Uilenballen uitpluizen jah of nah? Bij Bezoekerscentrum Gooi en Vechtstreek kunnen kinderen vanaf zeven jaar samen met Leo Vermeer de bijzondere inhoud van braakballen ontdekken. Je ontdekt de geheimen van uilen, pluist botjes en haren uit, een middag vol met avontuur.
‘Kinderen raken verwonderd zodra ze zelf ontdekken wat een uil gegeten heeft’
‘Ik ben Leo Vermeer en ik begeleid al jaren gezinnen bij Natuurmonumenten. Vandaag gaan we uilenballen of te wel braakballen uit, dat zijn compacte klompjes van haar en botjes die een uil uitbraakt na het eten.
We krijgen de braakballen van de kerkuilenvereniging, die nestkasten ophang bij boeren. De mooiste braakballen komen ook van de kerkuil, want die eet alle muizen die er zijn, zelfs de spitsmuis. De nestkasten zijn nodig, omdat vroeger in de jaren zeventig waren er bijna geen uilen meer door gebruik van gif, zoals DDT. Dankzij deze kasten en het herstel van hun leefgebied gaat het nu wel veel beter met de soort. Het is daarom mooi dat de kinderen kunnen zien, dat een dier dat bijna verdwenen was weer terugkomt.
In die braakballen vind je van alles: muizen, soms een vogeltje, een kikker of zelfs een mol. De kaken en de gebitjes van deze dieren zijn het belangrijkst, want daaruit kan je halen wat voor een muis het is bijvoorbeeld is geweest. Was het een veldmuis, een woelmuis of een spitsmuis? Af en toe vinden we nog schedeltjes die bijna helemaal compleet zijn, dat is fantastisch als dat gebeurt, dan ga ik ook helemaal uit mijn dak. Voor de kinderen is het echt een ontdekkingstocht. Eerst vinden sommige het misschien een beetje vies, maar zodra de kinderen met een pincet of tandenborstel aan de slag gaan, verandert dat meteen. Dan zie je de nieuwsgierigheid ontstaan.
Van mij hoeven kinderen niet per se te leren, ze hoeven niet de verschillende bomen op te kunnen noemen. Wat ik wel graag wil is dat de kinderen leren kijken, ervaren. Zodat ze er een gevoel bij krijgen, als ze onder een microscoop een schedeltje zien liggen en ineens zien wat er allemaal verborgen zit in zo’n vieze braakbal.
Deze activiteit helpt ons als Natuurmonumenten ook goed voor een wetenschappelijker doel. Door te kijken wat er in de braakballen zit, kun je zien wat voor een muizen hier zitten en hoeveel. Je hoeft dan geen vallen te zetten, maar toch zie je wat er leeft.
Kinderen doen een makkelijk natuuronderzoek. Bij deze activiteit zijn er vaak rond de twintig aanmeldingen voor kinderen, plus de ouders. Vandaag bijvoorbeeld zijn we met een groep van tweeëndertig man. De jongsten zijn vaak rond een jaar of zeven, jonger is lastig omdat je echt wel wat preciezer bezig bent. Sommige vinden het daarom ook spannend, maar je hebt er ook genoeg die niet kunnen wachten om eraan te beginnen. De een vindt drie muizenresten in zijn braakbal en de ander maar één, dat hoort erbij. Soms is dat een teleurstelling, maar ook leren ze daar weer van.
Buiten deze activiteit doe ik ook nog buitentochten als gids en dan werk ik eigenlijk het liefst met zo min mogelijk spullen. Andere gidsen nemen tassen met spullen mee, ik vind het juist mooi om gewoon te kijken wat ik tegenkom. Onder een steen bijvoorbeeld: pissebedden, die eigenlijk kleine landkreeftjes zijn. Dat is weer zoiets dat mensen vaak niet weten en enthousiast van raken.
Buiten het werk als vrijwilliger bij Natuurmonumenten, werk ik ook bij Naturalis in Leiden. Daar praat ik met bezoekers over dinosaurussen en de evolutie. Het draait allemaal om hetzelfde: mensen laten zien hoe bijzonder en mooi de natuur is. Of dat nou een dino is of een muizenschedeltje.
Na een dag met de kinderen ben ik vaak doodmoe, maar ook voldaan. Het mooiste is als ze aan het einde enthousiast naar huis gaan en zeggen dat ze iets hebben ontdekt wat ze nog nooit hadden gezien. Dat is waarom ik dit doe. De natuur doorgeven, daar gaat het mij om.’