Merel Morren is 13 jaar oud als zij erachter komt dat zij last heeft van emetofobie. Dit is een angststoornis om zelf over te geven of om erbij te zijn als iemand overgeeft. Bij haar gaat dit gepaard met het bang zijn om misselijk te worden, bang voor (buik)griep en het obsessief checken van houdbaarheidsdatums. Sinds haar 16e heeft zij meerdere soorten therapieën ondergaan, omdat emetofobie haar leven overheerste en tot de dag van vandaag haar nog steeds in de hand heeft.
Merel is 13 jaar oud en is eerstejaars leerling van TL/Havo op ‘Het Nieuwe Eemland’. Het is middag en de zon schijnt door de ramen het klaslokaal binnen. De leraar doet zijn best om boven de leerlingen uit te komen, maar het enige wat je hoort zijn bezwete pubers die lachend en brullend op de tafels zitten in het lokaal. Een vriendin van Merel trekt aan haar trui en ze heeft door dat ze haar wat wilt vertellen. Ze vertelt Merel dat zij er laatst is achter gekomen dat zij emetofobie heeft: angst voor overgeven. Deze angststoornis komt in Nederland en België bij ongeveer 115.000 mensen voor. Dit is de eerste keer dat zij die term krijgt te horen, waardoor haar mondhoeken breed van links naar rechts tekenen op haar gezicht en haar ogen naar boven rollen. Ze vindt een vreemd verhaal en neemt haar in het begin ook niet echt serieus. Na de les loopt ze door de gang heen en merkt Merel dat het gesprek met haar vriendin haar best wel bezighoudt, waardoor je haar hersenen aan de andere kant van de gang kan horen kraken. Ze kan immers ook niet goed tegen overgeven, maar Merel gaat ervan uit dat iedereen hier wel een afkeer tegen zou hebben. Toch zet het gesprek haar wel aan het denken, want misschien is er bij haar ook wel meer aan de hand. Bepaald gedrag dat ze vertoont begint haar door de tijd op te vallen, zoals bij elke verpakking de houdbaarheidsdatum checken, vijftien keer per dag je handen te wassen, bang te zijn om misselijk te worden en uit de buurt te blijven van mensen die ziek zijn. Ook kan zij zich herinneren dat zij eigenlijk elke dag wel een keer aan overgeven denkt. Ze vraagt zich af hoe normaal dit is om te hebben, want blijkbaar heeft niet iedereen hier last van.
Niet kort hierna ging het mis. Ze zit in de klas tijdens muziekles en grijpt naar haar buik. Ze merkt dat ze zich niet zo lekker voelt en besluit om naar huis te gaan. Eenmaal thuis gekomen eet Merel een stokbroodje met kruidenboter en drinkt ze vijf pakjes Capri-Sun op. Na het laatste pakje Capri-Sun voelt Merel een misselijk en onaangenaam gevoel, waardoor zij haar handen om haar buik heen slaat en haar ogen sluit. Een waterval van Capri-Sun spreidt zich uit op de grond tussen haar bed en bureau. Ze roept haar moeder die haar vervolgens helpt met opruimen, maar het enige waar zij aan kan denken is dat zij dit nooit, maar dan ook nooit meer wil meemaken. De hele avond kan zij aan niets anders denken dan overgeven en ligt ze in elkaar gekrompen in haar bed te staren naar het plafond. De jaren hierna durft Merel ook geen Capri-Sun meer te drinken, omdat ze angstig is dat het overgeven dan nog eens gebeurt. Na deze gebeurtenis is zij meerdere weken in shock van wat er is gebeurd, nemen haar obsessies toe en beginnen de paniekaanvallen. Haar eerste paniekaanval is vrij intens en vindt plaats op haar 14e bij haar thuis, nadat zij thuis is gekomen van een avondje zuipen met haar vriendinnen. Ze draait in haar bed van links naar rechts, terwijl de druppels van haar voorhoofd haar kussen raken. Het draaien van links naar rechts wordt steeds wat driftiger en de paniek over het feit dat ze misschien wel door de drank kan gaan over geven wordt met de minuut steeds iets erger. De wereld staat stil en het enige waar ze over nadenkt is overgeven. De safari die zij die avond heeft gedronken zit inmiddels in haar keel en de paniek wordt erger en erger. Het gebonk van haar hart wordt steeds luider, de druppels op haar voorhoofd rollen over haar wangen en ze ademt onrustig in en uit. De tijd staat stil en ze weet niet hoelang ze hier al in zit. Ze ademt diep in en uit en probeert haar ademhaling onder controle te krijgen. Na verloop van tijd krijgt ze haar ademhaling onder controle door de focus op haar ademhaling. Ze beseft zich dat de angst haar voor een moment in bedwang heeft en er rolt een traan over haar wangen.
Door de jaren heen komen de paniekaanvallen in steeds grotere mate voor en op een gegeven moment heeft zij ze bijna elke dag. Haar vader is erg betrokken hierbij, omdat haar vader haar veel helpt bij deze paniekaanvallen. Hij is altijd telefonisch bereikbaar en gaat regelmatig naar haar toe om Merel te kalmeren. Hij is haar hulppersoon en maakt zich grote zorgen. ‘Het lijkt alsof mijn dochter soms de controle kwijt is en het doet mij pijn om haar zo te zien.’ Haar moeder is echter niet betrokken bij haar problematiek, omdat ze het gevoel heeft dat haar moeder haar niet begrijpt zoals haar vader dat doet. Op een doordeweekse dag zit ze tegenover haar vader aan de tafel in de woonkamer. Het is al later op de avond en je kan in huis een speld horen vallen. Het getik van de koffielepel in het koffiekopje breekt de stilte. De vader van Merel begint het gesprek met het uiten van zijn grote zorgen over zijn dochter en oppert dat hij vindt dat ze hulp moet gaan zoeken in de vorm van therapie. Hij gaat door en zegt dat hij haar niet altijd kan helpen wanneer zij in paniek is en ze dit ook zelf moet gaan leren. Merel kijkt beduusd voor zich uit door het raam waar zij een auto voorbij ziet rijden. Ze snapt wat haar vader zegt en geeft toe dat ze ook van die afhankelijkheid van deze angst af wil. Ze besluit om therapie te gaan volgen in de vorm van EMDR. EMDR-therapie kan worden ingezet bij angsten en fobieën, zo ook bij emetofobie. Bij EMDR wordt er gefocust op een traumatische ervaring en door middel van klikgeluiden worden nare gevoelens van de ervaring vervangen door positieve gevoelens.
Merel is 16 als zij naar haar eerste EMDR-sessie in Leusden gaat. Ze loopt alleen het gebouw binnen en het valt haar meteen op dat het lijkt alsof ze bij de fysiotherapeut binnen loopt. Veel witte muren, een paar grote planten en lelijke paarse stoffen stoelen die in een u-vorm staan. Ze neemt plaats op een van deze paarse stoelen. Wanneer haar naam door de ruimte heen galmt loopt ze achter de iets wat iele vrouw de kamer binnen. Ze had een lekkere bank verwacht waar ze plaats kon nemen, maar dit was een oncomfortabele zwarte houterige stoel geworden. Haar been gaat heen en weer en de schuift wat heen en weer op de harde stoel. Na een kort gesprek moet Merel een wat grote lompe koptelefoon op doen. Op dat moment klinkt het alsof er iemand met een hamer op een ijzeren buis slaat en het getik gaat maar door en door. Op hetzelfde moment voelt zij een hand tikken op haar been. Het enige waar ze aan kon denken is hoe dit in godsnaam haar zou gaan helpen en wanneer zij die lompe koptelefoon weer kon af doen. Na veel tikken en gepraat is de sessie na iets langer dan een uur voorbij. Ze loopt gapend de deur uit en duikt thuis haar bed in. Dit soort sessies heeft zij in totaal ongeveer 8 keer gehad in 6 maanden tijd. Ze weet tot op de dag van vandaag nog steeds niet hoe, maar ze merkt dat door de maanden heen zij minder obsessief gedrag vertoont en de paniekaanvallen minder worden. Stukje bij beetje is er eindelijk licht aan het eind van de tunnel.
Tijdens de eindfase van haar EMDR-sessies ontmoet Merel haar huidige vriend Jari. Ook hij vervult naast haar vader een belangrijke rol in haar leven wat betreft de emetofobie waar zij elke dag mee bezig is. Bij een van hun eerste dates krijgt ze een paniekaanval bij hem in de auto, wanneer Jari haar naar huis rijdt. Ze zit naast hem in de bijrijdersstoel wanneer zij schrikt van het gevoel in haar buik. Ze voelt haar hoofd gloeien en muziek die aanstaat verdwijnt langzaam maar zeker naar de achtergrond. Ze grijpt naar haar buik, blaast diep uit en het bonzen van haar hartslag neemt toe. ‘Ik kan aan niets anders denken dan overgeven en probeer mezelf rustig te houden. Het wil niet, het lukt niet en ik schaam me voor wat er gebeurt. Jari merkt dat het niet goed gaat, twijfelt geen seconde en stopt bij het eerste tankstation langs de weg voor wat frisse lucht. Ze voelt aan haar lichaam dat ze een lichte paniekaanval krijgt en weet niet wat ze moet doen. Ze stappen uit en Jari drukt haar stevig tegen zich aan. Haar hartslag wordt kalmer en ze begint weer rustiger te ademen. Ze hebben een tijd zo gestaan en geen woord tegen elkaar gezegd. Ze voelt zich warm worden van binnen en weet dat dit precies is wat zij nodig heeft. De relatie met Jari is een anker voor Merel haar angst voor overgeven. Naast haar vader is Jari de enige persoon die precies weet hoe hij haar gerust moet stellen. Hij speelt dan ook een grote rol in haar leven, maar is ook deels van hem afhankelijk.
Vanaf haar 19e gaat het weer minder, waardoor ze opnieuw hulp gaat zoeken. Ze merkt dat ze mentaal minder in haar vel zit, waardoor de angst, obsessies en paniekaanvallen steeds meer toenemen. Dit bespreekt ze met haar vader en vriend en besluit naar de huisarts te gaan. Na het gesprek met de huisarts besluit ze om een nieuwe vorm van therapie te gaan proberen: cognitieve gedragstherapie. Deze soort therapie leert je hoe je om moet gaan met angst, hoe reëel je angst is en word je denkpatroon als het ware verandert. Ze krijgt tijdens de sessies allemaal filmpjes en foto’s te zien van mensen die overgeven en geluiden die daarbij horen. Ze vindt de therapie vreselijk en meldt zich dan ook vaak ziek, omdat ze dit zo erg vindt om mee te maken. In de laatste sessie zit ze met een trillend been tegenover haar psycholoog en kijkt ze om zich heen. Ze kijkt naar de ronde klok en luistert naar het tikken van de wijzers. De psycholoog vertelt haar met een strenge blik dat ze is uitbehandeld, omdat ze niet meer weet wat zij voor Merel kan doen. Merel schuift wat met haar voeten op een neer en kijkt naar de grond. De psycholoog zoekt naar oogcontact en vervolgt haar gesprek door Merel voor een dilemma te zetten. Ze vertelt Merel dat ze of een keer moet gaan overgeven of moet accepteren dat het nou eenmaal zo is. Ze kijkt haar psycholoog aan en kan haar lichaam even niet bewegen. Ze weet dat de psycholoog gelijk heeft, maar weet ook dat beiden voor haar niet gaan werken. Ze gaat liever dood dan ooit te moeten overgeven. Accepteren is dan de keuze die haar te wachten staat, maar ze weet dat er een kans is dat zij zich nooit compleet gaat overgeven aan die acceptatie.
De jaren na het gesprek met de psycholoog dreunt het dilemma nog steeds als kerkklokken door haar hoofd. Ze is er constant mee bezig, maar accepteren kan ze gewoon nog niet. Ze blijft afhankelijk van de mensen om haar heen, zoals haar vriend en haar vader en dus ook nog steeds van die angst. Ze ademt diep in en uit en beseft dat die angst haar leven beheerst en zij dit misschien wel nooit compleet onder controle zal krijgen…