Hoe voller hoe beter

Wenkbrauwen worden in de beauty wereld door vrouwen toch wel gezien als hun kindjes. Wat hot is, is door de jaren heen natuurlijk veranderd. Elke vrouw houdt zich bezig met de veranderende trends, en welke kleding -en haarstijlen nu ‘in’ zijn. Dit geldt ook voor de wenkbrauwtrends. Kunnen jullie de afgeschoren wenkbrauwen nog herinneren? Of de zo hoog mogelijke wenkbrauwen?

Vroeger

Wenkbrauwen afscheren, en daar een dun lijntje voor in de plaats tekenen. Dit is wat vroeger in de mode was. Als je dit combineerde met een felrode lipkleur, was de look helemaal compleet. Enkele jaren later waren nog steeds de dunne wenkbrauwen helemaal in, maar dan met een hoge boog. Hiermee creëerde de vrouwen een verbaasde blik.  Deze boog accentueert namelijk de cupidoboog. Dit is het hartvormige gedeelte van je lippen.

Rond de jaren 40 waren de vrouwen uitgekeken op de veel te dunne getekende wenkbrauwen. De vrouwen gingen in deze jaren meer voor een natuurlijke look. De natural beauty kwam hierdoor meer naar boven. De wenkbrauwen werden soms nog wel bijgetekend, maar niet zo extreem dun als eerst. 10 jaar later kregen de natuurlijke wenkbrauwen een hoekige vorm. Sterren als Marilyn Monroe waren hét voorbeeld voor de dames. Ook deze wenkbrauw style werd vaak gecombineerd met een felrode lipkleur.

In de jaren 70 kwamen de hippies. De hippies hielden van natuurlijke vormen. Alle vrouwen lieten de wenkbrauwen (en haar op andere plekken) lekker groeien! Epileren en bijtekenen? Dat kenden ze niet. In de jaren 90 sloeg dit weer helemaal om, en begonnen de vrouwen weer massaal te epileren. De pincetten en wenkbrauwpotloden werden weer uit de stoffige make-up kast getoverd.

 

Nu

 “Hoe voller hoe beter” is volgens sommige het wenkbrauwmotto van nu. Epileren en bij tekenen doen de meeste vrouwen wel, maar de wenkbrauwen blijven er natuurlijk uitzien. Ook sommige mannen laten tegenwoordig hun wenkbrauwen doen! Een beetje epileren hier, en een beetje bijtekenen daar… Niks mis mee tegenwoordig!

Er zijn altijd mensen die doorslaan in bepaalde trends. Ook in het “hoe voller hoe beter” idee. Kijk bijvoorbeeld naar het model Sophia Hadjipanteli. Zij probeert de zogeheten monobrauw of unibrauw een trend te maken. Je kan je misschien wel voorstellen dat zij hier veel negatieve reacties op heeft gekregen. Toch zijn er ook jonge meiden die fan zijn van Sophia en door haar geïnspireerd zijn geraakt. Maar tot nu toe is Sophia de enige bekende die openbaar een statement probeert te maken met haar monobrauw.

 

“Broodbakken is handwerk, net als mijn kunst”

Anne Schillings is een kleine kunstenares uit Zeist. Zij exposeert haar eerste eigen kunst in het broodlokaal in Zeist. Hier zit zij vaak te werken aan nieuwe kunstwerken, die gaan over dingen uit het dagelijks leven. Anne houdt ervan om mensen een gelukkig gevoel te geven met haar kunst.

Aanraken en voelen

Anne heeft al van kleins af aan een obsessie met knutselen en tekenen. Ze heeft een grote liefde voor stof, en is daarom begonnen aan de modeopleiding. Dit bleek het toch niet helemaal te zijn. Nu is Anne 23 jaar oud en zit ze in het derde  jaar van de HKU. Daar zit ze goed op haar plek. Haar liefde voor stof heeft ze nog steeds: “ik hou ervan om dingen te kunnen aanraken en voelen”. Het is daarom geen toeval dat Anne haar kunst ruimtelijk en tastbaar is. “Het moet een bepaald gevoel  oproepen wat je op geen enkele manier kunt omschrijven.” Haar kunstwerken zijn dan ook bijna nooit van hetzelfde materiaal. Anne houdt ervan om verschillende materialen te combineren, denk aan stof, borduursels en stift.

“Ik wil met mijn kunstwerken vooral plezier overbrengen, ik vind het leuk om positieve gevoelens over te brengen waar geen woorden voor zijn.”

Het broodlokaal

Anne is zelf opgegroeid in Zeist, en komt er nu ook nog regelmatig. De locatie van de expositie is dan ook niet willekeurig gekozen; in het broodlokaal is Anne vaak te vinden terwijl zij met nieuwe kunstwerken bezig is. “Er hangt hier een leuke sfeer, daar past mijn werk goed bij”. Hier haalt zij soms ook haar inspiratie vandaan: “Ik vind het leuk om kunst te maken over normale dingen in het leven. Als ik bijvoorbeeld hier een gekookt eitje bestel denk ik ‘hey, een ei’ en dan maak ik daar bijvoorbeeld een kunstwerk van.”

De expositie in het broodlokaal is Anne haar eerste eigen expositie.  De achterliggende gedachte voor de gekozen locatie vindt Anne erg belangrijk: “broodbakken is handwerk, net als mijn kunst”. Anne maakt geen kunstwerken die zij vervolgens verkoopt, maar dit wil zij in de toekomst wel gaan doen. Nu probeert ze dat nog vooral te doen via haar eigen sociale-mediakanalen, maar het doel is een eigen webshop.

Wat Anne absoluut niet wil is dat haar kunst in musea komt te hangen terwijl zij zelf nog leeft: “het is toch veel leuker om mijn kunstwerken onverwachts tegen te komen op bijvoorbeeld het station, in plaats van dat het zo saai in een museum hangt.”

Cyberpesten: wel prioriteit, geen capaciteit

Hoer! Klootzak! Meer dan een miljoen mensen in Nederland hebben met zulke berichtjes via internet of ergere vormen van cyberpesten te maken. Pesten is iets dat al generaties lang bestaat, maar online pesten is iets dat zich in de afgelopen jaren ontwikkeld heeft. Door sociale media wordt het pesters heel gemakkelijk gemaakt om anoniem iemand lastig te vallen. Wordt er door de politie wel genoeg aandacht besteed aan het opsporen van Cyberpesters?

Cyberpesten is een fenomeen dat vooral onder de jeugd speelt. Cyberpesten kan ernstige vormen aannemen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het verspreiden van naaktfoto’s van anderen. Voor de jeugd van tegenwoordig is het normaal om alles met één klik te delen via verschillende sociale mediakanalen. Met deze ene klik kunnen levens compleet worden verwoest. Vaak zijn de daders zich niet bewust van de gevolgen die cyberpesten met zich mee kan brengen.

“In veel gevallen wordt er geen aangifte gedaan tegen cyberpesten”, vertelt politierechercheur Hans Scholten (60) uit Hilversum. Uit cijfers van het CBS blijkt dat er in Nederland gemiddeld door 6,7 procent van de slachtoffers van cyberpesten aangifte wordt gedaan. Jongeren vinden het gênant om het aan hun ouders te moeten vertellen, laat staan tegen de politie. “Een van de oplossingen hiervoor is ons Instagram account”, zegt wijkagent Hafid Jaadari (33). Op het Instagram account komen regelmatig vragen binnen van jongeren. “Vorig weekend nog vroeg een meisje van 12 jaar hoe zij om moest gaan met een oudere man die haar vroeg om naaktfoto’s en seks. Door met jongeren te chatten, kunnen zij alsnog met de politie praten zonder dat ze met hun rugzakje naar binnen hoeven te lopen op het politiebureau. Ik stuur niet gelijk aan op aangifte doen. Ik praat hen er rustig doorheen en zorg dat ze het eerst aan hun ouders vertellen.”

Ook Michanou Selberie (48) herkent het beeld dat er te weinig aangifte wordt gedaan tegen cyberpesten. Zij is trainer bij Konfia. Dit is een organisatie die kinderen weerbaar maakt tegen (cyber)pesten, onder andere door ze meer zelfvertrouwen te geven. “Cyberpesten is iets nieuws, en je merkt dat dit steeds meer onderdeel wordt van de trainingen en workshops die wij geven. We leren de jongeren dat ze erover moeten praten, dat het niet hun eigen schuld is en dat zij Cyberpesters moeten blokkeren.”

Ook bewustwording onder de jongeren is belangrijk. Vaak weten de online pesters zelf niet eens waar ze mee bezig zijn. De politie is druk bezig om voorlichting te geven aan kinderen, met name op school, om de kinderen bewust te maken van wat ze aan het doen zijn. Oudere mensen worden bijna nooit met cyberpesten geconfronteerd. Het speelt vooral bij de jeugd van 10 tot 25 jaar oud. “Ouders hebben geen zicht op wat hun kinderen online doen, waardoor ze vaak overvallen worden door het online pestgedrag, dan komen ze heel snel bij ons terecht”, zegt Hans.

 

[aesop_quote type=”pull” background=”#ffffff” text=”#000000″ width=”30″ height=”100px” align=”right” size=”1″ quote=”Ik heb wel geleerd dat als je een serieuze poging
doet om de dader te vinden, je een heel eind kan komen.
En dát is het probleem bij de politie.” parallax=”on” direction=”left” revealfx=”off”]

Straffen

De slachtoffers of hun ouders kunnen dus aangifte doen tegen cyberpesten. Maar hoe werkt dit eigenlijk? Want cyberpesten op zich is geen strafbaar feit. Tijdens het cyberpesten moet de dader dus een bestaand strafbaar feit hebben gepleegd zoals belediging, bedreiging of smaad om aangifte tegen hem of haar te kunnen doen. “Als er geen strafbaar feit is gepleegd, leent het cyberpesten zich niet voor een aangifte. In dat geval kan de wijkagent alleen de school, het netwerk en de buurt benaderen om het probleem aan te kaarten”, vertelt operationeel expert gedigitaliseerde criminaliteit, Francis Nijmeijer-Fraaij (36).

 

“Alleen als er een strafbaar feit is gepleegd, kan er aangifte worden gedaan”, beaamt Hans Scholten. Als het behoorlijke strafbare feiten zijn die de jongere voor het eerst heeft begaan, dan komt hij bij bureau Halt terecht. De verdachte houdt hier geen registratie aan over en krijgt bij Halt een gesprek met zijn ouders erbij. Het slachtoffer en diens ouders krijgen ook een gesprek bij Halt. Vervolgens moet de verdachte een excuusbrief schrijven aan het slachtoffer. Tot slot is een taakstraf ook een optie. Of de verdachte deze krijgt, hangt af van de zwaarte van het delict. Omdat de daders vaak geen idee hebben waar zij mee bezig zijn geweest, is deze bewustwordings-methode effectief.

Op vrije voeten

Dit traject treedt in werking als de dader wordt opgespoord. Maar het pesten gebeurt vaak anoniem. Wat kan de politie dan betekenen? “Cybercrime oplossen is niet eenvoudig”, zegt misdaadverslaggever Peter R. de Vries. Ook zijn team slaagde er niet altijd in om een cyberpester op te sporen. “Ik heb wel geleerd dat als je een serieuze poging doet om de dader te vinden, je een heel eind kan komen. En dát is het probleem bij de politie: men doet die moeite vaak niet en dan wordt er dus ook niks opgelost. De aangiften blijven vaak op de plank liggen. De dader komt daardoor goed weg.”

 

 

 

 

 

 

 

 

[aesop_quote type=”pull” background=”#ffffff” text=”#000000″ width=”100%” height=”100%” align=”left” size=”1″ quote=”De vraag is waar we onze prioriteiten moeten leggen,
soms kunnen we cyberpesten niet goed oppakken.” parallax=”on” direction=”right” revealfx=”off”]

 

 

 

 

In de politiewereld is er al jarenlang een tekort aan agenten. Bureau Hilversum moet het doen met slechts 150 agenten in totaal, deze zijn verantwoordelijk voor de aanpak van alle misdaad in de regio: van fietsendiefstal tot inbraken, overvallen en moord. Daar komt nu dus ook cybercrime bij. “Cybercrime is onderdeel geworden van het werk dat erbij is gekomen, dat wij vroeger nog niet hadden”, zegt Hafid Jaadari.

Een ander probleem bij de politie is het gebrek aan kennis. Een groot gedeelte van het politiekorps is van vóór het internet-tijdperk. “Het belangrijkste is dat je een aangifte goed onderzoekt, dan zie je dat de meeste daders toch belangrijke fouten maken waardoor je ze kunt opsporen”, zegt Peter R. de Vries. Maar bij het opnemen van de aangifte gaat het juist vaak al gelijk fout, vertelt Hans Scholten: “Soms tref je iemand die de aangifte opneemt die het niet helemaal begrijpt. Deze persoon stelt dan niet de juiste vragen, en is niet genoeg onderlegd om cybercrime te kunnen herkennen en begrijpen.”

“De vraag is waar we onze prioriteiten moeten leggen, soms kunnen we cyberpesten niet goed oppakken omdat we te weinig mensen hebben. Dat heeft écht met capaciteit te maken.” Er zijn wel specialisatieteams op het gebied van cybercrime, maar die kunnen lang niet alle aangiften verwerken. “De kennis over cyberpesten is zeker een speerpunt bij de politie”, vult Hafid Jaadari aan, “maar de tijd moet ons gaan helpen.”