal geen inzicht in wat er om hen heen gespoten wordt.”

Het transparantie-principe is ook verankerd in het zogenoemde Verdrag van Aarhus, een door alle EU-landen ondertekend milieurechtverdrag om burgers meer invloed te geven op milieubeleid en milieubescherming. Het verdrag stelt dat iedere burger informatie over milieu-emissies mag opvragen. “En als er íets tot milieu-emissie leidt, is dat pesticidegebruik”, zegt De Vries. “Hiervoor geldt alleen hetzelfde als voor de Europese verordening: autoriteiten kunnen voorkomen dat informatie in hun bezit komt door het gewoon niet op te vragen.”

Kastje naar de muur
Uit gesprekken met omwonenden blijkt dat het lastig is om de juiste overheidsinstantie te vinden voor het opvragen van spuitgegevens. “Het is een klassiek kastje-naar-de-muur-verhaal”, zegt de Drentse Joke Kolthoff. “Allereerst zijn we als omwonenden naar de provincie gegaan, die ons weer verwees naar het ministerie van Landbouw. Het ministerie speelde de bal door naar de NVWA en stelde dat dit de gezaghebbende instantie was.”

De voedsel- en warenautoriteit, verantwoordelijk voor toezicht op pesticidengebruik van telers, is de enige instantie die de gegevens kan opvragen. Echter, “alleen in een toezichthoudende rol”, laat de NVWA weten: “Omwonenden kunnen spuitgegevens opvragen bij de NVWA via een verzoek aan de minister van Landbouw, volgens Europese en Nederlandse wetgeving. De NVWA kan echter alleen informatie verstrekken die zij zelf in bezit heeft en mag geen extra gegevens opvragen op verzoek van derden, tenzij dit nodig is voor haar toezichtstaken.”

Het NVWA voert een paar honderd inspecties per jaar uit bij telers. “Bij de uitvoering van een inspectie kan de NVWA de ondernemer vragen om de registratie te verstrekken. De spuitregistratie maakt echter niet van elke inspectie onderdeel uit”, aldus de autoriteit.

Principiële kwestie
De zaak in Westerveld is inmiddels binnen de rechtbank Noord-Nederland verwezen naar de meervoudige kamer, omdat de rechter het in eerste aanleg als een “ingewikkelde en zeer principiële kwestie” beschouwde. Volgens ecoloog en jurist Henk Baptist, die Joke Kolthoff en de andere omwonenden in Westerveld bijstaat, is de situatie juridisch onhoudbaar. “Nederland is verplicht om de spuitgegevens openbaar te maken. Dat de overheid deze gegevens niet heeft, betekent niet dat burgers hun recht verliezen.”

Of de rechtszaak in Westerveld daar verandering in brengt, zal nog blijken. Vermoedelijk zal de meervoudige kamer voor de zomer oordelen of de overheid zich moet houden aan de Europese transparantieregels en spuitgegevens moet verstrekken. Dat zou grote gevolgen kunnen hebben voor het Nederlandse pesticidenbeleid.

Tot die tijd heeft de minister van Landbouw in elk geval geen plannen om meer transparantie voor omwonenden te bewerkstelligen. Gevraagd naar haar standpunt, laat ze via haar woordvoerder weten: “Overheden kunnen spuitgegevens bij boeren opvragen als dat nodig is voor een specifiek doel. Hoewel de overheid erkent dat er wensen bestaan bij derden, zoals omwonenden, om zo gedetailleerd mogelijke informatie te ontvangen over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, verwachten professionele gebruikers andersom dat hun privacy wordt gewaarborgd.”

Omwonende Joke Kolthoff reageert teleurgesteld. “Deze afweging van het ministerie is geen argument. Ik vraag niet naar de pincode of bankgegevens van mijn buurman. Ik wil weten welke pesticiden hij gebruikt omdat het gif op mijn grond en in mijn huis terechtkomt. En dat kan ernstige consequenties hebben voor mijn gezondheid. Ik lees in de reactie van de minister opnieuw grote weerstand om omwonenden het recht te geven op werkelijke transparantie. De overheid kiest ervoor om de belangen van de sector boven de belangen van de inwoners te stellen. Dat is zeer kwalijk.”

Registratie van pesticiden rammelt aan alle kanten (Trouw)

Boeren en telers zijn verplicht het gebruik van pesticiden zelf bij te houden, maar de gegevens worden nergens centraal opgeslagen. Dit belemmert wetenschappelijk onderzoek, waarschuwt het RIVM. Gevaren voor de volksgezondheid zijn niet goed in kaart te brengen.

Op een grijze herfstochtend regent het onophoudelijk in Andijk, een klein dorp aan het IJsselmeer in West-Friesland. Hier staan de akkers vol bloembollen, in het voorjaar exploderen de bloemen in felle kleuren. Niels Kreuk (50) is er al tientallen jaren bloembollenteler en maakt volop gebruik van pesticiden om zijn oogst te beschermen tegen plagen en ongedierte. Maar wie houdt er toezicht op dergelijk gebruik?

Kreuk: “Als teler ben ik verplicht om mijn gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zelf te registreren. Wat ik ervan vind? Ik snap het wel, maar het is veel administratie en het is de vraag wat het oplevert als de inkoophoeveelheden toch al bekend zijn.”

Kreuk toont een pdf-document dat gedetailleerd inzicht geeft in het pesticidengebruik op zijn akkers. Tot en met de windsnelheid houdt hij nauwkeurig bij. Kreuk is echter de enige die hier inzage in heeft. Het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) verplicht telers als Kreuk deze administratie vijf jaar te bewaren.

Met de verplichte zelfrapportage probeert het ministerie toezicht te houden op het gebruik van bestrijdingsmiddelen. De gegevens worden echter niet in een centraal registratiesysteem opgeslagen, waardoor adequate monitoring ontbreekt. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) constateert al jaren dat de registratie bij veel boeren en telers niet op orde is, maar heeft onvoldoende capaciteit om regelmatig te controleren.


Zorgen bij omwonenden
De zorgen over het gebruik van pesticiden nemen de laatste jaren toe, vooral bij omwonenden van bloemen- en bollenvelden. Bestrijdingsmiddelen worden steeds vaker in verband gebracht met parkinson, ALS en kanker. “Het is gerechtvaardigd om bezorgd te zijn over de gevolgen voor de volksgezondheid”, stelt Roel Vermeulen, hoogleraar milieu-epidemiologie aan de Universiteit Utrecht. Vermeulen is een van de onderzoeksleiders van Onderzoek Bestrijdingsmiddelen en Omwonenden (OBO-2), dat inzicht geeft in de gevolgen die pesticiden hebben voor omwonenden van land- en tuinbouwgronden. Het RIVM coördineert dit onderzoek in opdracht van de ministeries van LVVN en VWS (Volksgezondheid, Welzijn en Sport).

Bestrijdingsmiddelen worden in Nederland goedgekeurd door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). De NVWA monitort het pesticidengebruik en ziet toe op de naleving van de regels. Het in kaart brengen van de gevaren voor volksgezondheid is echter lastig met het huidige, diffuse registratiesysteem. “Er is te weinig bekend over hoe veel en hoe vaak mensen worden blootgesteld aan pesticiden. Dat komt onder meer doordat we niet routinematig monitoren”, aldus Vermeulen.

“Meerdere kwesties baren mij zorgen”, zegt de hoogleraar. “Allereerst is er discussie of de risico’s van alle pesticiden wel adequaat zijn beoordeeld door het Ctgb. Het gaat daarbij vooral om de neurotoxische risico’s die momenteel niet standaard worden meegenomen als een bestrijdingsmiddel wordt getest.”

Daarnaast zijn er mogelijke stapelingseffecten. Nu wordt er per pesticide getest wat de gevolgen zijn, maar in de praktijk wordt er nooit één bestrijdingsmiddel gebruikt. Vermeulen: “Het risico is dat meerdere pesticiden samen een opstapelend of zelfs synergistisch effect (versterkend effect door de combinatie van pesticiden, red.) hebben wanneer mensen eraan worden blootgesteld.” Juist daarom is goede monitoring belangrijk, stelt Vermeulen.

Grootschalig onderzoek
Het RIVM doet sinds 2015 grootschalig landelijk onderzoek via het zogenoemde OBO-1 (Onderzoek Bestrijdingsmiddelen en Omwonenden) en met Gezondheidsverkenning omwonenden van landbouwpercelen in 2018. Daaruit blijkt dat er aanwijzingen zijn voor een verhoogd risico. Zo rept het eindrapport over de ziekte van Parkinson bij fruitteelt en van leukemie bij afwisselende granen-bieten-aardappelteelt. Een causaal verband, zo meldt het onderzoek, kan niet worden aangetoond, maar moet zeker niet worden uitgesloten.

De Gezondheidsraad pleit in 2020 voor een nieuw en uitgebreider onderzoek en benoemt het ontbreken van een centraal registratiesysteem voor pesticiden als knelpunt. Het advies is om te komen tot ‘betrouwbare, uniforme en landelijke registratie van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op perceelsniveau’. Dit zou goed epidemiologisch onderzoek naar eventuele gezondheidseffecten mogelijk maken.

Aan het advies voor het optuigen van een centraal registratiesysteem geeft het ministerie van LNV in eerste instantie ook gehoor. Onder leiding van minister Piet Adema (ChristenUnie) zijn er in april 2023 vergevorderde plannen voor een digitale gewasbeschermingsmonitor. In februari dit jaar trekt de Europese Commissie echter de stekker uit de Europese pesticidenwet vanwege gebrek aan steun van de lidstaten. De wet zou naast 50 procent reductie van pesticidengebruik in 2030, ook centrale registratie van pesticiden verplichten. Adema laat de beslissing over een digitale gewasbeschermingsmonitor over aan zijn opvolger, Femke Wiersma (BBB).

De koers van minister Wiersma is inmiddels helder. Ze geeft geen opvolging aan de plannen van Adema. Onlangs stemde zij bovendien tegen een motie voor betere monitoring in de Europese Unie. Wiersma wil de verantwoordelijkheid bij de sector leggen door middel van vrijwillige benchmarking.

Dat Wiersma niets doet met de plannen van haar voorganger, betreurt hoogleraar en RIVM-onderzoeker Vermeulen. Hij pleit voor een centraal en openbaar registratiesysteem waarin boeren en telers de aankoop en het gebruik van pesticiden vastleggen. “Om de gezondheidsrisico’s in kaart te brengen, is dat echt noodzakelijk.”

Structurele problemen
Het gebruik van bestrijdingsmiddelen in Nederland lijkt met de Wet gewasbeschermingsmiddelen aan strenge voorschriften gebonden. Maar de praktijk is weerbarstiger. De NVWA constateert al jaren dat er bij de registratie en naleving van gebruiksvoorschriften veel misgaat; een derde van de boeren en telers overtreedt de regels. “Wij constateren al jaren een lage naleving op het gebied van gewasbescherming, wat duidt op een structureel probleem”, meldt de NVWA-website.

Minister Femke Wiersma ziet geen reden tot strengere controles. Tijdens een debat met de Kamercommissie voor Landbouw op 27 november zegt ze: “Het blijft de verantwoordelijkheid van de telers om de wet na te leven.” En ze wijst vervolgens naar de NVWA: “Toezicht is aan het NVWA, niet aan mij.” Het NVWA werkt in opdracht van het ministerie van Landbouw.

Dat het toezicht niet waterdicht is, illustreert bloementeler Kreuk in Andijk. Op de vraag of de registratie van tien liter glyfosaat in een maand niet net zo goed twintig liter kan zijn, zegt hij: “Tsja, dat is haast niet te controleren. Behalve als je alles zou vergelijken met de inkoop die een boer doet. De enige manier waarop je dat passend krijgt, is door de facturen van de groothandel erbij te pakken. Op papier zou je kunnen liegen.” De NVWA is nog nooit langs geweest bij Kreuk.

Tweede Kamerlid Laura Bromet (GroenLinks-PvdA) is daarover niet verbaasd. “De afgelopen jaren is er veel bezuinigd op de NVWA, juist door partijen die pro-landbouw zijn. Dat is ook niet voor niks, want dat is omdat ze vinden dat ze dan te veel last hebben van die controles.

Structureel verschil
Registratie van de afzet en gebruik van pesticiden, zoals teler Kreuk suggereert, wordt in Nederland alleen gedaan op nationaal niveau. In 2020 bracht het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) het verschil tussen de verkoop en het gebruik van pesticiden in Nederland in beeld. Middels een enquête onder boeren en telers berekent het CBS iedere vier jaar het pesticidengebruik. De verkoopcijfers komen uit een centraal systeem van alle fabrikanten die pesticiden op de Nederlandse markt brengen en geven een bijzonder beeld; jaarlijks wordt rond de tien miljoen kilo pesticiden verkocht in Nederland. Maar slechts de helft, vijf miljoen kilo, wordt door boeren en telers geregistreerd als gebruik.

De eerste reden die het CBS geeft om dit enorme verschil te verklaren is dat er ‘geen centraal register voor gebruik in de landbouwsector beschikbaar is’. De verschillen tussen de hoeveelheid verkochte pesticiden en het gebruik zijn structureel rond de 50 procent. Een klein deel daarvan, niet meer dan 5 procent, is te verklaren doordat het in het verleden ook andere sectoren pesticiden gebruikten, zoals de industrie en vervoerders. Er is dus een groot deel dat niet volledig is te traceren, erkent het CBS.


Benchmarking
Ondanks deze verschillen in verkoop- en gebruikscijfers, blijft minister Wiersma van mening dat de sector zelf verantwoordelijk moet blijven voor de registratie. Om de monitoring te verbeteren, steunt de minister wel het benchmarking-initiatief van de sector. Daarmee kunnen boeren en telers elkaars gebruik van bestrijdingsmiddelen bekijken. “Leren van anderen stimuleert om minder bestrijdingsmiddelen te gebruiken”, stelt de minister.

Voor Kamerlid Ines Kostić (Partij van de Dieren) is dat volstrekt onvoldoende. “Je moet het zo transparant mogelijk maken: wat wordt er precies gebruikt en wat wordt er precies ingekocht? Dit is nu echt een groot knelpunt. Je kunt nu niet zomaar te weten komen hoeveel landbouwgif agrariërs in een bepaald gebied gebruiken. De huidige manier van werken is niet volledig en niet transparant. Dat is heel kwalijk.”

Geert Pinxterhuis is projectleider van het Actieplan Plantgezondheid bij brancheorganisatie BO Akkerbouw (vertegenwoordiger van veertien brancheorganisaties, waaronder LTO). Hij stelt dat er tussen telers grote verschillen zijn in het pesticidengebruik. “Met benchmarking willen we die verschillen in beeld brengen en duiden. Dat moet uiteindelijk resulteren in een gericht advies om het beter te doen. Het ministerie weet dat wij voorstander zijn van een digitale gewasbeschermingsmonitor, zoals voormalig minister Adema wilde ontwikkelen.”

Noodzaak
Hoogleraar Vermeulen: “De registratie van pesticiden gebeurt dus niet consistent. Ook hoeven boeren en telers gegevens niet langer dan vijf jaar te bewaren. Veel chronische aandoeningen, waaronder de ziekte van Parkinson, hebben hun oorsprong echter in het verleden. Historische gegevens van pesticidengebruik zijn dus van groot belang.”

Pinxterhuis van BO Akkerbouw voegt hieraan toe: “Het is voor iedereen goed als we de consequenties van het pesticidengebruik scherp in beeld hebben. De boer en zijn gezin zijn ook omwonenden, die hebben daar ook baat bij.”

In een reactie zegt landbouwminister Wiersma niet bekend te zijn met het landelijke OBO-2-omwonenden-onderzoek dat door het RIVM ook in haar opdracht wordt uitgevoerd. “Ik ben geen lopende encyclopedie”, reageert ze in de hal van de Tweede Kamer. Gevraagd naar de gebrekkige monitoring en de gevolgen voor de volksgezondheid, zegt Wiersma: “Wat betreft monitoring van volksgezondheid moet u bij de minister van Volksgezondheid zijn.”

Lees het artikel op de website van Trouw

“On the Cool Side” Kevin MacLeod (incompetech.com)
Licensed under Creative Commons: By Attribution 4.0 License
http://creativecommons.org/licenses/by/4.0/

Ontvoeringen houden Keniaanse jongeren niet tegen (De Groene Amsterdammer)

Nairobi – Er is geen formele organisatie, ze hebben geen woordvoerder of leider, toch houdt Generatie Z Kenia al weken in de greep. Jongeren vinden elkaar via sociale media en gaan massaal de straat op. Ze protesteren tegen de aangekondigde belastingverhogingen en laten daarbij zien hoe vindingrijk ze zijn.

De onrust begint in mei als president Ruto een wetsvoorstel indient voor belastingverhogingen. Met zijn Finance Bill worden alledaagse producten als bakolie, maandverband en brood fors duurder. Ruto heeft het geld hard nodig om Kenia’s staatsleningen af te lossen en het begrotingstekort te dichten. Vooral jongeren komen in verzet. Kenia kampt met een enorme werkloosheid; van de jongeren is een derde na hun studie werkloos. Leger en politie reageren gewelddadig en schieten met scherp op de demonstranten. Meer dan twintig Kenianen komen om.

‘Jongeren in Kenia zijn naam-, gezichts- en partijloos. Maar wat we gemeen hebben is onze leeftijd en de hoop op een betere toekomst’, zegt rechtenstudente Nyawanga Owuor (20) die viraal gaat als ze op Instagram uitleg geeft over de belastingverhogingen. ‘Door mijn studie ben ik in staat om de ingewikkelde, 160 pagina’s tellende Finance Bill uit te leggen aan mijn leeftijdsgenoten. Natuurlijk was ik verrast dat mijn filmpje zo vaak werd bekeken, maar ik begrijp het ook; het aantal afgestudeerde studenten neemt toe en het aantal beschikbare banen blijft achter. Er zijn zoveel Gen-Z’ers die geen werk en geen geld hebben. Ze kunnen hun huur nu al niet betalen, hoe moet het dan als de eerste levensbehoeften ook nog eens vele malen duurder worden?’

Ook anderen geven online in filmpjes uiting aan hun paniek. Het leidt tot de groeiende protesten die spontaan lijken te ontstaan. Jongeren weten elkaar op diverse sociale kanalen te vinden. Zo starten ze een crowdfunding om gearresteerde demonstranten te helpen aan een advocaat. Tijdens de protesten rijden auto’s rond die water uitdelen en zijn er tal van medische posten waar eerste hulp wordt gegeven.

De regering zet inmiddels een nieuw middel in om de protesten te stoppen; het ontvoeren van jonge influencers met groot bereik op sociale media. ‘Ze willen de angel uit onze protesten halen, maar we hebben niet één leider. We zijn een beweging van een hele generatie’, reageert Owuor.

Lees hier het artikel op de website van de Groene Amsterdammer

Kenianen in opstand tegen hoge belastingen (Radio1, NOS Met het Oog op Morgen)

Ook vandaag weer betogingen en keihard politie-ingrijpen in Nairobi, de hoofdstad van Kenia. Er heerst grote woede onder de bevolking omdat de regering de belastingen flink heeft verhoogd waardoor het dagelijks levensonderhoud een stuk duurder is geworden. De Nederlandse journalist Leon Zantinge was vanmiddag bij de demonstraties.

Luister het fragment op de website van Radio1

(Be)strijdbaar

Jobien (60), een krachtige vrouw die sinds 2015 strijdt tegen een onverwachte tegenstander: de ziekte van Parkinson. Ze ontdekte dat dit vermoedelijk is ontstaan door haar werk met bestrijdingsmiddelen. Als beleidsmedewerker bij de Parkinson Vereniging zet Jobien zich onvermoeibaar in voor bewustwording en verandering van het gebruik van pesticiden. In een poging de toelating van de omstreden pesticide glyfosaat in de Europese Unie te stoppen, stuit ze op obstakels, maar haar vastberadenheid blijft ongebroken. Ondanks het teleurstellende besluit (november 2023) van de EU om het gebruik van Glyfosaat voor nog eens tien jaar goed te keuren, blijft Jobien vastbesloten om een betere wereld achter te laten. Ontdek haar inspirerende verhaal in deze mini-docu, waarin ze haar persoonlijke strijd deelt: een toekomst zonder onnodige gezondheidsrisico’s.

Verstekeling Steven valt al meer dan twintig jaar tussen wal en schip

Vijftien jaar is Steven als de rebellen voor de deur staan in zijn geboorteland Sierra Leone. Ze willen dat hij mee gaat vechten in hun leger, hij is tenslotte oud genoeg. Stevens oom – die hem opvoedt omdat Steven en zijn zusje wees zijn – weigert en moet dat met zijn leven bekopen: hij wordt neergeschoten door de rebellen. Steven weet te vluchten, als verstekeling op een cruiseschip. Als hij na twee weken aankomt in Nederland, hoopt hij daar een nieuw leven op te kunnen bouwen. De hoop wordt langzaam maar zeker overschaduwd: Steven komt tussen wal en schip terecht van juridisch getouwtrek en bureaucratie.

In de gangen van een oude kerk in west-Utrecht is het rustig. Ik loop achter Jana aan, de begeleider van Steven. Hij zit op haar werkkamer te wachten en geeft me onzeker een hand. Hij wiebelt in zijn stoel heen en weer, maar wordt al snel rustiger. Steven, vertelt Jana,  woont inmiddels al 20 jaar in Nederland. Illegaal, dus hij heeft geen vaste woon- of verblijfplaats. Stichting Noodopvang Dakloze Vreemdelingen Utrecht (SNDVU) vangt hem op; hij heeft een slaapplek toegewezen gekregen en krijgt leefgeld.

Als we koffie hebben gekregen, vraag ik Steven naar zijn jeugd in Sierra Leone. Hij begint een beetje te hakkelen, vindt het duidelijk moeilijk om de goede woorden te vinden: “Ik heb niet veel herinneringen meer aan mijn ouders, zij zijn jong gestorven. Samen met mijn jongere zusje woonde ik bij mijn oom in een dorp. We hadden een goed leven. Tot de oorlog begon.”

Het kost Steven duidelijk moeite erover te praten, als ik naar de rebellen vraag. Zijn Nederlands is niet vloeiend dus hij zoekt soms naar de goede woorden. “Toen ze in mijn dorp kwamen, wilden ze alle mannen en jongens meenemen om te vechten. Mijn oom wilde dat niet, maar hij wilde zeker niet dat ik meeging. Kort daarna is hij doodgeschoten en ben ik op de vlucht geslagen.” Steven praat zachtjes verder als ik hem naar zijn zusje vraag: “Mijn zusje… ik weet het niet. Ik weet niet wat er met haar is gebeurd. We hadden geen geld, geen idee waar we naartoe moesten. Het was oorlog, chaos. Iedereen moest voor zichzelf zorgen, zichzelf redden. En we hadden toen geen telefoons, geen sociale media. Ik heb haar nooit meer kunnen vinden, nooit meer iets van haar gehoord. Misschien leeft ze niet meer. Ik denk in elk geval niet dat ze in Europa is.”

Steven wist de haven te bereiken en klom als verstekeling aan boord van een groot schip: “Ik was daar met nog twee andere jongens. We verstopten ons. Ik denk dat de reis wel twee weken duurde. We hadden bijna geen eten, alleen wat noten. We stonden achter machines in de stoomkamer en om niet te worden ontdekt, konden wij bijna niet zitten: dan zouden ze ons kunnen zien. Dus we stonden een groot gedeelte van de reis, maar we waren zo moe. Zo moe. In de nacht was het donker, maar we hoorden steeds mensen praten en waren dus altijd alert. Voordat we aan boord gingen, zag ik een Canadese vlag op het schip, dus ik was ervan overtuigd dat ik in Canada terecht zou komen.” Het werd Nederland. 

Na twee weken aan boord, waar hij zich verschuilde in de machinekamer en leefde op noten en water, kwam hij aan wal. Vrijwel direct begrijpt hij dat hij niet in Canada is: “Ik had ooit gehoord dat ze daar Frans spreken, maar hier hoorde ik geen Frans. We werden naar de marechaussee gebracht en een van de agenten vertelde me: “Je bent in Nederland.” 

“Ik wist van koningin Beatrix, van Kluivert, Overmars: van voetbal wist ik een beetje”, zegt Steven lachend. “Ik had ook wel eens gehoord dat marihuana legaal was, maar wat maakte het uit: Canada of Nederland? Als ik maar veilig was.”

Steven wordt lang ondervraagd door de marechaussee. Lichamelijk onderzoek moet uitwijzen of hij minderjarig is. Als dat inderdaad de uitkomst van het onderzoek is, hoort hij dat hij mag blijven. Hij gaat naar een azc in Limburg. Steven: “Ik was blij en hoopte op een toekomst hier. Werken, een leven opbouwen, een gezin stichten.”

Het loopt anders. Wanneer ik Steven vraag naar die eerste weken in Nederland, probeert hij uit te leggen hoe hij zich voelde: “Je wordt in een systeem gedrukt. Je kan er niet uit. Alles moet volgens het systeem. De eerste stap: oké. Dan de tweede stap: die is ook oké. En zo ga je door. Je vraagt een verblijfsvergunning aan en ik mocht naar school in Maastricht. Maar nadat ik 18 was geworden, moest ik zelf een kamer zoeken. En ik mocht niet veder leren omdat ik geen verblijfsvergunning had.”

Het is inmiddels vier jaar geleden dat Steven in Nederland aankwam. Op een dag krijgt hij te horen dat hij zich moet melden op het politiebureau. Steven krijgt te horen dat ze hem terug willen sturen naar Sierra Leone. Hij wordt vastgehouden in een detentiecentrum, zes maanden lang. Maar zijn geboorteland werkt niet mee aan terugnameverzoeken. Als hij uiteindelijk terugkomt op zijn kamer, zijn alle spullen verdwenen en woont er iemand anders.

Vanaf dat moment begint zijn zwervende bestaan. Wanneer Steven vertelt hoe dat leven eruit zag, toont hij nauwelijks emotie: “Ik sliep meestal onder een brug, maar ik was vaak bang dat de politie me zou vinden, me zou aanhouden. Als ik dacht dat het te gevaarlijk was, ging ik naar het bos om daar te slapen. Ik bedelde om geld en kon daar eten van kopen.”

Toch lijkt het tij te keren als Steven een meisje ontmoet en een relatie met haar krijgt. Omdat hij dakloos is, probeert het meisje te regelen dat Steven bij haar thuis kan wonen, maar haar vader wil daar niets van weten: “Uiteindelijk wilde haar vader me wel zien, toen hij begreep hoe belangrijk het voor haar was. Ik heb met hem gepraat, de situatie uitgelegd en ik mocht blijven.” Steven bleef negen maanden bij de familie van zijn vriendin Jane. Hij glimlacht als hij over haar vertelt: “Voor mij was ze een vice-God. Geen vice-president of vice-premier, maar een vice-God. Ze deed alles voor me.”

Uit zijn verhaal is op te maken dat de negen maanden bij Jane Stevens laatste onbezorgde tijd was in Nederland. Daarna gaat het bergafwaarts. Maar zijn verhaal wordt ook onduidelijker. Jaartallen, de chronologie: hij probeert af en toe in zijn geheugen te graven.  

Ik begrijp dat hij ziek werd, tuberculose krijgt. Een opname volgt en als hij daarna thuiskomt, ontdekt hij al snel dat zijn vriendin verliefd is op een ander. Zijn wereld stort in. Het is nog steeds een open wond: “Jane is nu nog altjd met die man waar ze verliefd op werd. Ze heeft nu vier kinderen. Ja, daarover heb ik veel pijn. Heel veel pijn.”

Verstopt in een vrachtwagen, probeert Steven naar Italië te gaan. Hij zwerft ook daar, bedelt en slaapt op straat. Na een paar maanden wordt hij echter aangehouden met marihuana op zak. Hij zit een nacht in de cel en wordt teruggezet op de trein naar Nederland. Daar blijkt hij een verblijfsvergunning te kunnen krijgen, op medische gronden. De eerste opluchting maakt alleen snel weer plaats voor wanhoop, als blijkt dat de vergunning tijdelijk is. Hij mag niet werken, heeft geen huis en slaapt weer op straat: alles lijkt van voren af aan te beginnen. 

Steven moet verlenging aanvragen van zijn vergunning, maar is er te laat mee. 
Na een lange juridische strijd met het IND, volgt binnenkort de definitieve uitspraak van de rechter of Steven mag blijven. Na meer dan twintig jaar in Nederland gewoond te hebben, is zijn toekomst nog onzeker. Steven: “Regels zijn regels, daar verander ik niets aan en dat hoort bij een democratie. Ik moet de regels accepteren.”

De meeste conservatieve regenbooggemeente van Nederland

Ede gaat werk maken van de emancipatie van lhbti’ers. Als een na laatste grote gemeente in Nederland is Ede sinds februari van dit jaar officieel een regenbooggemeente. Een unicum voor de gemeente op de Biblebelt waar 118.000 mensen wonen en de SGP de grootste politieke partij is.

Regenbooggemeenten zetten zich in voor een beter leefklimaat en investeren in veiligheid, sociale veiligheid en emancipatie van alle lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgenders en intersekse personen (LHBTI). Het ministerie van Onderwijs stimuleert dit met een jaarlijkse bijdrage van twintigduizend euro.

Sinds 4 februari van dit jaar is Ede regenbooggemeente nadat een meerderheid van de conservatieve gemeenteraad met het voorstel instemde. Alleen de SGP en de lokale partij DKE stemden tegen. Ede werd daarmee de 55ste Nederlandse regenbooggemeente. Maar hoe kan het dat de gemeente – waar in 2016 nog een motie werd afgewezen om alleen een regenboogvlag te hijsen – zich vijf jaar later uitroept tot regenbooggemeente?

Geen politiek
Het is juli 2016 als een verschrikkelijke aanslag plaatsvindt in een homonachtclub in Orlando. Vijftig mensen worden doodgeschoten. Het blijkt een gerichte aanslag op de lhbti-gemeenschap. Twee weken na de aanslag dient GroenLinks-raadslid Ellen Out in Ede een motie in. Ze stelt voor om eenmaal per jaar, op Coming-out Day, de regenboogvlag hijsen voor het gemeentehuis. Haar voorstel wordt nipt afgewezen, de regenboogvlag is voor Ede op dat moment nog een brug te ver.

Wanneer gemeenteraadslid Out in 2018 opnieuw een motie wil indienen om de regenboogvlag te hijsen, stelt burgemeester René Verhulst (CDA) dat dit niet nodig is. De burgemeester zegt toe de vlag zélf te hijsen. Het besluit van Verhulst is opmerkelijk omdat de gemeenteraad twee jaar eerder de regenboogvlag-motie nog wegstemde. Ook zijn voorganger, Cees van der Knaap (CDA), vond de regenboogvlag niet nodig: ”De Nederlandse vlag markeert ook onze rechten en plichten waarover de Grondwet in artikel 1 heel duidelijk is”, aldus de voormalig burgemeester.

De SGP, met zeven zetels de grootste partij in Ede, protesteert dan ook tegen het besluit van Verhulst en zegt het “ten zeerste te betreuren.” De burgemeester zet zijn beslissing echter door en zegt daar nu over: “De regenboogvlag is geen onderwerp om politiek over te bedrijven met uitgebreide discussies. Ik koos er dan ook voor om de vlag zelf te hijsen. Er zijn ook in Ede mensen die worstelen met hun gevoelens. Met het veelkleurige palet van de vlag laat je zien dat je die worsteling begrijpt. Ik hoop dat ze dit zien als steun”, aldus de huidige burgemeester.

Nashville-verklaring
Als in 2018 de regenboogvlag voor het eerst wappert voor het gemeentehuis van Ede, duikt ook in Nederland de Nashville-verklaring op; een internationale verklaring over Bijbelse seksualiteit. Hierin wordt geopperd dat homoseksualiteit, genderneutraliteit en transgenderisme zonden zijn en ‘afgekeurd moet worden door iedere goede christen.’ Veel kerkgemeenschappen op de Biblebelt ondertekenen de verklaring, waaronder ook Edese kerken.

COC-Gelderland-midden krijgt veel vragen van jongeren die worstelen met hun geaardheid, zegt bestuurslid Joris Brandts. “Vooral in Ede hebben die vaak te maken met religie. Zo’n Nasvhille-verklaring zorgt ervoor dat jonge mensen die twijfelen over hun geaardheid, nog dieper de kast induiken. We horen veel verhalen uit Ede van jongeren die eenzaam zijn en niet worden geaccepteerd door hun omgeving.”

De waarnemingen van het COC staan niet op zichzelf. Onderzoek van I&O Research toont aan dat 40% van de lhbti’ers zich onveilig voelt in de regio Gelderland-midden. Vooral mensen uit sterk gelovige kringen ervaren minder acceptatie.

Verdeeld
Om te kunnen doorgronden hoe het in Ede werkelijk gesteld is met de lhbti-emancipatie, is een analyse van de stemming rondom het hijsen van de regenboogvlag in 2016 interessant.

Binnen veel partijen heerste er destijds grote verdeeldheid. Onder andere bij de lokale partij GemeenteBelangen. Fractievoorzitter Gabriëlle Hazeleger daarover: “Ik was destijds zeer teleurgesteld in mijn fractie. Ik maak zelf deel uit van de lhbti-gemeenschap, dus het raakte me dat sommige collega’s tegen de vlag stemden.” GemeenteBelangen vindt inmiddels dat er wel degelijk een probleem is in Ede als het gaat om de acceptatie van lhbti’ers. “Wij zien de vlag niet als symboolpolitiek. Soms zou ik willen dat het symboolpolitiek zou zijn, dan zou het probleem niet zo groot zijn”, aldus Hazeleger.

Rigide
Het bijstellen van standpunten is volgens ChristenUnie-raadslid Dirjanne van Drongelen in Ede een kwestie van tijd geweest. “Niet alleen in de raad. Ik denk het ook te zien binnen kerken en überhaupt onder christenen. Van heel rigide naar een meer inclusievere gedachte”, legt ze uit. “Binnen de CU-fractie is er veel over gepraat, net als met onze achterban. Uiteindelijk kwamen we tot de conclusie dat er echt iets nodig is om de situatie voor lhbti’ers te verbeteren. Als de regenbooggemeente daar een stap in is, wil de CU daarin mee.”

De volledige CDA-fractie stemde in 2016 tegen de regenboogvlag, maar is in 2021 mede-indiener van het voorstel voor de regenbooggemeente. Tijden veranderen, stelt fractievoorzitter Anne-Jan Tegelen. “Het CDA vindt het vanzelfsprekend dat iedereen meetelt en vindt dat de regenbooggemeente eigenlijk niet nodig zou moeten zijn. Wij vonden Ede al een lhbti-vriendelijke gemeente en vinden dat nog steeds.”

Dat er veranderingen gaan komen, verwacht Telgen niet: “Er wordt alleen een ander stickertje op de kast geplakt en daardoor krijgen we extra geld uit Den Haag. Dan vinden wij het prima om voor te zijn. Baat het niet dan schaadt het niet.”

Mordicus tegen
De SGP, de grootste politieke partij in Ede, blijft mordicus tegen het fenomeen regenbooggemeente: “Voor ons is het geen punt van discussie”, zegt raadslid Kees van Wolfswinkel desgevraagd. “Wij vinden het niet passen bij gemeente Ede en hebben ook niet het idee dat Ede een onveilige gemeente is. Bovendien staat het inhoudelijk te ver af van ons uitgangspunt, de unieke waarde van het huwelijk tussen man en vrouw.”

Ook Rasit Görgülü van eenmansfractie Democratische Kiezers Ede (DKE), stemde tegen: “De lhbti-gemeenschap staat niet op zichzelf. Veel vrouwen in Ede die een hoofddoek dragen, voelen zich ook onveilig. Er moet niet alleen beleid gemaakt moet worden voor de lhbti-gemeenschap, maar voor iedereen. Alleen dan wordt Ede echt inclusief.”

Homo in de fractie
De Edese VVD stemde vijf jaar geleden deels tegen de regenboogvlag-motie, maar steunde dit jaar wel het initiatief voor de regenbooggemeente. “Er zit nu een heel andere fractie en dan maak je soms andere keuzes”, stelt VVD-raadslid Sjoerd Bakker. “Daarbij komt dat er nu ook een homo in de fractie zit. En dat ben ik”, zegt hij lachend.

Het beeld dat Bakker schetst, wordt bevestigd door dr. Eva Jaspers, universitair hoofddocent sociale wetenschappen aan de Universiteit Utrecht. Jaspers doet in Nederland onderzoek naar actuele sociale vraagstukken en bestudeert uitsluiting en ongelijkheid. “Er is steeds meer aandacht voor en ervaring met lhbti’ers, ook bij politieke partijen. Zeker als raadsleden of mensen in hun omgeving uit de lhbti-gemeenschap komen, zie je meningen veranderen. Hoe dichterbij het komt, hoe moeilijker het wordt om het af te wijzen.” Volgens Jaspers is er een bredere maatschappelijke verschuiving aan het plaatsvinden. Vooral de jongere generaties hebben een inclusievere denkwijze.

Geen symbool
Het initiatief om Ede uit te roepen als regenbooggemeente kwam uiteindelijk van D66, GroenLinks en GemeenteBelangen. Raadslid Stephan Neijenhuis (D66) is positief verrast door de brede steun. Vooraf hebben we alle partijen benaderd, om zoveel mogelijk steun te krijgen voor het voorstel. “Door niet alleen het symbool van de vlag centraal te stellen, maar ook de beleidskeuzes en maatregelen die erbij horen, denk ik dat er meer partijen in mee zijn gegaan.”

COC Gelderland-midden is blij met de grote meerderheid in de Edese raad: “In een religieuze gemeente, waar christelijke partijen zitten die conservatief zijn als het gaat om LHBT-beleid, is dit een ontzettend mooie eerste stap. Ik weet zeker dat het voor veel jonge mensen waardevol zal zijn”, stelt bestuurslid Brandts. Er is volgens hem nog wel veel werk aan de winkel, want Ede is er nog niet: “Het is een kickstart. Het is nu nog een papieren document, het is belangrijk dat er werk wordt gemaakt van acceptatie.”

Raadslid Sjoerd Bakker (VVD) bevestigt dat: “Er is in Ede nog een lange weg te gaan: “Hand-in-hand lopen met mijn eigen man doe ik hier nog steeds niet in het openbaar. Het kan gedoe opleveren en daar heb ik geen zin in. We doen vaak alsof we heel tolerant zijn, maar dat zijn we nog lang niet.”

Racisme: van afkeer naar mediafestijn

Demonstratie op het Binnenhof tegen de Centrumdemocraten, september 1989

Het normaliseren van racistische uitingen is in de Tweede Kamer gemeengoed geworden. Dat er een woord zoals kopvoddentaks klinkt in de Kamer, daar kijken we al niet eens meer van op. Je kunt het je bijna niet voorstellen, maar er is een tijd geweest waarin dat niet de norm was. Begin jaren ‘80 was er een Kamerlid dat als eerste openlijk kritiek had op de vluchtelingenstroom en de islam. Omdat onze ‘Nederlandse cultuur’ in het geding zou komen. Nationalistisch Nederland voelde zich toen al aangetrokken door zijn leuzen “Eigen volk eerst” en “Vol is vol”. Het enige is: populistisch-rechts is nu bijna net zo groot als links, maar haalden destijds niet meer dan drie zetels.

Deze politicus, Hans Janmaat, zette met zijn partij de Centrum Democraten een bevolkingsgroep apart. Dat fenomeen hadden we sinds de Tweede Wereldoorlog niet meer gezien. Janmaat werd echter door zijn domme uitspraken gezien als paria en vaak niet serieus genomen.
Toen de media nog niet om klickbait gingen, besteedden ze weinig aandacht aan zijn racistische uitspraken. Toen Janmaat voor het eerst een zetel haalde, moest hij zich op zijn eerste dag op het Binnenhof door een enorme menigte demonstranten wurmen. Toen stond nog menig Nederlander -rechts of links- te protesteren tegen zijn racistische denkwijze.
Toen Janmaat -tegen de verwachting in- toch niet zijn vierde zetel haalde in 1994, kwam hij met het verwijt dat er was gefraudeerd. Het lijkt een patroon te zijn, alsof de geschiedenis zichzelf herhaalt. Toch zijn de populisten nu meer dan tien keer zo groot als in de jaren ‘80. Hoe kan het dat het gedachtengoed van Janmaat toentertijd werd weggewuifd en genegeerd, en nu zo in trek is?

De Centrum Democraten-leider werd destijds door het gros van de Kamerleden genegeerd en uitgelachen. Het was meer regel dan uitzondering dat andere Kamerleden de zaal verlieten zodra Janmaat aan het woord was. Janmaat en zijn Centrum Democraten waren boemannen, zo schreef de maatschappij brede consensus in de jaren tachtig en negentig voor. Het was aan politici en journalisten hem zoveel mogelijk te boycotten, vanwege zijn racistische uitlatingen.

Het rare doet zich voor, dat de uitspraken van Janmaat van toen kinderspel waren vergeleken met de huidige getuigenissen. Waar Janmaat werd veroordeeld voor de uitspraak de multiculturele samenleving af te schaffen zodra zijn partij de kans kreeg, is nu openlijk ageren als volksvertegenwoordiger tegen de ‘homeopathische verdunning’ van de bevolking geen onderwerp van discussie. Bij iedere talkshow levert dit soapachtige perikelen op, en dat wordt breed uitgemeten in de pers. Toen een partijvoorzitter van een partij met twee zetels een aantal maanden geleden opstapte, werd er zelfs een extra NOS-journaal voor ingelast.

“Waar Janmaat werd veroordeeld voor de uitspraak de multiculturele samenleving af te schaffen zodra zijn partij de kans kreeg, is nu openlijk ageren als volksvertegenwoordiger tegen de ‘homeopathische verdunning’ van de bevolking geen onderwerp van discussie.”

Begin jaren 2000 kreeg Nederland te maken met de eerstvolgende politicus na Janmaat die openlijk racistisch was. Fortuyn was de eerste die beweerde dat integratie had gefaald, waarna links zijn ogen sloot en “alleen maar thee dronk met de moslims”. Negen dagen voor de Tweede Kamerverkiezingen in 2002, werd Fortuyn vermoord door een linkse activist. ‘De kogel kwam van links’ hoorde je vanaf dat moment steeds vaker.

De media schoten in een kramp. De kogel kwam van links was indirect een verwijt aan hen, want de media werden (en worden) gezien als links. Ze gingen overcompenseren en waren bang (ultra)rechts niet aan het woord te laten. Het gevolg was een overmatige aandacht voor de onderbuik van Nederland. Minder Marokkanen? Het werd gewoon gezegd. En het nieuwe kamerlid Kauthar krijgt ongegeneerd van een collega kamerlid te horen dat ze met een mondkapje op net een boerka lijkt te dragen. Kortom, het hek is van de dam, en dat is het al jaren.

Wilders met zijn PVV kon meeliften op dit nieuwe sentiment en werd groot met het verwoorden van de onderbuikgevoelens van de maatschappij. En in hun angst ‘links’ te veel aan het woord te laten, deden de media een behoorlijke duit in het zakje. Waar Janmaat werd genegeerd en nooit in een serieus medium verscheen, buitelden alle talkshows en nieuwsrubrieken de afgelopen verkiezingen over elkaar heen. Lijsttrekkers van openlijk fascistische en racistische partijen (soms in de peilingen niet eens goed voor een zetel) mochten hun standpunten uit de doeken doen op primetime, konden zogenaamd beledigd weglopen en punten scoren. Daar waar Sylvana Simons van BIJ1 amper zendtijd kreeg. De kogel kwam immers van links.

Wat je aandacht geeft, groeit. De media hebben de deur wijd opengezet voor alle sentimenten die er leven en ze groter gemaakt dan ooit. We vinden het allemaal zo normaal dat we zelfs niet opkijken als Rutte, JA21 noemt als mogelijke partner voor een kabinet, waarvan de lijsttrekker een paar jaar geleden nog pleitte voor een verbod op winkels van allochtonen in Rotterdam.
We zijn ver afgedwaald, en zo lang de talkshows onvoorwaardelijk de idioterie laten verkondigen aan hun tafels en de media blijven smullen van de racistische politici, zal populistisch-rechts hier alleen maar van profiteren.