Afrikaanse kunstcollectie van het Louvre- Door Tobias Druijf

achtergrondverhaal

Terugkeer van Gestolen Koloniaal Erfgoed

In Nederlandse musea rust een erfenis die voortdurend het debat over culturele rechtvaardigheid aanwakkert: koloniaal erfgoed, gestolen in de hoogtijdagen van het Nederlandse kolonialisme. Dit erfgoed, beschouwd als een laatste overblijfsel van imperialistisch denken, blijft velen verontrusten. Maar er is hoop op verandering, aangevoerd door de Adviescommissie Koloniale Collecties onder leiding van Lilian Gonçalves-Ho Kang-You. Onlangs hebben ze een rapport uitgebracht dat wellicht een keerpunt markeert in het Nederlandse beleid met betrekking tot deze kwestie. De prangende vraag blijft echter: wat moet Nederland doen met de duizenden gestolen koloniale erfgoedobjecten die momenteel in haar musea liggen? Roofkunstexpert Jos van Beurden heeft deze ongemakkelijke vraag onderzocht in zijn nieuwe boek, getiteld “Ongemakkelijk Erfgoed”. 

De Historische Beslissing: Teruggave van Geroofd Erfgoed 

  

Deze historische beslissing, gemarkeerd door de woorden “Wat gestolen is, zal terug moeten gaan,” is genomen door de Adviescommissie Koloniale Collecties van de Raad van Cultuur. In het afgelopen jaar hebben ze diepgaand onderzoek gedaan naar de rol van de Nederlandse staat en musea bij het ‘stelen’ van cultureel erfgoed uit voormalige koloniën en gekoloniseerde landen. Het resultaat van dit onderzoek is een grondig rapport met aanbevelingen dat is voorgelegd aan de Tweede Kamer. Op basis van dit advies is een beleidsplan opgesteld dat bijna klaar is voor uitvoering. 

  

Jos van Beurden, auteur en professor, merkt echter op dat de implementatie niet zo eenvoudig zal zijn als het klinkt. In zijn boek ‘Ongemakkelijk Erfgoed’ deelt hij persoonlijke ervaringen en anekdotes over zijn eerste kennismaking met koloniale roofkunst en de ontworteling van erfgoed die veel landen op het zuidelijk halfrond hebben ervaren als gevolg van het kolonialisme. 

  

Een Lange Reis naar Restitutiebeleid 

  

“Ongemakkelijk Erfgoed” belicht ook de lange en complexe reis die landen hebben afgelegd in hun aanpak van restitutiebeleid. Terwijl Nederland decennialang terugschrok voor het teruggeven van gestolen objecten, lijkt er de laatste jaren, ook dankzij het nieuwe beleidsplan, een kantelpunt te zijn ontstaan. Van Beurden waarschuwt echter dat dit kantelpunt niet het einde van de reis betekent, maar eerder een veelbelovende ontwikkeling in een voortdurende zoektocht naar gerechtigheid. 

  

De Complexiteit van de Nederlandse Houding 

  

Nederlandse houding ten opzichte van de teruggave van koloniale kunstobjecten is verre van onberispelijk geweest. Pas na de onafhankelijkheid van Indonesië in 1949 begon de kwestie van teruggave serieus te spelen. Destijds sprak Nederland zelfs over teruggave als een vorm van uitwisseling om te voorkomen dat het als verlies werd beschouwd na het verlies van Indonesië aan Nederland. 

  

Van Beurden benadrukt het belang van een passende en empathische houding in dit proces: “Hoewel Nederland nu bereid is gestolen voorwerpen terug te geven, moet het zich bewust zijn van de positie die het inneemt en zich onthouden van een koloniale of overheersende houding in deze gesprekken, zoals in het verleden.” 

  

Opmerkelijk is dat in de afgelopen 14 jaar in het Tropenmuseum slechts twee kunstwerken zijn teruggegeven aan hun landen van herkomst, terwijl naar schatting de helft van de 375.000 objecten in het museum direct of indirect aan het kolonialisme is gekoppeld. De exacte omstandigheden van de verwerving en de mate van diefstal blijven echter vaag. 

  

Een Hernieuwde Golf van Activisme 

  

Het huidige teruggavebeleid van musea en westerse landen heeft veel activisten gemotiveerd om op te komen voor gerechtigheid. In Nederland bleef dit echter vaak beperkt tot debatten, totdat activist Mwazulu Diyabanza twee jaar geleden een video op YouTube plaatste waarin hij met zijn pan-Afrikaanse actiegroep een beeld uit het Afrikamuseum wegnam. Ze claimden dat dit beeld tot hun cultuur behoorde en gestolen was. Hoewel velen kritisch waren over de methoden van de activisten, erkenden velen dat dit incident het debat nieuw leven heeft ingeblazen. Pan-Afrikaans activist Diyabanza vindt echter zijn acties zelf niet zo radicaal, hij spreekt liever over onconventionele gerechtigheid. 

  

“Deze acties zijn ervoor bedoeld om aan te kaarten wat het probleem is en dat er niks aan wordt gedaan. We geven vaak na de actie ook de beeldjes terug omdat we ook inzien dat stelen ons niet beter maakt dan degene die onze cultuur van ons hebben ontnomen. Het is echter wel een goede manier om je punt te maken en als we met vingers gaan wijzen dan wil ik Europeanen er ook zeker op wijzen dat deze beeldjes die nu in westerse musea staan vaak het gevolg zijn van het doden van mijn voorvaderen om ze te stelen. Relatief daaraan denk ik dat het stelen van een beeldje uit een museum vandaag de dag daar niet mee te vergelijken is, zeker als het alleen is om iets aan te kaarten.” 

  

Van Beurden benadrukt: “De acties van Mwazulu Diyabanza waren bedoeld om ophef te veroorzaken. Hij wist waarschijnlijk zelf ook dat hij niet zomaar een beeld uit een museum kon meenemen. Of je het nu goedkeurt of niet, zijn acties hebben het debat in de samenleving nieuw leven ingeblazen, en mogelijk zelfs met succes.” 

  

Een Belangrijke Verandering in Beleid in het Vooruitzicht 

  

Na meer dan 30 jaar betrokkenheid bij de kwestie van roofkunst en restitutiebeleid ziet Jos van Beurden eindelijk tekenen van verandering. “We hebben nooit echt kunnen spreken van een doorbraak in het beleid, tot nu toe,” zegt hij. Het proces verloopt langzaam, ook vanwege de ethische gevoeligheid aan beide kanten. Deze veranderingen begonnen eigenlijk al met de onafhankelijkheid van veel voormalige koloniale staten. 

  

De veranderingen in het Nederlandse beleid zijn echter niet alleen te danken aan nationaal activisme. Nederland heeft veel beleid overgenomen van andere landen, zoals Frankrijk, dat al langer en intensiever bezig is met het teruggeven van kunst aan voormalige koloniën. Het is dan ook naïef om te denken dat Nederland hiermee vooroploopt in het aanpakken van zijn gewelddadige koloniale verleden. Van Beurden wijst erop dat zelfs België, dat geacht werd het beleid van Nederland over te nemen, misschien een effectievere aanpak heeft gehad, ondanks de langzame vooruitgang. 

  

“Vaak denken we dat Nederland vooroploopt. Maar in België laat de regering niet alleen koloniale collecties onderzoeken, maar ook de rol van het koningshuis, het bedrijfsleven en de missie tijdens het kolonialisme. Vertaald naar Nederland zouden we dan niet alleen de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd onder de loep moeten nemen, zoals nu gebeurt, maar ook de koloniale tijd, en de rol daarin van koning Willem I, II en III, van bedrijven als Shell, en van de kerken. In die zin loopt België weer voorop.” 

  

Volgens Van Beurden zal het nog een uitdagende klus worden voor alle betrokken partijen om volgens het beleid te handelen in een kwestie die zo ethisch beladen is. “Het belangrijkste is dat zowel musea als landen van herkomst welwillendheid tonen om dit proces in gang te zetten. Er zijn echter tal van andere factoren en overwegingen die meespelen, en het is naïef om te denken dat we alles in één keer kunnen oplossen.” 

Afrikaanse kunstcollectie van het Louvre- Door Tobias Druijf

Afrikaanse kunstcollectie Louvre: Door Tobias Druijf 

  

Diyabanza denkt ook dat ook de kleinere landen die meededen aan kolonialisme die vaak dachten de kritiek te ontwijken nu ook hun verantwoordelijkheid pakken. 

  

“Mijn werk begon vooral in Frankrijk, dit is uiteindelijk ook een van de grootste spelers als het gaat om gestolen culturele objecten met het Verenigd Koninkrijk, maar dat betekent niet dat Nederland of België geen rol hierin heeft. Ik denk dat de situatie zoals die nu is vooral voortkomt uit onwetendheid. Nederland heeft mensen altijd geleerd over de Gouden Eeuw en de VOC-mentaliteit alsof dat goede dingen waren, zo is er ook ongevraagd een positief sentiment ontstaan over de tijden waarin ook slavernij en later kolonialisme meespeelde op mijn continent.” 

  

Naast de uitdagingen met betrekking tot de herkomst van gestolen kunstobjecten, kunnen in de landen van herkomst politieke kwesties, corruptie, burgeroorlogen en conflicten het proces van teruggave bemoeilijken. Roofkunst kan ook worden ingezet als een politiek instrument, waarbij landen beelden gebruiken om claims te valideren of juist te betwisten. 

  

Zowel Diyabanza als Van Beurden denken daarom ook dat het geen goed idee is om gestolen objecten zomaar gelijk terug te geven nadat is bewezen dat ze gestolen zijn. Er is namelijk wel een belang om deze beelden en de cultuur die het representeert te bewaren. Als dat niet lukt in het land van herkomst dan wordt het dus lastiger om uiteindelijk te beslissen wat dan juist is. Diyabanza benadrukt wel dat de keuze daarin niet bij de westerse landen moet liggen maar bij de museum eigenaren in het land van herkomst. Zij hebben vaak namelijk een goed beeld van hoe het land om kan gaan met de gestolen objecten en hebben daarbij ook geen politieke of commercieel belang. 

  

Een Visie op Beleid voor de Komende Jaren 

  

Met een beleidsplan dat bij de overheid op tafel ligt, is het nu wachten op de implementatie ervan. Jos van Beurden benadrukt echter dat dit nog enige tijd kan duren. “De vorige regering heeft een aanzet gegeven voor het rapport, maar de voltooiing ervan viel onder een volgende regering. Met de val van dit kabinet zijn veel beleidskwesties voor de toekomst op de lange baan geschoven, en het is nog maar de vraag of de volgende regering deze plannen voor restitutiebeleid zal omarmen.” 

  

Van Beurden benadrukt dat de afgelopen jaren, ook dankzij de Black Lives Matter-beweging, er meer aandacht is gekomen voor koloniale collecties en het bespreken van het koloniale verleden. “De restitutie van roofkunst helpt ons om ons koloniale verleden beter te begrijpen en het taboe rondom slavernij en kolonialisme bespreekbaar te maken.” 

  

Met betrekking tot het mogelijke kantelpunt concludeert Van Beurden dat het een veelbelovende ontwikkeling is. Echter, de uiteindelijke richting van deze ontwikkeling zal pas in de toekomst duidelijk worden. Koloniale roofkunst blijft een complexe en gevoelige kwestie, waarbij rechtvaardigheid, diplomatie en ethiek hand in hand moeten gaan om tot oplossingen te komen. Of Nederland zijn historische fouten zal erkennen en streven naar gerechtigheid, is een vraag die nog beantwoord moet worden. De komende jaren zullen bepalend zijn voor de richting die het land zal inslaan met betrekking tot zijn koloniale erfgoed.