Joost ritst een klein stukje van zijn tent open. De zon is net op: de eerste stralen schijnen door de rits naar binnen. Hij voelt zich gespannen, maar vooral dolblij, want vandaag is de dag. De dag waar hij al weken naar uit heeft gekeken. Over een paar uur bereikt hij de grens tussen Armenië en Iran. Joost pakt zijn fiets en vet zijn ketting nog een laatste keer in, want er staat een lange fietstocht voor de boeg.
Joost had eigenlijk al ruim een halfjaar geleden in Iran willen zijn, maar corona gooide – zoals zo vaak – roet in het eten. Iran gaf geen visums uit, dus maakte hij er maar een sabbatical van, in Georgië. Het land dat hij krap een week geleden pas verlaten heeft, na een halfjaar te hebben stilgezeten in Tbilisi, de hoofdstad.
Hoewel, stilgezeten: Joost bleef lekker bezig. Hij denkt terug aan het telefoongesprek met zijn oude baas uit Nederland. Hij was verbaasd dat zijn vertrokken werknemer weer belde. Gelukkig vond hij het prima dat Joost zijn baantje, op afstand, weer oppikte. Dat gaat makkelijk, had zijn werkgever tijdens de coronajaren ondervonden.
Tussen de werkuren door vermaakte Joost zich op de piste. Skiën deed hij vaak en graag, om nog een beetje de avontuurlijke thrill van het op reis zijn te ervaren. Joost is blij dat hij weer onderweg is. De afgelopen zes maanden waren een prettige onderbreking, maar Joost moet door, want Joost heeft een missie.
Hij haalt de stokken uit zijn tent, het is tijd om te vertrekken. Ondertussen dwalen zijn gedachten af naar de zomer van vorig jaar. Toen verklaarde hij zijn moeder nog voor gek. “Op de fiets naar Bali? Ben je niet goed!”, beet hij haar nog lachend toe. Toch is zijn moeder en haar grappende opmerking de reden dat hij vandaag zijn ketting weer aanspant, een kleine 4000 kilometer verwijderd van zijn moeder.
Vastbesloten was Joost altijd al: “Na mijn studie, ga ik terug naar Bali”, hield hij altijd in zijn achterhoofd. De coronacrisis maakte het begin van zijn plan moeilijk: vluchten gingen niet. Zijn moeder rijkte, met enige ironie de oplossing aan en zo geschiedde.
Reiservaring had hij wel. Met een backpack op zijn rug stapte hij al twee keer op de trein om Europa te verkennen. Bali had hij ook al gezien: hij had er zelfs stagegelopen. Toch heeft hij lang getwijfeld over dít avontuur. Terwijl hij de tentstokken bij elkaar raapt, herinnert hij de nadagen van zijn studie. Hoe hij eerst nog behoorlijk twijfelde over zijn avontuurlijke reisplannen, maar het bizarre plan van zijn moeder uiteindelijk toch begon te knagen. Hij deed wat onderzoek op internet en ontdekte, tot zijn verbazing, dat er best veel mensen een vergelijkbaar fietsavontuur hebben gemaakt.
De twijfels sloegen ook snel toe, herinnert hij zich. Het was best een sprong in het diepe. “Er kan zoveel gebeuren, het kan fout gaan”, dacht hij toen. Hij wist niet wat hij kon verwachten en dat vond hij een beetje angstaanjagend. Toch overwon de roep naar avontuur. Dus hij besloot: “Waarom ook eigenlijk niet”, en begon aan zijn fietstocht.
Dat is ondertussen bijna een jaar geleden. In de acht maanden dat zijn reis nu duurt, had hij heel Europa al doorkruist, waarvan ruim zes maanden in de hoofdstad van Georgië. De eerste dagen van zijn hervatte fietstocht waren weer wennen.
Joost steekt de laatste tentstok in de tas en pakt zijn kleren bij elkaar. Als alles ingepakt is, kijkt hij nog een laatste keer naar de route, die hij gisteravond vast klaar had gezet op zijn telefoon.
Hij haalt het toestel uit zijn broekzak en kijkt naar het fonkelnieuwe, blinkende scherm. Het herinnert hem aan zijn eerste kilometers, vorige week: hij was net 35 kilometer onder weg, toen hij zijn telefoon liet vallen. Hij had zijn telefoon op een statiefje gezet zodat hij een foto kon maken, maar dat statiefje waaide meteen om. Een dikke barst en een scherm vol zand was het resultaat: hij kon zijn telefoon niet meer gebruiken.
Er zat dus niks anders op dan weer 35 kilometer terugfietsen, naar de Georgische hoofdstad, want hij heeft sinds hij Tbilisi heeft verlaten, nog geen winkel gezien. Doorfietsen zonder navigatie durfde hij niet aan.
Hij baalt vandaag weer van alle tegenslag, ook al is hij inmiddels op steenworpafstand van de grens met Iran. “Eindelijk”, denkt Joost. Het ongelukje zette wel de toon voor het tweede deel van Joost zijn reis, want het makkelijke gedeelte laat hij achter zich. Turkije en Europa waren een “piece of cake”, realiseert Joost zich. Het moeilijkste komt nu pas.
Alleen al het krijgen van visums zorgt voor meer gedoe, gedoe waar hij binnen Europa nog helemaal geen last van had. Het moeilijkst te verkrijgen visum, dat van Iran, is gelukkig binnen. Hij plant de rest van zijn aanvragen al vooruit, op basis van de fietsroutes die hij voor ogen heeft. Dat is nog een behoorlijke puzzel.
Ook de landen zelf worden vast spannender dan de meeste Europese ervaringen die hij tot nu heeft gehad, realiseert hij zich. Over Iran maakt hij zich nog het minste zorgen. Daar heeft hij mooie reisverhalen van gehoord. Op internet, maar ook onderweg, van andere avonturiers in hostels. Hij begint wel wat te zweten aan de gedachte bij zijn tocht door Pakistan. Het land vermijden gaat niet, wil hij zijn tocht per fiets afmaken. Hij heeft begrepen dat hij militaire begeleiding kan krijgen aan het begin van de grens, richting een veiliger gedeelte van het land. De gedachte alleen al geeft hem lichte zenuwen.
Joost klikt zijn tas vast aan zijn bagagedrager en vertrekt. Na een paar uur fietsen trekt de pijn aan in zijn been: weer acht uur op een dag fietsen gaat je niet in de koude kleren zitten, zeker niet na een onderbreking van een halfjaar.
Zijn lichaam moest vorige week weer even op gang komen. Vandaag merkt hij opnieuw wat opstartproblemen. Misschien is hij toch iets te hard van stapel gelopen, vorige week? Die fout maakte hij ook aan het begin van zijn reis, toen de pijn in zijn knie al na drie dagen begon.
Los daarvan had hij deze reis misschien sowieso wat onderschat, toen hij vorig jaar begon. Joost kan een glimlach niet onderdrukken als hij terugdenkt aan zijn oorspronkelijke doelstelling: Bali bereiken op de fiets, binnen acht maanden. Hij kwam er al snel achter dat dat niet realistisch is. Het lijkt nu, met terugwerkende kracht, helemaal ondenkbaar.
Toch is hij, in al zijn naïviteit, blij dat hij de reis gemaakt heeft. Joost staart naar de vrijwel lege weg. Terwijl de wind door zijn haar vliegt en hij wat rondvliegend zand uit zijn ogen veegt, vraagt hij zich af nu zou doen als hij niet was begonnen aan zijn fietstocht, vorig jaar. Hij zou een vaste baan hebben, waarschijnlijk, want hij was net klaar met studeren. Die stabiliteit, met een koophuis en een gezin, wil hij later alsnog wel. Maar nu nog niet, dat kan altijd nog. “Nu heb ik nog geen vriendin of een huis, dit is dé tijd om zo’n reis te maken”, besluit hij.
Naarmate de kilometers verstrijken, merkt Joost dat het steeds drukker op de weg wordt. Hij is bijna bij de grens, vermoedt hij. En inderdaad: een halfuur later ziet hij de controlepost in de verte. Een gevoel van euforie schiet door hem heen. Hij heeft hier zó lang naartoe gewerkt. De grens was maanden dicht voor toeristen en nu zijn de visums die het land uitgeeft nog steeds schaars.
Hij steekt zijn hand nog één keer in zijn binnenzak voor een laatste controle, maar hij voelt papier. Gelukkig: hij is zijn visum niet verloren. Voor de zekerheid had hij het dubbel geprint. Een grensbewaker gebaart hem dat hij moet stoppen. Joost stapt van zijn fiets en overhandigt zijn visum. Na een korte paspoortcontrole lijkt alles oké: hij zet voet op Iranese bodem. Eindelijk. Het tweede deel van zijn avontuur is nu écht begonnen.