De opmars van de veldboon

Om te kunnen voldoen aan de enorme, wereldwijde, vraag naar soja, worden massaal bossen gekapt. Nederland staat volgens het WWF in de Europese top vijf van landen met de meeste importproducten die hieraan worden gelinkt. Het product dat het meest wordt gemaakt met geïmporteerde soja is veevoer. Ontwikkelingen laten zien hoe veevoer ook kan worden gemaakt met andere eiwitvarianten. “De veldboon is voor de diversiteit een hele welkome aanvulling”, vertelt Pieter van der Burg.

Vanaf het moment dat je Oldambt inrijdt, is het duidelijk dat deze gemeente zich richt op landbouw. Er is heel veel groen en de velden met gewassen strekken zich uit tot waar je kan kijken. In deze groene omgeving woont ook Pieter van der Burg. Terwijl zijn hond het terrein waaks beschermd, staat Van der Burg te wachten in de deuropening. Hij loopt voorop zijn huis in en gaat zitten in de keuken.

Van der Burg is een van de boeren in Nederland die bezig is met de productie van de veldboon, als alternatief gewas voor soja. Daar is behoefte aan, om ervoor te zorgen dat Nederland minder afhankelijk zal zijn van de soja-import. Ook voor Europa is het van belang om minder afhankelijk te zijn van de import. Door een wereldwijde stijging van de vleesconsumptie, grotendeels in Azië, gaan de prijzen voor soja en veevoer flink stijgen. Vlees zal dus een stuk duurder worden. Europa zal door zelfvoorzienend te zijn, het inkomen van de Europese boer kunnen beschermen.

Van der Burg heeft een akkerbouw- en pluimveebedrijf in de gemeente Oldambt. Al sinds 2013 is hij bezig met de ontwikkeling van de veldboon. “Een vriend bracht me op het idee om veldbonen te gaan verbouwen”, vertelt hij. “Dat had hij in Engeland gezien. Zelf liep ik ook al langer met het idee rond om veldbonen te gaan verbouwen, als alternatief voor geïmporteerde soja dat ik aan mijn kuikens voerde. En zo ben ik begonnen met de winterveldboon.”

Na een tijdje had Van der Burg een lading veldbonen liggen en vroeg zich af hoe hij dat geschikt kreeg om aan zijn kuikens te voeren. Zijn voerleverancier had er in eerste instantie niet zo veel belang bij en dus begon Van der Burg op eigen houtje. “Ik ben zelf gaan malen en begonnen met voorzichtig voeren. Eerst de ene stal en zo heb ik uitgebreid. Na een aantal weken kwam mijn voerleverancier toch ook maar eens langs. Hij was nieuwsgierig  naar mijn resultaten. Ik heb toen doorgezet, met als resultaat dat ik in twee jaar een eigen voersoort heb ontwikkeld”, vertelt de boer trots.

Cijfers

Volgens het rapport van WWF: Stepping up: the continuing impact of EU consumption on nature, is Nederland de grootste importeur van soja van heel Europa. En het grootste deel van deze soja verdwijnt allemaal in veevoer.

Uit cijfers van MVO blijkt dat Nederland zo’n 1,74 miljoen ton sojaproducten gebruikt. Het grootste gedeelte hiervan bestaat uit sojaschroot. Dit, samen met sojahullen, is het product dat overblijft na het uitpersen van sojaolie.

Frank Gort, programmamanager duurzame vernieuwing bij Nevedi, vertelt hierover: “In Nederland wordt zo’n 12 miljoen ton veevoer gemaakt, wat in belangrijke mate wordt gemaakt uit resten van de levensmiddelenindustrie. We streven ernaar zoveel mogelijk producten te gebruiken die niet geschikt zijn voor menselijke consumptie. Dat is óf omdat de producten niet van de juiste kwaliteit zijn, óf het zijn restproducten uit bijvoorbeeld bier- of suikerproductie of de aardappelverwerking.” Maar Nederland is ook een doorvoerland, dus lang niet alle soja die binnenkomt in Nederland, is ook voor het land bestemd. “Zo’n 1,7 miljoen ton soja wordt verwerkt in Nederlands veevoer”, legt Gort uit. “Dat is maar een deel van alle soja die binnenkomt in Rotterdam, want veel soja wordt gelijk geëxporteerd.”

Om als land minder afhankelijk te worden van soja-import, heeft Nederland sinds 2020 een nationale eiwitstrategie: ‘In 2018 heeft de Europese Commissie de lidstaten opgeroepen om een nationale eiwitstrategie vorm te geven. Minister Schouten heeft in 2020 toegezegd een Nationale Eiwitstrategie te presenteren, om de productie van plantaardige eiwitten en de benutting van eiwitten uit reststromen te vergroten. Deze strategie heeft als doel om de komende vijf tot tien jaar de zelfvoorzieningsgraad van nieuwe en plantaardige eiwitten te vergroten, om uiteindelijk als EU minder afhankelijk te worden van import van soja om meer zelfvoorzienend te worden.’ Dit staat in een kamerstuk van Rijksoverheid: De Nationale Eiwitstrategie.

Ontwikkelingen 

Tijdens een rondje over zijn terrein laat Van der Burg zijn eigen constructie zien. Hij vertelt hoe hij in het begin veel heeft moeten proberen en experimenteren: “Ik zaaide het eerste jaar met een zaaimachine die uit Engeland kwam, die had ik op demo en mocht ik uitproberen. Het tweede jaar was die niet beschikbaar, maar dat hoorde ik pas heel laat en ik had wel een machine nodig. Toen heb ik heel snel, samen met mijn vader, zelf een zaaimachine voor de veldboon gebouwd door een andere machine om te bouwen. De veldboon moet bijvoorbeeld vrij diep worden gezaaid, dus we moesten de machine daarop aanpassen. Het jaar erop hebben we heb verder doorgebouw en verbeterd. En met succes; het afgelopen jaar konden we er honderd hectare mee zaaien! Twintig hectare was van mij, tachtig hectare heb ik bij anderen gezaaid. Dus ja, ik kan wel zeggen dat de machine het nu goed doet.”

Van der Burg doet, naast het zaaien, verder ook alles zelf. “Doordat ik al tarwe voerde, had ik goede mengmogelijkheden bij mijn silo’s. Voor het malen van de veldboon heb ik een nieuwe, goede maalmachine moeten kopen. Eigenlijk investeer ik ieder jaar wel weer wat in de teelt. De ontwikkelingen van het proces en het product vind ik het leuke als je ergens langzaamaan mee begint.”

De nadelen

Maar het is niet allemaal alleen maar leuk. Er kleven ook nadelen aan het overstappen op een alternatief eiwit, legt de bonenboer uit. “In Nederland heb je zo’n 600.000 hectare akkerbouwgrond. Daarvan kan 100.000 hectare worden bezaaid met veldbonen. Het probleem is dat dat voor alleen de melkveehouderij al niet of nauwelijks genoeg is. En dan heb je ook nog de varkenshouderij en de pluimveehouderij.” Het probleem is dat niet elk stuk grond overal geschikt voor is. Van der Burg: “Er zijn bijvoorbeeld gebieden die alleen geschikt zijn voor gras. Dus die kun je al wegstrepen voor veldbonen. En dan hebben we nog gebieden in het Nederlandse achterland, de Flevopolder, de Noordoostpolder, de kop van Friesland en Groningen, waar ze pootaardappelen verbouwen. Daar zijn we goed in en die brengen veel op, dus daar zal de veldboon het nooit winnen.”

Volgens Van der Burg kan het goed werken om het Europees te bekijken en te kijken in welk land of welke streek een gewas het beste verbouwd kan worden. “Nederland is heel goed in het verbouwen van pootaardappelen. We kunnen dus beter zeggen: we gaan bijvoorbeeld in Oekraïne een paar percelen veldbonen zaaien en dan verbouwen we hier in Nederland pootaardappelen.”

Blik op de toekomst 

Naast dat Van der Burg de veldboon een leuke uitdaging vindt, heeft de veldboon voor hem ook voordelen die soja niet hebben. “Ik kan mijn veldbonen na de oogst gewoon malen en voeren. Met soja zou dat nooit kunnen, soja moet je eerst toasten om de giftige stoffen eruit te krijgen. Daarnaast past de veldboon ook veel beter in het Hollandse klimaat. De veldboon is voor de diversiteit een hele welkome aanvulling.”

De bonenboer kijkt met trots naar de terugkeer van de veldboon. “Het is gewoon heel leuk om zo’n teelt terug te hebben in Nederland, want in de jaren ’80 lag het hier ook vol met veldbonen. Maar ja, toen kwamen al die wereldwijde handelsdeals met Amerika en dergelijke, waardoor wij daar de soja gingen halen. Dat heeft het hele veldbonenverhaal stopgezet en het hele sojaverhaal extra aangewakkerd.” Hij bekijkt de toekomst positief. “Zoals het er nu naar uitziet, krijg ik best wel een aanzienlijke oogst. Het seizoen lijkt heel erg mee te zitten. En verder is het in zes jaar naast een leuke uitdaging ook een stukje hobby geworden. Ik stel mezelf als doel om voorop te blijven lopen op dit gebied. Dat is leuk. Maar de meerwaarde ligt bij mij vooral in een stukje gezondheid die ik bij mijn kuikens terugzie.”