Gevoelens van onveiligheid, terecht?

Het is half twee, je hebt net je bus aansluiting gemist, een half uur wachten in de kou of twintig minuten lopen naar huis. Je kiest voor de tweede optie. De eerste paar straten gaan goed en je bent al bijna thuis. Dan loop je een donker straatje in, de kortste route, je kiest er toch maar voor. Er staat iemand aan de andere kant van de straat, het is een man, je passen versnellen en je doet alsof je hem niet ziet staan. Je hebt je sleutels al in je hand geklemd en snakt naar adem als je de voordeur eindelijk achter je dichttrekt.

Volgens de Veiligheidsmonitor 2019 wordt Nederland steeds veiliger. De veelvoorkomende criminaliteit neemt af en ook het vertrouwen in politie stijgt. Daarnaast voelen Nederlanders zich ook steeds veiliger. In 2012 gaf 37 procent aan zich weleens onveilig te voelen, in 2019 is dat gezakt naar 32 procent. Toch is het voor veel vrouwen net zo normaal om alleen over straat te gaan met sleutels tussen de vingers geklemd als de deur er vervolgens mee te openen. Van de ondervraagde jonge vrouwen gaf 54 procent aan zich weleens onveilig te voelen, tegenover 26 procent van de jonge mannen. Hoewel vrouwen zich vaker onveilig voelen, zijn mannen volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vaker slachtoffer geweest van een misdrijf zoals geweld of vandalisme.

Een straat kan nog zo veilig zijn, maar als je zelf gevaar ziet dan voelt het voor jou niet veilig. De subjectieve veiligheid is de mate waarin iemand zich (on)veilig voelt. Het risico wat een persoon zelf ziet om bijvoorbeeld slachtoffer te worden van een misdrijf of een overval. Het is lastig om veiligheidsbeleving te meten, omdat dit voor iedereen anders is. De mate waarin jij je onveilig voelt als persoon wordt gevormd door je eigen ervaring, je waarneming, je contact met anderen en de media. Veiligheidsbeleving verschilt per persoon, per geslacht en leeftijd.  ‘De veiligheidsbeleving op straat is de afgelopen jaren enorm verbeterd’, aldus Marnix Eysink Smeet, lector veiligheidsbeleving aan de Hogeschool Inholland. ‘Rond de millenniumwissel was het ongenoegen in Nederland erg groot. We hadden een verloederd straatbeeld, veel junk en de kans dat je autoradio werd gestolen was erg aanwezig. Vanaf 2002 is dit beter aangepakt en is het veiligheidsgevoel met sprongen vooruitgegaan. Het beleid was toen daadkrachtiger en repressiever en dit werkte als een speer.’  Toch zijn we er nog niet. In Amsterdam krijgt 81 % van de vrouwen tussen de 15-34 jaar te maken met straatintimidatie. Hier worden vaak geen meldingen van gemaakt en komen dus niet terecht in de criminaliteitscijfers.

Evolutionair is de mens gebouwd om gevaar de herkennen. Angst is dus een positieve eigenschap. Marnix Eysink Smeets zegt hierover; ‘bang zijn is niet zozeer een issue. Emotie zet je aan tot gedrag en je wilt dan iets aan de situatie doen, wegwezen, duiken, vluchten of vechten.’ De criminaliteit wordt steeds minder en Nederlands is dus steeds veiliger, hebben we dan nog wel ‘recht’ om bang te zijn? ‘Als je overal gevaar gaat zien, waar het niet is, dan heb je een probleem. Dan is het niet meer gezond. Het is alleen lastig, omdat het huidige medialandschap je kan beïnvloeden. Er gebeuren een aantal uitzonderlijke gevallen en die worden dan uitvergroot door de media. Dit kan effect hebben op jouw onveiligheidsbeleving.’

Foto Vera Hemmen

Volgens Marnix Eysink Smeets is het logisch dat mannen zich veiliger voelen op straat. ‘Aan de ene kant heb je de dreiging en aan de andere kant het vermogen om wat aan dat risico te doen. Vaak vergeten we in de discussie dat laatste en hebben we het alleen maar over de dreigingen. Veiligheidsbeleving verschilt per persoon, zo reageert een oud broos mannetje anders op een fysieke dreiging dan een jonge gespierde vent die in vaak in de sportschool staat. Want de jonge vent kan een hoop dreigingen makkelijk aan. Dit verschil heb je ook tussen mannen en vrouwen. Voor een jonge vrouw is het moeilijker om iemand van zich af te houden dan voor een jonge man.’ De cijfers geven aan dat mannen vaker slachtoffer zijn van een delict. Het kan zijn dat vrouwen risicomijdend zijn en mannen dat minder doen. Vrouwen kiezen dus bijvoorbeeld vaker een andere route. Marnix vervolgt en vertelt dat het type dreiging anders is tussen man en vrouw. ‘De meeste mannen zijn niet bang voor seksuele delicten, maar de meeste vrouwen wel. Van een hele hoop seksuele delicten doen vrouwen geen aangiften. Veel vrouwen krijgen dag in dag uit kleine toespelingen, die niet strafbaar zijn, maar wel iets doen met het veiligheidsgevoel. Hier wordt tegenwoordig in de discussie over straatintimidatie wel meer rekening mee gehouden. Als je vaak kleine signaaltjes krijgt, van mannen die iets van je willen, dat geeft je geen fijn gevoel. Deze signaaltjes komen natuurlijk ook nooit terecht in de criminaliteitsstatistieken.’

Veel vrouwen die zich onveilig voelen nemen maatregelen, de één doet haar capuchon op, de ander heeft altijd haarspray bij zich en weer een ander klemt haar sleutelbos tussen haar vingers. Ook zijn er vrouwen die ervoor kiezen om een weerbaarheidscursus te doen, waar je leert hoe je een gevaarlijke situatie kan herkennen en wat de volgende stappen zijn. Amir Niknam is forensisch psycholoog en gaf in het verleden veel weerbaarheidscursussen. ‘Door een dreiging te leren herkennen, kun je de dader voor zijn. Door bijvoorbeeld ergens anders te gaan pinnen of een persoon die woede uit extra ruimte te geven.’ Amir Niknam focuste tijdens zijn trainingen vooral op het instinct van de mens. ‘Je kan jezelf leren om met een vuist te slaan, maar vaak sla je uit instinct met een vlakke hand. Tijdens de cursussen leer je je instinctieve handeling te verbeteren.’ Door jezelf weerbaarder te maken voel je je veiliger op straat en gaat je veiligheidsbeleving omlaag. ‘Uit onderzoek blijkt dat mensen die een weerbaarheidscursus hebben gedaan, minder kans hebben om aangevallen te worden. Het maakt je dus echt veiliger. Ik vind dat we in Nederland veel meer aandacht moeten hebben voor het daderschap, daar ligt het daadwerkelijke probleem. Natuurlijk heb je altijd outsiders, die door de media worden uitvergroot. Het is belangrijk om in het onderwijs hier al veel eerder op te focussen en ik denk dat we het dan al een stuk veiliger kunnen maken.’ Marnix Eysink Smeets waarschuwt dat we niet te snel moeten willen. ‘Het gaat hierover diepe driften van mensen, door hierover te blijven praten zal de veiligheidsbeleving van de vrouw langzaam minder worden.’

Zoals een soldaat zijn land dient, dient de Fries zijn taal

Friese taal De ruggengraat van de Friese identiteit, volgens gedeputeerde Sietske Poepjes is dat de Friese taal. Het is de taal waarin Friezen zich uiten, als ze gelukkig, bedroefd en kwaad zijn. Zo’n 70% van de 647.000 Friezen spreekt nog Fries en voor 300.000 mensen is het de moedertaal ‘memmetaal’.

Maar ‘de tiid hâldt gjin skoft’, de tijd staat niet stil. En zo is een taal ook altijd in beweging. Zoals landschappen veranderen, veranderen ook talen. Sommige mensen zien dit als een slechte ontwikkeling. Taal is cultuur, en mensen vinden het doorgaans zonde als cultuur verloren gaat. Een taal kan verloederen, te gronde gaan. Veel Nederlanders delen deze zorgen ook voor het Nederlands. De voornaamste angst is de verengelsing van de Nederlandse taal. Maar hoe zit eigenlijk met de Friese taal? Kunnen we spreken van een vernederlandsing van de Friese taal? Overleeft de Friese taal in een tijd van globalisering? Of is de taal net als het Nederlands ten dode opgeschreven? Talen als het Fries en het Nederlands moeten hard werken om niet opgeslokt te worden door een veel gesproken wereldtaal zoals het Engels.

De meisjes van de groep 5/6                     (Met het witte shirt, dat ben ik.)

Ik ben Nederlands opgevoed in Noordoost Friesland. Al mijn vrienden spraken Fries en ook op school werd voornamelijk Fries gesproken. Ondanks dat ik het Fries volledig verstond ging iedereen altijd in het Nederlands over als ze tegen mij spraken. Ik voelde mij als niet Friessprekende vaak een buitenstaander ‘bûtensteander’ in de klas. Dit was voor mij één van de redenen om Friesland te verlaten, ik woon inmiddels ruim vierenhalf jaar in Utrecht. Een plek waar ik mijn afkomst kan verbergen en anoniem kan zijn. Tenminste dat dacht ik, maar ook hier ben ik een buitenstaander. Ik ben meer Fries dan ik ooit heb willen zijn, maar ik ontkom er niet aan.

Waar ik in eerste instantie wegvluchtte, word ik nu dubbel zo hard teruggetrokken. Een ‘oprjochte’ Fries zal ik nooit kunnen zijn en dat wil ik ook niet. Toch voel ik dat de taal erg sterk is, sterker dan het Nederlands. Het is het fundament van de Friese cultuur.  Voor mijn vrienden uit Utrecht kom ik uit de provincie en als ik een gekke uitspraak doe of ik heb het over iets anders onbekends, dan wordt al vaak gegrapt, ‘ach laat haar zij komt uit Friesland’. Dit terwijl ik in Friesland juist de Hollander wordt genoemd. Je kan dus zeggen dat ik er precies tussenin zit. Dat zorgt voor mogelijkheden, ik probeer een brug te slaan tussen de ‘gekke Friezen’ en de Hollanders uit de randstad.

Huidige stand van zaken
Hoe gaat het eigenlijk met het Fries?
In 2016 kwam de onderzoeker Geert Driessen met verontrustende cijfers. Het zou ‘viif foar tolven’ vijf voor twaalf zijn. Driessen vergeleek twee onderzoeken, eentje uit 1994 en eentje uit 2014. In die twintig jaar nam het Fries dat kinderen spreken buiten het gezin, af van 44 naar 22 procent. Ook binnen het gezin zakte het percentage in die periode van 50 naar 33 procent.

Resultaten onderzoek Geert Driessen 2016

Volgens Goffe Jensma , hoogleraar Friese taal in Groningen, kun je de werkelijkheid niet helemaal reconstrueren uit een onderzoek. ‘In het algemeen zal het je meevallen als je kijkt naar hoeveel mensen er nog Fries spreken en verstaan. De vraag is natuurlijk, waar wordt er Fries gesproken.’ De dominante taal Nederlands wordt overal gesproken, in het onderwijs, in de rechtspraak en in het ziekenhuis. De plaats van een minderheidstaal in de openbare ruimte is er niet of deze is heel klein. ‘Je zou wel kunnen zeggen dat de plek van het Fries in de openbare ruimte kleiner is geworden en dat probeert de provincie nu op te lossen door de taal zo breed mogelijk te faciliteren.’
 
Volgens Jensma heeft voornamelijk het Nederlands dus veel van de taken van het Fries overgenomen. ‘Tegenwoordig heerst er in Friesland een meertalig klimaat, terwijl er vroeger vrijwel alleen Fries werd gesproken. Wanneer je vroeger de hele dag Fries sprak, spreken mensen nu Nederlands, Engels en Fries op dezelfde dag. Dat is wel echt iets anders en dat moet je niet verwarren met het feit dat de taal door minder mensen wordt gesproken. ‘

In Friesland is het verplicht om Friese les te krijgen in het basisonderwijs en ook op het voortgezet onderwijs. Zo heb ook ik Friese les gehad in de eerste klas van de middelbare school in 2009. Ik had les van Gretha Hoekstra die inmiddels al vijfentwintig jaar docent Fries is op het Dockinga College. Elk jaar komt er weer een nieuwe lading brugklassers binnen met enorme niveauverschillen. Na de eerste toets realiseren alle Friestaligen dat ze echt hun best moeten gaan doen voor het Fries, want schrijven is totaal anders dan spreken. Het interview is overigens volledig tweetalig, ik praat Nederlands en mevrouw Hoekstra beantwoordt al mijn vragen in het Fries. ‘Ik ga mijn leerlingen niet verplichten om Fries te praten. Ik vind dat iedereen zijn eigen taal mag spreken, maar dat betekent ook dat ik dat ook mag doen.’

Sommige scholen ondermijnen de wettelijke verplichting om Fries aan te bieden. ‘Ik vind dat daar flinke sancties opgelegd mogen worden en als de provincie dat niet gaat doen, dan hebben ze een ‘gatsje yn ‘e holle’ een gaatje in hun hoofd’, al dus Gretha Hoekstra. Pier Bergsma, voorzitter van de Ried van de Fryske Beweging, de Raad van de Friese Beweging, zet zich in voor het behoud van de Friese taal. Hij geeft toe dat er minder mensen zijn die de taal spreken. ‘Ik zeg wel vaak, we hadden honderd jaar geleden een muur moeten bouwen in de buurt van Wolvega om de Hollanders buiten te houden, want migratie is een probleem voor minderheidstalen.’

Kaart Nederland

Als je als Fries met een niet-Fries trouwt is het lastig om de taal over te dragen naar de volgende generatie. Als de ander het Fries niet spreekt ga je snel over naar de dominantere taal, het Nederlands. De communicatiewaarde van een taal is belangrijk voor het voortbestaan van een taal. Wanneer je de taal op weinig plekken kan spreken, kiezen mensen voor de taal die je juist wel kan spreken. Het talige landschap van het Fries is niet erg groot, de taal is niet zichtbaar en ook dat is een reden dat een taal kleiner wordt.

Toch zit de taal wettelijk in de lift. Basisscholen zijn sinds 1980 verplicht Fries te geven en sinds 1993 is het verplicht om Fries aan te bieden in de onderbouw van het voortgezet onderwijs.  Daarnaast wordt de taal zo breed mogelijk gefaciliteerd en mag je zelfs in de rechtbank Fries spreken. De wettelijke basis van de taal is dus goed geregeld, maar hoe dat zich uit in de praktijk is toch anders. ‘Op basisscholen in vroeger compleet Friestalige dorpen, zie je nu toch dat op het schoolplein meer Nederlands wordt gesproken. Als de meerderheid Nederlands spreekt dan kom je ook op een kantelpunt in de klas en denken de Friessprekende kinderen, ik ga ook Nederlands spreken.’

Vernederlandsing
Over de vernederlandsing van de Friese taal wordt verschillende gedacht. Het 17e eeuwse Nederlands ziet er ook totaal anders uit dan modern Nederlands. Volgens Pier Bergsma is het belangrijk om de taal zo zuiver mogelijk te houden wil je de taal kunnen behouden. ‘Bij een minderheidstaal is het risico groot dat deze tegen de meerderheidstaal aan gaat leunen en dan blijft er maar weinig van de taal over. Daarom proberen wij te stimuleren dat het zo Fries zo Geef Frysk mogelijk blijft.’

Ik vraag of Gretha Hoekstra een verandering heeft gezien de afgelopen 25 jaar. ‘Je merkt dat ouders van kinderen Bryk Frysk spreken en dat kinderen dat dus ook doen. Toen ik begon met lesgeven was dit ook al wel zo, maar dit is nu wel erger.’ Met Bryk Frysk bedoelt ze Fries waarbij mensen veel Nederlandse woorden gebruiken en niet de juiste grammaticale regels aanhouden. Gretha Hoekstra is een voorstander van het Geef Frysk, wat je zou Algemeen Beschaafd Fries zou kunnen noemen.  ‘Veel mensen kiezen voor het Nederlandse woord als ze het Friese woord niet kennen en dat zie ik als een verloedering van de taal.’ Het woord voor karnemelk in het Fries is ‘sûpe’, maar veel mensen gebruiken het woord ‘karnemolke’. Een ander voorbeeld is schaatsen, wat officieel ‘reedride’ is, maar sommige mensen kiezen voor ‘skaatsen’. Dit zijn twee typische woorden, maar zo zijn er nog veel meer.

Nyk de Vries is sinds november 2019 dichter fan Fryslân. Hij schrijft korte gedichten in het Fries die vaak een link hebben met een actuele gebeurtenis in de provincie. Met het gedicht ‘Begjin’, leidt hij zijn functie in. Naast dichter is hij ook muzikant en schrijver van Nederlandse als Friese boeken. Ik spreek hem in Amsterdam, blijkbaar wonen niet alle Friezen in Friesland.

Begjin

Dit is hoe’t it begjint.

Dû komst thús en bliuwst stean by it oanrjocht.

It is oer tolven.

It hûs is kalm, mar dû bist it net.

Begin

Dit is hoe het begint.

Je komt thuis en blijft staan bij het aanrecht.

Het is na twaalven.

Het huis is kalm, maar jij bent het niet.

Er zijn verschillende meningen over de juiste manier van schrijven in het Fries. De een houdt vast aan het oude Fries wat vrijwel niemand meer spreekt en de ander is daar wat soepeler in. Als dichter staat Nyk de Vries vaak voor lastige taalkeuze, namelijk of hij het woord gebruikt hoe je het officieel schrijft, of hoe je het in het Fries zegt. ‘Een voorbeeld is het woord toch, in het Fries schrijf je officieel ‘dochs’, maar iedereen zegt toch. Het is dan moeilijk om een keuze te maken. Zelf kies ik liever voor toch omdat mijn tekst daarmee toegankelijker wordt.’ Hij krijgt regelmatig kritiek op zijn woordkeuze.|

Ik vraag hem of hij een voorkeur heeft qua taal. ‘De ene keer ontstaat een tekst vanuit het Nederlands en soms vanuit het Fries. Als ik in het Fries schrijf heb ik wel het idee dat het net iets nostalgischer is en dat de woorden meer een ‘ons gevoel’ uitdrukken. Mijn Nederlandse teksten zijn vaak iets neutraler of objectiever.’ Fries is de taal waar Nyk mee is opgegroeid het kan zijn dat zijn teksten daardoor meer gevoel overbrengen.


Toekomst

Erik Betten, schrijver van het boek de Fries ‘op syk nei de Fryske identiteit’, is optimistisch over de toekomst van het Fries en denkt dat de taal nog wel een aantal levens voor de boeg heeft. Toch is niet iedereen zo positief, vele Friezen zien het somber in met de Friese taal. Dit is overigens een kleine groep van een oudere generatie die zich hier publiekelijk over uitspreekt. De jongere generatie mengt zich vrijwel niet in de discussie over de taal. ‘Indien ik als jongere tussen twee talen kan kiezen en ik krijg voortdurend te horen dat ik de ene taal niet goed beheers, dan hoef ik niet lang na te denken. Dan kies ik voor de taal waar ik geen gezeur mee krijg. En zo mopperen oude bazen naar de zelf voorspelde verdoemenis.’

WhatsApp gesprek in het Fries

De mening over de toekomst van de taal is wisselend. Volgens Pier Bergsma, blijft de taal de komende honderd jaar nog wel bestaan. ‘Zolang Fries nog de moedertaal is van 300.000 mensen, kinderen ermee worden opgevoed en het een verplicht vak is op school heeft de taal een overlevingskans.  De toekomst ligt in handen van de Friezen zelf. Hoe kijken de Friezen zelf tegen het Fries aan? ‘De Friezen zelf zijn het ergst voor de taal, ze nemen zelf een onderdanige positie aan en denken dat je niet ver kan komen op de maatschappelijke ladder als je Fries praat. Dat is volstrekte onzin.’ Bijna elke Fries, behalve Gretha Hoekstra, gaat direct over in het Nederlands als iemand Nederlandstalig is. Friezen zien dit als fatsoen, ze passen zich dus altijd aan. Mijn vrienden kunnen ook niet Fries tegen mij praten. Ik blijf het vragen, maar ze doen het niet.

In Groningen noemt Goffe Jensma een paar interessante cijfers. Van de 450.000 Fries sprekenden zijn er 127.000 new speakers. Deze mensen hebben bewust gekozen voor het leren van de taal. Dus er zijn buiten de geboren Friezen ook andere belangstellenden die het Fries niet als moedertaal ‘memmetaal’ hebben. ‘Zolang het Fries blijft overgedragen van generatie op generatie heeft het een goede kans van overleven, als dit minder wordt moet je dit opvangen in het onderwijs. De taal is niet zomaar weggeblazen’. Volgens Nyk de Vries kan je de toekomst van de taal niet voorspellen. ‘Het beeld dat de taal gaat verdwijnen is er al heel lang. Maar nu met nieuwe media zoals als WhatsApp en Facebook wordt er misschien wel meer dan ooit Fries geschreven. Misschien zorgt dat wel voor hele nieuwe opleving van de taal wat later in de geschiedenis boeken staat.

Big Brother
Waarom toch al die moeite? Als de taal toch wel gaat verdwijnen. Tegenwoordig wordt een taalverschil juist gezien als een obstakel in plaats van iets moois. Laten we dan maar direct overgaan op het Engels.
Maar wacht eens even! Ik heb allemaal kenners gevraagd naar hun mening, maar hoe denkt mijn eigen generatie hier eigenlijk over?

https://youtu.be/JckaKYk8kE8

Het einde van de taal is nog niet in zicht. Ja, de taal loopt gevaar en de Friezen zullen hun best moeten blijven doen willen ze de taal behouden. De taal onderscheidt te Friezen compleet van de rest van Nederlands. Iedereen is op zoek naar iets eigens, de een zoekt het bij een voetbalclub, de ander bij kledingstijl en de Friezen onderscheiden zich door middel van hun taal. Ook al zal ik altijd een buitenstaander blijven ben ik trots op het Fries en ‘sil ik myn bêst dwan’ zal ik mijn best doen, de taal niet zomaar aan haar lot over te laten.

Zorg op een antroposofische gemeenschap, je leeft met elkaar

Er zijn veel verschillende alternatieve geneeswijzen. Antroposofische geneeskunde is aan aanvulling op reguliere geneeskunde. Hierbij wordt benadering van de mens verruimd naar een meer holistische wijze, met aandacht voor ziel en geest. Elk mens is uniek met een eigen levensweg. Elk lichaam reageert dus ook op een eigen wijze op een ziekte. Veel mensen hebben weleens van antroposofie gehoord, maar wat het precies inhoudt dat is vaak niet duidelijk. In dit artikel lees je meer over deze filosofie en hoe antroposofische zorg tot uiting komt in een woonwerkgemeenschap.

Antroposofie
Antroposofie is een gedachtegoed gebaseerd op het werk van Rudolf Steiner (1861-1925). Centraal hierin staat de erkenning van het bestaan van de geestelijke wereld. Volgens dit gedachtegoed maakt de mens deel uit van het kosmische geheel en is alles, de mens, natuur, heelal en geesteswereld met elkaar verbonden.  Deze filosofie uit zich ook in de praktijk, zoals de inrichting van de samenleving, biologisch-dynamische landbouw, zorg, onderwijs en architectuur. In deze uitingen komt het gedachtegoed erg gedetailleerd terug, een voorbeeld zijn vrije scholen. Daarnaast zijn er ook gemeenschappen die volledig zijn ingericht volgens het antroposofische gedachtegoed. Scorlewald in Schoorl is een voorbeeld van zo’n gemeenschap waar mensen samen wonen en werken. In deze gemeenschap wonen mensen met een verstandelijke beperking en begeleiders op hetzelfde terrein. De bewoners die extra zorg nodig hebben krijgen deze zorg vanuit een antroposofische visie.

Zorg binnen antroposofie

De driepijlers binnen de antroposofische zorg

Allereerst is het belangrijk om te weten dat er in de antroposofie altijd wordt gesproken van een ‘ontwikkelingsstoornis in plaats van een beperking of een ziekte. Antroposofie gaat ervan uit dat een mens niet alleen een lichamelijk wezen is, maar ook een psychisch en een spiritueel wezen is. Ieder mens heeft zijn eigen individuele levensopgave. Ontwikkelingsstoornissen ontstaan wanneer de verbinding tussen geest en lichaam verstoord is.  Denken, voelen en willen zijn drie pijlers die ook wel de kwaliteiten van je ziel worden genoemd. Wanneer deze drie in balans zijn is er sprake van een gezonde ontwikkeling. Als er een disbalans ontstaat, veroorzaakt dat een ontwikkelingsstoornis. Dit kan gebeuren doordat het voelen zich te sterk uit in het denken, waardoor er onduidelijkheid ontstaat. Wanneer het willen zich te sterk uit in het voelen ontstaat er dwang. Een dominantie van het voelen op het werken uit zich in twijfel. Deze drie pijlers hebben ook een fysieke equivalent, de hersenen (het denkgebied), het middengebied (het voelen), en het stofwisselings-ledematenstelsel (het willen).  Wanneer dit evenwicht is verstoord ontstaan er fysieke klachten.

Mensen die een ontwikkelingsstoornis hebben (verstandelijk gehandicapt), vinden het, vanuit de antroposofische gedachte, moeilijk om zich te binden aan zichzelf en de wereld om hen heen. Wanneer zij in een veilige omgeving leven die continuïteit, duidelijkheid, rust en aandacht uitstraalt is er minder kans op angst of depressie. Binnen de antroposofie wordt een omgeving die de bewoners aanspreekt in al deze aspecten een helende omgeving genoemd en brengt de bewoners beter in evenwicht.  Daarnaast kan een helende omgeving zorgen voor de basis voor een verdere ontwikkeling. Natuur, kunst en cultuur en spiritualiteit zijn bronnen van gezondheid en ontwikkeling. Een omgeving die zorg en aandacht uitstraalt bevordert het lichamelijk en psychisch geluk en draagt ook bij het bewustzijn. Dit uit zicht in de voeding en bewust met je medebewoners om te gaan De ziel wordt gevoed in een omgeving van kunst en cultuur. In een woongroep uit zich dit doordat bewoners veel kunst maken. Daarnaast is het belangrijk om de bewoners te betrekken bij hun woonomgeving, dit zorgt voor eigenheid en autonomie. In een woonwerkgemeenschap werkt iedereen mee en worden er producten gemaakt die ook daadwerkelijk verkocht worden.

Sociaal therapie
In een gemeenschap worden bewoners begeleid doormiddel van sociaal therapie. Dit is een therapie voor volwassen die volledig gericht is op de toekomst.  De bewoners worden hierbij begeleid de al aanwezige kwaliteiten en deze verder te ontwikkelen. Hierbij ligt de basis bij het vormen van een gemeenschap, die de helende omgeving moet zijn. De gemeenschap wordt gevormd op basis van gelijkwaardigheid, wederkerigheid, productief werk en het stimuleren van kunst en cultuur. De gemeenschap krijgt hierbij dus een vorm van een dorpsgemeenschap.  Iedereen maakt deel uit van dezelfde gemeenschap en iedereen draagt bij aan sociale leven en productieve werken. Elke bewoner levert zijn eigen bijdrage, ook mensen met een zware ontwikkelingsstoornis. Door middel van arbeidsdeling kan iedereen naar vermogen, zijn talent inbrengen in het productieproces. Woongroepen worden gevormd door een hele diverse groep mensen, in alle leeftijden en ontwikkelingsstoornissen. Hierdoor ontstaat er een gemêleerde groep wat zorgt voor een familieverband. In de woongroep wordt beroep gedaan op ieders talenten en wordt rekening gehouden met de vraag aan zorg, waardoor een individu goed tot zijn recht kan komen.  Op de gemeenschap leven bewoners en medewerkers onder hetzelfde dak of op hetzelfde terrein. Bewoners en begeleiders werken ontwikkelen zich vanuit de werkplaatsen, werkgroepen maar ook individueel.

Voorbeeld van een antroposofische woonwerkgemeenschap
Scorlewald is een antroposofische zorginstelling in Schoorl. Deze woonwerkgemeenschap heeft meer dan twintig ambachtelijke werkplaatsen waar bewoners werken en begeleid worden door therapeuten. Het creëren van een dorpsgemeenschap staat centraal op Scorlewald. In deze gemeenschap leven de mensen met elkaar. Er wonen verschillende mensen met elk een andere behoefte aan zorg, toch leef je samen en dit zorgt dat er een familie ontstaat.

Lidwien Dekker heeft 24 jaar gewerkt op deze woonwerkgemeenschap. Zij was therapeut in de weverij en heeft daar verschillende mensen geholpen met verschillende ontwikkelingsstoornissen. Daarnaast was het doel om producten te maken die ook verkocht konden worden.

https://youtu.be/r-R6eHb2VxM