22 mei 2019, een dag die begon zoals alle andere dagen op Mallorca; een droge keel van de airco, een strand vol losgeslagen tieners die net uit hun examens komen en emmers gevuld met alcohol. Dat deze dag zou eindigen met de grootste angst die ik ooit gevoeld heb, had ik nooit aan zien komen.
Sinds het boeken van de tickets verheug ik me al op deze examenreis, waardoor ik het pakken van mijn koffer deze keer niet had uitgesteld tot de avond voor vertrek. Je zou denken dat de inhoud van mijn koffer dan wel op orde zou zijn, maar dit blijkt niet zo te zijn. Jan heeft inmiddels al vijf keer gevraagd wanneer ik klaar ben en ik heb mijn lievelingszwembroek nog steeds niet gevonden. Teleurgesteld trek ik een andere zwembroek aan en roep ik naar Jan dat we kunnen gaan. “Eindelijk, Beau staat al voor de supermarkt met de boodschappen”, roept hij terug vanuit de gang. Normaal zijn ‘de boodschappen’ brood, kaas en eieren, maar na een aantal dagen op Mallorca weet ik dat ‘de boodschappen’ staat voor emmers, wodka en vruchtensap. Ik loop achter Jan aan richting de gang en draai de deur achter me op slot.
Het strand is al zo vol, dat er bijna geen strand meer te zien is. Ik dacht dat onze 1 uur ’s middags al behoorlijk aan de vroege kant was, maar aan de stomdronken groep Britten op de boulevard te zien, hadden sommige mensen nog eerder dorst. Ik zie Britt, Marie en de rest van de vriendengroep in de verte naar ons zwaaien en we lopen hun kant op. ‘Zo, drukke boel’, zeg ik, terwijl ik mijn handdoekje tussen alle andere handdoeken in probeer te proppen. Jan en Beau hebben hun handdoek ook een plek weten te geven en zijn zelfs al bezig met het vullen van de emmers. Blijkbaar is er geen tijd te verliezen.
We zitten nog geen tien minuten of er komen al twee proppers op ons aflopen. Ik had het woord ‘propper’ een week geleden nog nooit gehoord, maar na een paar uur in El Arenal is er bijna geen ontkomen meer aan. De twee meiden zijn duidelijk uitgekozen op hun looks en praatjes, maar zeker niet op hun subtiliteit. Ik heb nog niet eens gedag terug gezegd of ze beginnen al met hun verkooppraatje. “Bizzey draait vanavond in Shooters en we hebben nog een aantal kaarten over”, vertellen ze. Er worden een aantal blikken binnen de vriendengroep uitgewisseld maar we weten eigenlijk allemaal ons antwoord al, “acht tickets graag’.
De dag en avond verlopen hetzelfde als gister en eergisteren. Urenlang in de zon liggen en met z’n allen tegelijkertijd drinken uit de kleurrijke rietjes in de emmers. Als mijn moeder zou weten dat ik hier dagelijks om drie uur ’s middags al niet meer scherp uit mijn ogen kan kijken van de alcohol, zou ze persoonlijk op het vliegtuig stappen om me op te halen. We zijn vervolgens nog net scherp genoeg om onze troep op te ruimen en lopen gezamenlijk naar het hotel om te eten, te douchen en ons klaar te maken voor de avond.
We lopen met z’n allen richting Shooters via de boulevard. Ik hoor op tientallen meters afstand al de stem van Bizzey vanuit de club. Ik ben blij dat ik mijn oordoppen heb meegenomen. We hebben goed ingedronken, want het voelt alsof we binnen twee minuten vanaf het hotel naar de club zijn gelopen, terwijl dit nuchter minstens een kwartier is. Jan en Marie schreeuwen mee met de foute teksten van Bizzeys nummer, die steeds harder klinken hoe dichterbij we komen. We zijn aan de late kant, omdat ongeveer iedereen na het eten in slaap viel. Dit hoort ook een beetje bij het Mallorca ritme. Hierdoor staat er gelukkig bijna geen rij en zijn we binnen een mum van tijd weer in de bloedhete, naar zweet ruikende Shooters. “Wie gaat alvast mee een rondje bier halen?”, vraagt Beau en ik knik en loop achter hem aan.
De uren vliegen voorbij, de zweetvlekken in mijn lichtblauwe polo worden steeds groter en mijn beeld wordt waziger. Bizzey heeft de club na een uurtje alweer verlaten en zijn vunzige deuntjes hebben plaatsgemaakt voor de vunzige deuntjes van andere artiesten. Ik kijk om me heen en kan, ondanks alle alcohol, zien dat al mijn vrienden het naar hun zin hebben. Ineens voel ik een harde duw in mijn rug en ik voel mijn drankje uit mijn hand glippen. Het was een net gehaald biertje, dus mijn broek en schoenen zijn in een keer doorweekt. Ik kijk achterom en zie een net wat langere, blonde jongen staan. Ik geef hem een duw terug. “What the fuck man, kijk wat je doet!” Voor ik het überhaupt doorheb, zit ik midden in een vechtpartij. En de tweede klap is nog niet uitgedeeld of we worden aan onze nekvellen naar buiten getrokken door de bewaking. De lange, blonde jongen loopt al snel de andere kant op. Zonder overleg zijn we het er duidelijk beiden over eens dat we geen zin hebben in een langere vechtpartij.
Ik vind het eigenlijk wel om naar huis te gaan. Ik heb geen zin in gedoe en mijn ogen beginnen toch al dicht te vallen. Ik merk dat ik het niet erg vind dat ons hotel een stukje lopen is. Ik ben deze vakantie bijna geen moment alleen, dus ik ga genieten van deze eenzame nachtelijke wandeling. Zo eenzaam is het trouwens niet; ik ben in deze twee minuten lopen al zes klasgenoten en een stuk of twintig proppers tegengekomen. Ik kijk naar rechts, naar de zee, omdat ik een plons en geschreeuw hoor. Het zijn paar naakte vrouwen die, waarschijnlijk stomdronken, de zee inrennen. Thuis in Amstelveen zou ik hier van opkijken, maar hier is dit een dagelijkse activiteit.
Na ongeveer tien minuten lopen verandert de omgeving. De vele groepen drukke en dronken toeristen maken plaats voor een handjevol schreeuwende Duitsers en hierna was er een tijdje niemand te zien. De sfeer is nu iets killer en donkerder, wat ik normaal onprettig zou vinden, maar ik vind de rust nu wel even fijn. Toch voel ik me niet helemaal op mijn gemak. De straten zijn wat smaller hier en er is minder verlichting langs de weg. Ik zie in de verte een paar schimmen, maar deze verdwijnen al snel weer uit mijn oog. Ik loop de hoek om en ik zie het logo van ons hotel dichterbij komen. Ik hoor ineens wat stemmen en voel een hand op mijn schouder. Misschien is Jan wel achter me aan gelopen na de vechtpartij? Ik wil me omdraaien maar ik word tegengehouden en de hand verplaatst zich van mijn schouder naar mijn gezicht. Voordat ik ook maar doorheb wat er gebeurt, wordt er van alle kanten aan me getrokken.
Ik sta ineens in een pikkedonker steegje. Ik zie geen hand voor ogen maar ik voel wel nog steeds de hand op mijn mond. Ik probeer adem te halen door mijn neus, maar het lijkt wel alsof mijn longen meer lucht nodig hebben door de schrik. Ik had gedacht dat ik in dit soort situaties de persoon zou zijn die zich zou verzetten tot hij erbij neervalt. Het tegendeel is waar. Mijn handen worden tegen elkaar aan gehouden en het lukt me niet om ook maar enige kracht terug te zetten. Ik knijp mijn ogen bij elkaar om iets scherper te kijken, maar al die emmers wodka-sinaasappelsap maken het nog lastiger om de silhouetten in het donker te bekijken. Ik zie dat het mannen zijn. Een van de twee heeft een tintje, maar dit kan ook door de Spaanse zon komen. De man achter mij kan ik niet zien, maar ik voel veel kracht in zijn armen en hij is sowieso een stuk langer dan ik.
Een aantal seconden gebeurt er niks. Iedereen staat stil de mannen praten niet met elkaar. Ik voel de man die achter mij staat, bewegen, het klinkt alsof hij iets uit zijn zak haalt. Ik voel iets scherps op mijn keel. Een mes. Hij houdt een mes tegen mijn keel. Mijn schrik is vervangen door pure angst. Wat willen deze mannen van me? Gaan ze me vermoorden? Heb ik iets verkeerds gedaan?
De mannen lijken iets te overleggen. In het Spaans, dus ik versta er helemaal niks van, wat het nog beangstigender maakt. “Wallet”, fluistert de man achter me in mijn oor. Wallet? Portemonnee is dat dan, toch? De schrik en angst hebben nu zelfs invloed op mijn kennis over de Engelse taal. Ik zeg iets terug in de trant van “in my… my pocket… my right pocket sir” en hij begint in mijn rechter broekzak te graaien. Zijn mes staat nog steeds op mijn keel en ik probeer mijn zintuigen te gebruiken om erachter te komen wat voor mes dit is. Het is geen zakmesje, het voelt groter dan dat. Het lijkt eigenlijk gewoon op een keukenmes, maar wel een goed geslepen keukenmes, want de keukenmessen bij ons thuis zijn zeker niet zo scherp als deze. Ik vind het een eng idee dat hij het mes op mijn keel houdt, terwijl hij in mijn zak naar mijn portemonnee zoekt. Wat nou als hij uitschiet? Want nou als hij me per ongeluk vermoord?
Hij zoekt niet alleen in mijn rechterzak, maar ook in mijn andere zakken, en ik voel dat hij mijn telefoon uit een van mijn achterzakken pakt. Vervolgens krijg ik een bedreigende blik van allebei mannen die voor mij staan. Ze hebben niks bij me gedaan of tegen me gezegd, waardoor ik het idee krijg dat het alleen maar een soort slaafjes zijn van de man die mij nog steeds vasthoudt. De man achter me laat me los, eindelijk, maar ik ben te bang om ook maar een beweging te maken. “Wait here two minute, or you dead”, zegt een van de slaafjes in gebrekkig Engels. Ik probeer te knikken, maar het lijkt wel alsof mijn hersenen dit signaal even niet kunnen doorgeven en ik sta alsnog stil. Toch vatten de mannen het op als een ja-knik, want ze lopen rustig de steeg uit. Alsof er niks is gebeurd.
Ik blijf braaf staan. Ik tel tot zestig. Daarna tel ik weer tot zestig en daarna tel ik weer minstens vier keer tot zestig, ik wil geen risico nemen. Ik hou mijn adem in als ik de steeg uitloop en ik kijk gelijk beide hoeken om. Niemand te zien. Ik blijf even staan. What the fuck just happened? Normaal zou ik gelijk iemand bellen, maar ze hebben zelfs mijn telefoon meegenomen. Ik begin weer verder te lopen richting het hotel, wat gelukkig maximaal een halve minuut lopen is vanaf hier. Eenmaal aangekomen bij het hotel, loop ik naar de, volgens mij half slapende, mevrouw achter de balie. Ze kan niet super goed Engels spreken, maar zodra ik in tranen uitleg wat er zojuist is gebeurd, lijkt het wel alsof ze direct weet waar ik het over heb en ze komt gelijk in actie. Ze pakt de telefoon op en ik vermoed aan haar toon dat ze de Spaanse politie aan het bellen is. Ze vertelt me in een soort gebarentaal dat ik in de lobby kan wachten en ik ga zitten. Zodra ik de zachte kussens van de bank in de lobby tegen mijn benen en rug aanvoel, komt alles ineens keihard binnen. Drie mannen hebben me een steeg ingetrokken en er werd een mes tegen mijn keel aangehouden. Ik had wel dood kunnen zijn. Maar dat ben ik niet, ik leef.