In de RTL Tonight-uitzending van zondag 9 november (00:28:00) vertelde advocaat Jaap-Willem Roozemond dat verdachten in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) sinds 1 november 2025 ‘zwakker aan de wedstrijd beginnen’. Volgens hem komt dat door nieuwe regels die het contact tussen advocaten en hun cliënten beperken. Advocaten mogen hun cliënten alleen nog spreken met toestemming van de minister van Justitie, de officier van justitie mag daarbij adviseren, en gesprekken vinden plaats onder cameratoezicht. Daardoor is er volgens Roozemond geen volledig vertrouwelijk gesprek meer mogelijk.
Let op: deze factcheck is uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie op de datum van publicatie.
Bewering:
‘Verdachten in de EBI beginnen zwakker aan de wedstrijd, omdat advocaten sinds 1 november alleen nog met toestemming van de minister van Justitie contact mogen hebben met hun cliënt, waarbij de officier van justitie advies mag geven en gesprekken onder cameratoezicht plaatsvinden.’
Oordeel:
Gedeeltelijk waar
Context
Sinds 1 november 2025 gelden nieuwe veiligheidsregels voor hoogrisicogedetineerden. Volgens de Rijksoverheid moeten die regels voorkomen dat zware criminelen vanuit hun cel contact houden met hun netwerk. De minister van Justitie en Veiligheid beslist voortaan welke advocaten toegang krijgen tot een EBI-gedetineerde. De aanvraag loopt via de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), maar de minister heeft het laatste woord. De officier van justitie mag adviseren, bijvoorbeeld als er veiligheidsrisico’s zijn. Gesprekken tussen advocaat en cliënt mogen plaatsvinden onder visueel toezicht, beveiligers mogen meekijken via camera’s, maar niet meeluisteren. Volgens de DJI tast dit het recht op verdediging niet aan, omdat er geen geluid wordt opgenomen.
De Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) is kritisch. De Orde waarschuwt dat het moeilijker wordt om vertrouwelijk te communiceren, en dat het weken kan duren voordat advocaten toestemming krijgen om hun cliënt te bezoeken. Dat zou de voorbereiding van de verdediging vertragen en het recht op een eerlijk proces onder druk zetten. Roozemond noemt het ‘van de zotte’ dat de officier van justitie, die verantwoordelijk is voor de vervolging, mag adviseren over wie toegang krijgt tot de verdachte: ‘Dat tast de onafhankelijkheid van de verdediging aan.’
Sven Brinkhoff, hoogleraar straf(proces)recht aan de Universiteit van Amsterdam, bevestigt dat het contact tussen advocaat en cliënt moeilijker is geworden: ‘Je moet natuurlijk met je advocaat goed je zaken kunnen voorbespreken, en dat kan nog steeds wel. Maar op het moment dat je weet dat de overheid meekijkt, is dat toch wat complexer.’ Volgens Brinkhoff wordt er ‘een beetje inbreuk gemaakt’ op de vertrouwelijkheid. Toch begrijpt hij waarom de maatregel is ingevoerd. ‘Er is een geval geweest waarin de advocaat werd gebruikt om informatie uit de EBI naar buiten te krijgen. Ik vind het op het randje, maar ik snap waar het vandaan komt. En ik ben blij dat het niet meer is geworden. Er waren amendementen die het zelfs mogelijk maakten om gesprekken af te luisteren of op te slaan, maar dat is gelukkig niet doorgegaan.’
De overheid benadrukt dat de maatregelen niet bedoeld zijn om verdachten te benadelen, maar om misbruik van het advocatencontact te voorkomen. De regels gelden alleen voor hoogrisicogedetineerden, zoals personen in de EBI of op de Afdeling Intensief Toezicht (AIT).
Toch blijft de spanning tussen veiligheid en rechtsbescherming groot. Advocaten en de NOvA vinden dat het cameratoezicht het recht op vertrouwelijke communicatie aantast, terwijl de overheid stelt dat er slechts sprake is van meekijken, niet meeluisteren.
Conclusie
De uitspraak van Roozemond dat verdachten in de EBI ‘zwakker aan de wedstrijd beginnen’ is gedeeltelijk waar. Het klopt dat advocaten sinds 1 november alleen met toestemming van de minister contact mogen hebben, dat de officier van justitie advies mag geven en dat gesprekken onder cameratoezicht plaatsvinden. Dat maakt het werk van de advocaat lastiger en het contact minder vrij.
Daarnaast kan het lang duren voordat advocaten toestemming krijgen, wat het proces vertraagt en de verdediging bemoeilijkt. Toch is er geen bewijs dat verdachten hierdoor juridisch daadwerkelijk zwakker staan. De overheid zegt dat het recht op verdediging behouden blijft, maar de zorgen van advocaten over het verlies van vertrouwen zijn begrijpelijk.
Kortom: de feiten die Roozemond noemt kloppen, maar zijn conclusie dat verdachten daardoor echt zwakker staan, blijft een mening die nog niet bewezen is.
