Factcheck: Verlaagt het hebben van een smartphone in je buurt je cognitieve prestaties?

Factcheck: Verlaagt het hebben van een smartphone in je buurt je cognitieve prestaties?

Vorige week verscheen in het online magazine ‘Manners een artikel met de titel Volksverslaving nummer 1 maakt je dommer, blijkt uit nieuwe studie. Volgens het stuk zouden mensen die hun smartphone op tafel hebben liggen slechter presteren op geheugen- en concentratietests, zelfs wanneer de telefoon uitstaat en met het scherm naar beneden ligt. De studie waar het artikel naar verwijst, is Brain Drain: van Ward & Adrian F.. Maar klopt deze informatie ook?

Om dit te onderzoeken sprak ik met Steven Scholte, Associate Professor aan de Universiteit van Amsterdam en cognitief neurowetenschapper. Scholte noemt het artikel vaag en sensationeel: “Je weet vaak niet wat je nou leest. Het ontbreekt aan context en evaluatie van het onderzoek,” zegt hij. De conclusie dat een telefoon in de buurt je cognitieve prestaties verlaagt ontkracht hij niet gelijk, maar is volgens hem niet stevig onderbouwd.

Ward  gebruikte ongeveer 800 deelnemers die hun smartphone óf op tafel, óf in hun tas, óf in een andere kamer moesten leggen tijdens een test. Scholte legt uit dat dit een typische laboratoriumsetting is: “In het dagelijks leven kom je bijna nooit in zo’n situatie. Motivatie, emoties en andere afleidingen spelen dan een veel grotere rol.” Het effect dat Ward vond, is klein en afhankelijk van de aard van de taak: bij saaie of niet-motiverende opdrachten is afleiding groter, maar dat zegt niets over een dagelijkse school- of werksituatie.

Volgens Scholte speelt het beloningssysteem van de hersenen een grotere rol dan de telefoon zelf. “Bij saaie taken komt minder dopamine vrij. Je hersenen zoeken onbewust iets belonends, zoals een smartphone. Leg je een Snickers neer in plaats van een telefoon, dan zou je net zo snel afgeleid zijn. Het object zelf – telefoon of chocolade – is minder interessant dan het mechanisme erachter.”

Andere studies nuanceren dit beeld. Clayton (2015) lieten zien dat smartphones vooral afleiden bij saaie taken, maar niet bij uitdagende opdrachten. Parry (2024) voerde een meta-analyse uit van 27 studies met bijna 7100 deelnemers en onderzocht werkgeheugen, aandacht, cognitieve flexibiliteit, remmingsvermogen en vloeibare intelligentie. Volgens Parry heeft de aanwezigheid van een smartphone slechts een klein effect op het werkgeheugen, terwijl andere vaardigheden nauwelijks beïnvloed worden. Wel merkt hij op dat verschillen in steekproefgrootte en onderzoeksopzet het lastig maken om de resultaten op iedereen te generaliseren.

Ook de generaliseerbaarheid van Ward’s resultaten is beperkt. Hoewel 800 deelnemers veel is voor psychologisch onderzoek, is het te weinig om harde conclusies te trekken over de hele bevolking. Scholte: “Herhaal je het experiment, dan zie je waarschijnlijk hetzelfde verschil, maar kan dit effect ook buiten het lab verwacht worden? Dat is de grote vraag.” De validiteit, ofwel de toepasbaarheid op de werkelijkheid, schiet volgens hem tekort.

Conclusie

Het artikel overdrijft de bevindingen van Ward. Kleine verschillen in cognitieve tests binnen een gecontroleerde labomgeving zeggen niets over dagelijks functioneren. Motivatie, beloningsmechanismen in de hersenen en individuele verschillen spelen volgens Scholte een grotere rol dan de nabijheid van je telefoon. De claim dat smartphones mensen ‘dommer’ maken, is sensationeel en niet volledig onderbouwd.

Oordeel: gedeeltelijk waar

De aanwezigheid van een telefoon kan in een laboratorium kleine effecten hebben op werkgeheugen en concentratie. Er is echter geen overtuigend bewijs dat dit in het dagelijkse leven leidt tot significant verminderde cognitieve prestaties. Het artikel simplificeert en sensationeeliseert de resultaten, waardoor lezers een vertekend beeld krijgen.

 

afbeelding: Quest: SHUTTERSTOCK

Over de auteur