Boeren en telers zijn verplicht het gebruik van pesticiden zelf bij te houden, maar de gegevens worden nergens centraal opgeslagen. Dit belemmert wetenschappelijk onderzoek, waarschuwt het RIVM. Gevaren voor de volksgezondheid zijn niet goed in kaart te brengen.
Op een grijze herfstochtend regent het onophoudelijk in Andijk, een klein dorp aan het IJsselmeer in West-Friesland. Hier staan de akkers vol bloembollen, in het voorjaar exploderen de bloemen in felle kleuren. Niels Kreuk (50) is er al tientallen jaren bloembollenteler en maakt volop gebruik van pesticiden om zijn oogst te beschermen tegen plagen en ongedierte. Maar wie houdt er toezicht op dergelijk gebruik?
Kreuk: “Als teler ben ik verplicht om mijn gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zelf te registreren. Wat ik ervan vind? Ik snap het wel, maar het is veel administratie en het is de vraag wat het oplevert als de inkoophoeveelheden toch al bekend zijn.”
Kreuk toont een pdf-document dat gedetailleerd inzicht geeft in het pesticidengebruik op zijn akkers. Tot en met de windsnelheid houdt hij nauwkeurig bij. Kreuk is echter de enige die hier inzage in heeft. Het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) verplicht telers als Kreuk deze administratie vijf jaar te bewaren.
Met de verplichte zelfrapportage probeert het ministerie toezicht te houden op het gebruik van bestrijdingsmiddelen. De gegevens worden echter niet in een centraal registratiesysteem opgeslagen, waardoor adequate monitoring ontbreekt. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) constateert al jaren dat de registratie bij veel boeren en telers niet op orde is, maar heeft onvoldoende capaciteit om regelmatig te controleren.
Zorgen bij omwonenden
De zorgen over het gebruik van pesticiden nemen de laatste jaren toe, vooral bij omwonenden van bloemen- en bollenvelden. Bestrijdingsmiddelen worden steeds vaker in verband gebracht met parkinson, ALS en kanker. “Het is gerechtvaardigd om bezorgd te zijn over de gevolgen voor de volksgezondheid”, stelt Roel Vermeulen, hoogleraar milieu-epidemiologie aan de Universiteit Utrecht. Vermeulen is een van de onderzoeksleiders van Onderzoek Bestrijdingsmiddelen en Omwonenden (OBO-2), dat inzicht geeft in de gevolgen die pesticiden hebben voor omwonenden van land- en tuinbouwgronden. Het RIVM coördineert dit onderzoek in opdracht van de ministeries van LVVN en VWS (Volksgezondheid, Welzijn en Sport).
Bestrijdingsmiddelen worden in Nederland goedgekeurd door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). De NVWA monitort het pesticidengebruik en ziet toe op de naleving van de regels. Het in kaart brengen van de gevaren voor volksgezondheid is echter lastig met het huidige, diffuse registratiesysteem. “Er is te weinig bekend over hoe veel en hoe vaak mensen worden blootgesteld aan pesticiden. Dat komt onder meer doordat we niet routinematig monitoren”, aldus Vermeulen.
“Meerdere kwesties baren mij zorgen”, zegt de hoogleraar. “Allereerst is er discussie of de risico’s van alle pesticiden wel adequaat zijn beoordeeld door het Ctgb. Het gaat daarbij vooral om de neurotoxische risico’s die momenteel niet standaard worden meegenomen als een bestrijdingsmiddel wordt getest.”
Daarnaast zijn er mogelijke stapelingseffecten. Nu wordt er per pesticide getest wat de gevolgen zijn, maar in de praktijk wordt er nooit één bestrijdingsmiddel gebruikt. Vermeulen: “Het risico is dat meerdere pesticiden samen een opstapelend of zelfs synergistisch effect (versterkend effect door de combinatie van pesticiden, red.) hebben wanneer mensen eraan worden blootgesteld.” Juist daarom is goede monitoring belangrijk, stelt Vermeulen.
Grootschalig onderzoek
Het RIVM doet sinds 2015 grootschalig landelijk onderzoek via het zogenoemde OBO-1 (Onderzoek Bestrijdingsmiddelen en Omwonenden) en met Gezondheidsverkenning omwonenden van landbouwpercelen in 2018. Daaruit blijkt dat er aanwijzingen zijn voor een verhoogd risico. Zo rept het eindrapport over de ziekte van Parkinson bij fruitteelt en van leukemie bij afwisselende granen-bieten-aardappelteelt. Een causaal verband, zo meldt het onderzoek, kan niet worden aangetoond, maar moet zeker niet worden uitgesloten.
De Gezondheidsraad pleit in 2020 voor een nieuw en uitgebreider onderzoek en benoemt het ontbreken van een centraal registratiesysteem voor pesticiden als knelpunt. Het advies is om te komen tot ‘betrouwbare, uniforme en landelijke registratie van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op perceelsniveau’. Dit zou goed epidemiologisch onderzoek naar eventuele gezondheidseffecten mogelijk maken.
Aan het advies voor het optuigen van een centraal registratiesysteem geeft het ministerie van LNV in eerste instantie ook gehoor. Onder leiding van minister Piet Adema (ChristenUnie) zijn er in april 2023 vergevorderde plannen voor een digitale gewasbeschermingsmonitor. In februari dit jaar trekt de Europese Commissie echter de stekker uit de Europese pesticidenwet vanwege gebrek aan steun van de lidstaten. De wet zou naast 50 procent reductie van pesticidengebruik in 2030, ook centrale registratie van pesticiden verplichten. Adema laat de beslissing over een digitale gewasbeschermingsmonitor over aan zijn opvolger, Femke Wiersma (BBB).
De koers van minister Wiersma is inmiddels helder. Ze geeft geen opvolging aan de plannen van Adema. Onlangs stemde zij bovendien tegen een motie voor betere monitoring in de Europese Unie. Wiersma wil de verantwoordelijkheid bij de sector leggen door middel van vrijwillige benchmarking.
Dat Wiersma niets doet met de plannen van haar voorganger, betreurt hoogleraar en RIVM-onderzoeker Vermeulen. Hij pleit voor een centraal en openbaar registratiesysteem waarin boeren en telers de aankoop en het gebruik van pesticiden vastleggen. “Om de gezondheidsrisico’s in kaart te brengen, is dat echt noodzakelijk.”
Structurele problemen
Het gebruik van bestrijdingsmiddelen in Nederland lijkt met de Wet gewasbeschermingsmiddelen aan strenge voorschriften gebonden. Maar de praktijk is weerbarstiger. De NVWA constateert al jaren dat er bij de registratie en naleving van gebruiksvoorschriften veel misgaat; een derde van de boeren en telers overtreedt de regels. “Wij constateren al jaren een lage naleving op het gebied van gewasbescherming, wat duidt op een structureel probleem”, meldt de NVWA-website.
Minister Femke Wiersma ziet geen reden tot strengere controles. Tijdens een debat met de Kamercommissie voor Landbouw op 27 november zegt ze: “Het blijft de verantwoordelijkheid van de telers om de wet na te leven.” En ze wijst vervolgens naar de NVWA: “Toezicht is aan het NVWA, niet aan mij.” Het NVWA werkt in opdracht van het ministerie van Landbouw.
Dat het toezicht niet waterdicht is, illustreert bloementeler Kreuk in Andijk. Op de vraag of de registratie van tien liter glyfosaat in een maand niet net zo goed twintig liter kan zijn, zegt hij: “Tsja, dat is haast niet te controleren. Behalve als je alles zou vergelijken met de inkoop die een boer doet. De enige manier waarop je dat passend krijgt, is door de facturen van de groothandel erbij te pakken. Op papier zou je kunnen liegen.” De NVWA is nog nooit langs geweest bij Kreuk.
Tweede Kamerlid Laura Bromet (GroenLinks-PvdA) is daarover niet verbaasd. “De afgelopen jaren is er veel bezuinigd op de NVWA, juist door partijen die pro-landbouw zijn. Dat is ook niet voor niks, want dat is omdat ze vinden dat ze dan te veel last hebben van die controles.
Structureel verschil
Registratie van de afzet en gebruik van pesticiden, zoals teler Kreuk suggereert, wordt in Nederland alleen gedaan op nationaal niveau. In 2020 bracht het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) het verschil tussen de verkoop en het gebruik van pesticiden in Nederland in beeld. Middels een enquête onder boeren en telers berekent het CBS iedere vier jaar het pesticidengebruik. De verkoopcijfers komen uit een centraal systeem van alle fabrikanten die pesticiden op de Nederlandse markt brengen en geven een bijzonder beeld; jaarlijks wordt rond de tien miljoen kilo pesticiden verkocht in Nederland. Maar slechts de helft, vijf miljoen kilo, wordt door boeren en telers geregistreerd als gebruik.
De eerste reden die het CBS geeft om dit enorme verschil te verklaren is dat er ‘geen centraal register voor gebruik in de landbouwsector beschikbaar is’. De verschillen tussen de hoeveelheid verkochte pesticiden en het gebruik zijn structureel rond de 50 procent. Een klein deel daarvan, niet meer dan 5 procent, is te verklaren doordat het in het verleden ook andere sectoren pesticiden gebruikten, zoals de industrie en vervoerders. Er is dus een groot deel dat niet volledig is te traceren, erkent het CBS.
Benchmarking
Ondanks deze verschillen in verkoop- en gebruikscijfers, blijft minister Wiersma van mening dat de sector zelf verantwoordelijk moet blijven voor de registratie. Om de monitoring te verbeteren, steunt de minister wel het benchmarking-initiatief van de sector. Daarmee kunnen boeren en telers elkaars gebruik van bestrijdingsmiddelen bekijken. “Leren van anderen stimuleert om minder bestrijdingsmiddelen te gebruiken”, stelt de minister.
Voor Kamerlid Ines Kostić (Partij van de Dieren) is dat volstrekt onvoldoende. “Je moet het zo transparant mogelijk maken: wat wordt er precies gebruikt en wat wordt er precies ingekocht? Dit is nu echt een groot knelpunt. Je kunt nu niet zomaar te weten komen hoeveel landbouwgif agrariërs in een bepaald gebied gebruiken. De huidige manier van werken is niet volledig en niet transparant. Dat is heel kwalijk.”
Geert Pinxterhuis is projectleider van het Actieplan Plantgezondheid bij brancheorganisatie BO Akkerbouw (vertegenwoordiger van veertien brancheorganisaties, waaronder LTO). Hij stelt dat er tussen telers grote verschillen zijn in het pesticidengebruik. “Met benchmarking willen we die verschillen in beeld brengen en duiden. Dat moet uiteindelijk resulteren in een gericht advies om het beter te doen. Het ministerie weet dat wij voorstander zijn van een digitale gewasbeschermingsmonitor, zoals voormalig minister Adema wilde ontwikkelen.”
Noodzaak
Hoogleraar Vermeulen: “De registratie van pesticiden gebeurt dus niet consistent. Ook hoeven boeren en telers gegevens niet langer dan vijf jaar te bewaren. Veel chronische aandoeningen, waaronder de ziekte van Parkinson, hebben hun oorsprong echter in het verleden. Historische gegevens van pesticidengebruik zijn dus van groot belang.”
Pinxterhuis van BO Akkerbouw voegt hieraan toe: “Het is voor iedereen goed als we de consequenties van het pesticidengebruik scherp in beeld hebben. De boer en zijn gezin zijn ook omwonenden, die hebben daar ook baat bij.”
In een reactie zegt landbouwminister Wiersma niet bekend te zijn met het landelijke OBO-2-omwonenden-onderzoek dat door het RIVM ook in haar opdracht wordt uitgevoerd. “Ik ben geen lopende encyclopedie”, reageert ze in de hal van de Tweede Kamer. Gevraagd naar de gebrekkige monitoring en de gevolgen voor de volksgezondheid, zegt Wiersma: “Wat betreft monitoring van volksgezondheid moet u bij de minister van Volksgezondheid zijn.”
Lees het artikel op de website van Trouw
“On the Cool Side” Kevin MacLeod (incompetech.com)
Licensed under Creative Commons: By Attribution 4.0 License
http://creativecommons.org/licenses/by/4.0/