De rol van Raymond Miltenberg in de lange zoektoch naar Mona Baartsman

De rol van Raymond Miltenberg in de lange zoektoch naar Mona Baartsman

Afbeelding ter illustratie Bron: Pexels

In de koude herfstdagen van september 2018 slaat Raymond Miltenberg voor het eerst het dossier open met de naam “Mona Baartmans” op de voorkant geschreven. Als tactisch coördinator bij de politie heeft Raymond al wat zaken op zijn naam staan, maar toch verschijnt er een frons op zijn voorhoofd bij het doorbladeren van de vele papieren voor hem. Hij zucht diep, leunt stevig achterover in zijn stoel en begint te lezen.

Het dossier beschrijft talloze details. Met samengeknepen ogen en zijn bril laag op zijn neus bladert Raymond door de papieren. Op de eerste pagina leest hij over het leven van Mona Baartmans: een vrouw met een bekende status in Delft, als voormalig kroegeigenaar van zeven levendige kroegen. Een klein glimlachje speelt rond Raymonds mondhoeken als hij leest hoe Mona, ondanks haar leeftijd, nog wekelijks met haar zoon Hans een drankje drinkt. Maar die glimlach verdwijnt snel als hij verder leest over haar gezondheid.

Mona gebruikt levensreddende hartmedicijnen, en het zweet breekt Raymond uit bij de gedachte dat ze al twee dagen spoorloos is. Als zij ook maar één dag zonder deze medicijnen is, zou haar hart het kunnen begeven. Zijn ogen flitsen sneller over de pagina’s heen.

Raymond bekijkt de laatste beschikbare beelden van Mona, waarop ze samen met haar zoon Ton het bejaardentehuis verlaat na een bezoek aan haar man. Op 23 september, in haar grijze broek, lange herfstjas en zwarte ballerina’s, stapte Mona in Tons zwarte Renault, onderweg naar haar huis in Delft. Kort daarna neemt Raymond plaats op een stoel in de kale verhoorkamer, tegenover Ton, de laatste persoon die met Mona heeft gesproken.

‘Ik heb haar thuis afgezet, ergens rond vier uur,’ vertelt Ton met een vlakke stem. ‘Op de hoek bij haar huis, verder kon ik niet komen.’ Raymonds wenkbrauwen zakken een fractie terwijl hij Ton observeert, en zonder een woord deelt hij een veelbetekenende blik met zijn collega, die naast hem zit. Na het gesprek luidt Raymond zijn vermoedens hardop: ‘Er klopt iets niet aan die Ton. Ik weet het gewoon.’ Zijn collega kijkt hem aan, en blijkt hetzelfde voorgevoel te hebben. Raymond staat snel op, loopt vlug naar het kantoor en zet het hele team op scherp: Ton moet nader onderzocht worden. Zijn achtergrond, hobby’s, en de route die hij met Mona heeft gereden. Die wordt gedetailleerd uitgeplozen en op een grote kaart uitgezet op de kantoormuur.

Met een gele stift markeert Raymond de meest waarschijnlijke route. Terwijl zijn collega’s zich over hun laptops buigen, slaat een andere collega de deur van het kantoor dicht. Ze gaan langs de deuren langs de route, op zoek naar aanwijzingen. In de kou van de herfst bij iedereen aanbellen. Ondertussen zit Raymond op het puntje van zijn bureau stoel wanner hij zich stort op de beelden van beveiligingscamera’s langs de snelwegen, N-wegen en smalle straatjes van Delft. Langzaam zakken zijn ogen dicht van vermoeidheid. Hij sluit zijn laptop, stapt in zijn auto en rijdt naar huis, waar hij nog geen vier uur slaap krijgt voor hij alweer naar zijn kantoor terugkeert. Zijn vrouw ziet de volgende ochtend alleen een op een hoopje gegooid dekbed en een verfrommeld kussen naast zich, maar geen tegen van Raymond.

In alle vroegte arriveert Raymond op het bureau en opent onmiddellijk zijn laptop. Hij speurt naar de volgende aanwijzing die hem dichter bij Mona kunnen brengen. Dan staat zijn collega ineens voor zijn bureau, met zijn laptop in de handen start hij een video. ‘Kijk eens,’ zegt hij, terwijl hij de Ring-deurbelvideo laat zien. Raymond zit op het puntje van zijn stoel, hij ziet een zwarte Renault Megane rijden door een smal Delfts straatje langs de gracht, met Ton achter het stuur. Raymonds ogen dwalen al snel van Ton af naar een groot, wit object op de bijrijdersstoel. ‘Zou dit Mona kunnen zijn?’ vraagt Raymond, terwijl hij het beeld nauwkeurig bestudeert.

Hier zocht Raymond al dagen naar, de tip die hij nodig heeft. Vanaf nu wordt Ton officieel als verdachte beschouwd, hoewel hij dat zelf nog niet weet. Raymond vraagt de bankafschriften van Ton op, luistert zijn telefoongesprekken af, en de politie houdt hem voortdurend in het oog. Raymonds collega grijnst breed wanneer hij zegt: ‘De volgende aanwijzing ligt binnen handbereik.’

Niet veel later krijgt Raymond toegang tot de bankafschriften van Ton. Hij scrollt gehaast door naar de uitgaven van 23 september, de dag van de verdwijning. Bij een tankstationafschrift die middag blijft hij hangen. Direct pakt hij zijn telefoon en zet de politie in om beelden op te vragen. Binnen een uur ontvangt hij de video en zijn vingers glijden over het toetsenbord en drukken op afspelen: Ton is te zien bij het tankstation, zijn handen druipend van een rode vloeistof. Doeken en sponzen heeft hij in de aanslag om de auto grondig te reinigen. De video stopt en Raymond pauzeert het beeld, zijn blik gericht op de emmers, gevuld met dieprood vocht. Hij herkent het onmiskenbare beeld van bloed. Nog voor hij vlug zijn kantoor verlaat, geeft hij de opdracht om Tons auto in beslag te nemen.

Eenmaal in beslag genomen wordt de auto onderzocht. In de railingen van de stoel ontdekt Raymond, ondanks de schoonmaakpogingen, nog sporen van rood. Hij doet voorzichtig een stap naar voren en ziet dat zowel voor- als achterin de auto de sporen nog zichtbaar zijn. Zijn rillingen nemen toe als forensische onderzoekers met wattenstaafjes langs de rails gaan. Kort daarop krijgt Raymond bericht dat de rode sporen inderdaad afkomstig zijn van het bloed van Mona. Zijn haren staan overeind, maar zijn blik richt zich direct weer naar zijn scherm.

Raymond opent opnieuw het document met de bankafschriften van Ton en bekijkt de uitgaven. Zijn oog valt op een opvallende transactie enige tijd voor de verdwijning: een bedrag van 40.000 euro, overgemaakt van Mona naar Ton, maar nu spoorloos verdwenen. Hij springt bijna op van enthousiasme. Voor Raymond en zijn collega’s is het duidelijk: er zijn nu genoeg redenen om Ton op te pakken. Raymond belt de politie en binnen korte tijd staan ze voor zijn deur.

Ondertussen zit Raymond in een afgesloten ruimte met zijn collega de aanhouding te volgen, tegelijkertijd volgen ze een telefoongesprek die Ton houdt met zijn tante. ‘Ik denk dat ze mij binnenkort gaan oppakken’, zegt Ton door de telefoon wanneer en hard gebonk op de deur klinkt. Raymond zit nu zo ver op het puntje van zijn stoel dat hij er bijna vanaf valt, wanneer hij weer de stem van Ton hoort. ‘Ze zijn er, ik moet gaan’, zegt hij net voor hij in de handboeien wordt geslagen en meegenomen naar het bureau.

Rechtop lopen en met het hoofd voorruit komt Raymond de verhoorkamer binnen, maar Ton blijft echter zwijgzaam. ‘Ik weet het niet,’ herhaalt hij alleen maar, verder is er niets anders wat hij lost laat. Met een frons verlaat Raymond snel weer de ruimte.

Dagen verstrijken, waarin Raymond zich vastbijt in het onderzoek en voortdurend zoekt naar de gouden tip die hen naar Mona’s lichaam kan leiden. Ten einde raad besluit hij contact op te nemen met Opsporing Verzocht. ‘Misschien helpt het,’ mompelt hij terwijl hij de telefoon neerlegt. De dinsdagavond om 20.30 uur na het telefoontje verschijnt Mona’s verhaal op televisie. Beelden van Mona’s laatste momenten worden gedeeld met het publiek, en kijkers worden opgeroepen informatie door te geven. Met zijn ogen op de telefoon gericht, wacht Raymond die avond gespannen op een nuttige tip. Hoewel Raymond zijn telefoon meerdere keren afgaat en hij achter de tips aangaat, blijken ze allemaal vruchteloos. Zo gaan er dagen voorbij.

Een week later wordt Mona’s zaak opnieuw behandeld in het programma. Weer rinkelt Raymonds telefoon, maar steeds zonder resultaat. De hele maand oktober lijkt uitzichtloos, lange dagen en weinig thuis betekent dat voor Raymond. Dit veranderde de dag van 31 oktober, wanneer hij voor de zoveelste keer een telefoontje ontvangt. Zijn wenkbrauwen schieten omhoog. Met de telefoon nog aan zijn oor holt hij het kantoor uit en roept hij zijn collega’s bij elkaar. ‘Iemand heeft mogelijk haar schoen gevonden. We gaan er nu heen!’

In het bos waar de schoen is gevonden, stapt Raymond uit zijn auto, met een glimlach op zijn gezicht. Hij en zijn collega’s, vergezeld door speurhonden, zoeken het terrein af. Al snel vinden ze een zwarte ballerina in de maat van Mona. De honden ruiken eraan en beginnen een spoor te volgen. Onder de hoge bomen, door het zand en langs struiken leiden ze de groep naar een omgevallen boom. De wortels steken boven de grond uit, en daaronder zien ze een kuil. Raymond stapt dichterbij en ziet een grote, vormloze massa bedekt onder een dun laagje zand.

Een forensisch team arriveert en begint de resten op te graven en te onderzoeken. Wat overblijft, heeft duidelijk de contouren van een menselijk lichaam, maar door de ontbinding is er weinig meer van over. Raymond keert met gezakken schouders terug naar zijn auto, wetende dat er niets meer te doen is dan wachten op de resultaten. Hij zucht diep en stelt zichzelf gerust: ‘We hebben haar gevonden.’

Thuis aangekomen roept hij zijn vrouw, met een brede glimlach op zijn gezicht. ‘We hebben haar schoen gevonden!’ De opluchting is zichtbaar. De rust is echter van korte duur, want al snel rinkelt zijn telefoon opnieuw. Raymond haast zich naar het kantoor, waar hij eindelijk de langverwachte uitslag ontvangt. De gevonden resten zijn inderdaad van Mona Baartmans. Hij stapt meteen de verhoorkamer in, waar Ton op hem wacht.

Raymond neemt de tijd in de verhoorkamer en gaat na enkele tijd zitten en staart Ton aan. ‘We hebben het lichaam van je moeder gevonden,’ confronteert Raymond hem. Tot zijn verbazing bekent Ton zonder enige emotie op zijn gezicht: ‘Als jullie haar niet hadden gevonden, had ik niks gezegd. Ze had me 40.000 euro gegeven om erfbelasting te omzeilen. Ik heb dat geld echter meteen vergokt. Ik dacht dat ze ze die dag misschien wilde praten over dat geld, toen sloegen de stoppen door. Ik had toen besloten om haar te wurgen met een tyrap. Dat heb ik die dag gedaan’

Na weken van onderzoek zakken Raymonds zijn schouders naar benden. Die nacht valt hij, eindelijk, in een diepe, lange slaap.

Over de auteur

Vera Warmenhoven

Onderzoeken en mensen informeren is waar ik, Vera Warmenhoven, mij mee bezig houd. Sinds 2005 woon ik al in Zoeterwoude, geboren en opgevoed. Mijn interesse liggen bij het buitenland, politiek en de maatschappij.