Rond de klok van tien uur ’s ochtends fietst Lies samen met haar zus Gonny over de Van Brienenoordbrug in Rotterdam. Normaal gesproken is het op zondag uitslapen geblazen en liggen de twee vrouwen rond dit tijdstip nog op één oor. Het is fris, maar de zon lacht ze toe: het is zo’n dag waarop zowel een paar handschoenen als een zonnebril goed van pas had gekomen. Uit de fietstas van Lies steekt een tennisracket. Die houdt ze straks in de lucht, zodat haar dochter Linda haar hopelijk sneller ziet. Als alles volgens plan loopt tenminste.
Het is voor het eerst dat Linda de marathon gaat lopen. Van tevoren had Lies twee plekken met haar afgesproken waarop ze elkaar zouden zien, op de twaalf en op de tweeëntwintig kilometer. Lies zou dan klaarstaan met een gepelde banaan. “Ik heb nog nooit een punt gemist”, had ze tegen Linda gezegd. Lies grist haar telefoon uit haar jaszak. “Vanaf hier weet ik de weg ook niet meer hoor.” Ze opent Google Maps en tikt HAVENSPOORPAD in. Gonny fietst als een kind dat haar moeder volgt achter Lies aan. Onderweg komen ze al gauw groepjes mensen langs de kant van de weg tegen. Vanuit de verte klinkt gezang. “Woah, we’re half way thereee!” Even verderop staat een man voor een in het zwartgeklede groep mensen wild met zijn armen te bewegen.
De eerste marathonlopers komen er al aan. Vooraan loopt de Belgische atleet Bashir Abdi, die later op de Coolsingel zou finishen met een parcoursrecord van 2.03.35 en daarmee ook het Europees record zou verbreken. Gonny merkt de lopers als eerste op: “Kijk Lies, ze halen ons gewoon in!” Ze gaat wat harder fietsen om dichter in de buurt van Lies te komen. “Kijk Lies, ze halen ons gewoon in!” Haar gezicht bloeit helemaal op. “Wow, echt niet normaal man!” Lies kijkt niet op of om. “Ze halen ons gewoon in Lies!” probeert Gonny nog een keer. “Ja sorry hoor Gon, maar ik ben nu ff met andere dingen bezig”, reageert Lies geïrriteerd. Via Google Maps probeert ze te achterhalen waar ze nu af moeten slaan.
Lies rijdt stapvoets door en stapt van haar fiets af wanneer ze een verkeersregelaar ziet. “Mogen we hier niet even oversteken?” vraagt ze. “Nee mevrouw, dat mag echt niet.” Zuchtend stapt Lies haar fiets weer op. Op goed geluk slaat ze bij het volgende kruispunt linksaf en als een kip zonder kop fietst ze daarna de eerste straat in die ze tegenkomt. Het ziet ernaar uit dat deze weg nergens naartoe leidt. Lies lijkt ten einde raad. Ze kijkt als een voetballer die zojuist een beslissend doelpunt heeft gemist. Op het moment dat ze weer terug wil keren naar de straat waar ze net vandaan kwamen, valt haar oog op een straatnaambord een paar meter verderop: HAVENSPOORPAD. Die had ze in de haast helemaal over het hoofd gezien.
De druk om op tijd met een banaan klaar te staan langs de zijlijn roept weer herinneringen op bij Lies. Haar man Gert-Jan heeft vroeger zeven keer de marathon gelopen. “Toen we elkaar leerden kennen, gingen we bij de marathon kijken. Met een biertje en een shaggie in zijn handen zei hij tegen me: dat ga ik ooit ook nog doen, de marathon lopen. En toen ging hij trainen en van lieverlee niet meer drinken en roken.” In 1987 liep Gert-Jan zijn eerste marathon. Hij was toen 31 jaar, een jaar ouder dan Linda nu is. “Ik vind het wel heel leuk dat ze in haar vaders voetsporen treedt”, meent Lies. Al weet ze niet of Linda ook echt de marathon loopt vanwege haar vader. “Daar is ze niet heel duidelijk over.”
Lies en Gonny hebben het Havenspoorpad nu dan wel gevonden, maar ze zijn er nog niet. Het is inmiddels bijna tien over half elf en het is nog ruim twee kilometer lopen totdat ze bij de twaalf kilometer van de marathon zijn. Lopen, want veel verder met de fiets komen ze hier niet. “De app zegt dat ze nog steeds niet is gestart. Hoe kan dat nou? Dat klopt niet hoor. Nu kan ik niet zien waar ze is”, zegt Lies. Ze doelt op de NN Marathon Rotterdam app, waarop ze Linda live kan volgen. Althans, als de app het doet. “We lopen door tot elf uur en zetten dan onze fietsen neer. Dan gaan we gewoon langs de kant staan. Voor elf uur is ze hier als het goed is nog niet.”
Met de fiets aan de hand lopen Lies en Gonny achter elkaar door het natte, hoge gras aan de kant van de weg, die vandaag alleen bestemd is voor de deelnemers van de marathon. Het gras is niet alleen glad, het is er ook nog eens erg smal: met moeite passeren ze andere toeschouwers, en zo hier en daar een grote steen. Lies heeft flink de pas erin. Gonny daarentegen is bang om te vallen. Ze blijft even staan wachten als er weer een horde marathonlopers aankomt. “Mijn voeten zijn helemaal nat”, zegt Gonny. Ze raakt steeds verder achter op Lies, die uiteindelijk stopt bij een zijweg en daar haar fiets neerzet. Het is vijf voor elf. “Laten we hier maar gaan staan”, zegt ze. “Nu moet jij goed opletten of je Linda ziet.”
Gonny staat met het tennisracket en een flesje AA Drink in haar handen. Ze scant alle lopers die voorbijkomen, op zoek naar een jonge vrouw met een lang, slank postuur die volledig gekleed is in het zwart. Lies snijdt alvast een stuk schil van de banaan af met een aardappelschilmesje. “Zodat ik ‘m er straks makkelijk vanaf kan halen”, zegt ze. “Linnie!!! Linnie!!!” roept Gonny plots hysterisch. Ze springt in de lucht alsof ze bij een optreden van Snollebollekes is. Wanneer Linda haar opmerkt, reikt ze haar het flesje sportdrank aan. “Die hoef ik niet!!!” gilt Linda. Ze lacht en zoekt haastig haar moeder op, die vervolgens een stukje met haar mee rent.
“Het is maar goed dat jij mee bent Gon”, zegt Lies als ze weer bij de fietsen staan. Veel tijd om bij te komen hebben ze niet. De volgende stop is bij de tweeëntwintig kilometer op de Groene Kruisweg. In de tijd dat Gert-Jan de marathon liep, was dit minder hectisch, zo herinnert Lies zich. ”Toen bleef ik eigenlijk in het centrum van Rotterdam. Dan kon je gewoon van het ene punt naar het andere punt lopen bij wijze van spreken.” Het parcours van de marathon was destijds heel anders dan nu. “Vroeger liepen ze eerst naar het Kralingse Bos en later naar Zuid. Maar omdat daar altijd minder mensen staan, hebben ze dat omgedraaid. Later in de marathon is het fijner als er meer mensen aan de kant staan om je aan te moedigen.”
Wanneer ze bij de Groene Kruisweg aangekomen zijn, opent Lies nogmaals de NN Marathon Rotterdam app. “Hé, hij doet het! Ze is nog niet op deze weg, bijna bij de bocht”, zegt ze. Ze zetten hun fietsen neer in een fietsenrek bij een flat in de buurt en lopen richting het parcours. “Het kan zijn dat de app wat vertraging heeft, dus let goed op of je haar al aan ziet komen.” Gonny houdt alvast het tennisracket weer omhoog. Afrikaanse trommelgeluiden voeren de spanning extra op. “Linnie!!!” roept Gonny opnieuw hysterisch. Deze keer springt ze het parcours op, waardoor ze bijna een andere loper raakt met het tennisracket. Lies gooit zonder na te denken haar telefoon neer. “Ik ren weer een stukje met mee.”
Gert-Jan wist ongeveer hoe lang hij over de marathon liep. Daar ging Lies dan vanuit. Ze probeerde altijd wel om wat eerder op de afgesproken plek te staan dan dat de bedoeling was, voor het geval hij sneller zou zijn. En dan was het eigenlijk maar hopen dat het allemaal goed zou gaan. Mobiele telefoons, laat staan een live tracking app, had je nog niet in die tijd. Dat maakte het best spannend. Urenlang stond Lies een keer op hem te wachten. Waar Gert-Jan was, wist niemand. Pas later bleek dat hij was uitgestapt.
“Dan nu op naar de Coolsingel”, zegt Lies. Dat is waar elk jaar traditiegetrouw de finish is, al vanaf de eerste editie in 1981. “Het voelt alsof ik ook de marathon heb gelopen vandaag”, zegt Gonny. Naarmate ze dichterbij komen, gaat het volume van de muziek steeds verder omhoog. Schaarsgeklede mannen en vrouwen ingewikkeld in aluminiumfolie slenteren over straat. Eenmaal op de Coolsingel lopen Lies en Gonny al gauw Irene, de jongste dochter van Lies, en haar vrienden tegen het lijf. Blikjes bier komen tevoorschijn uit een Albert Heijn-tas. Enthousiast vertellen ze tegen elkaar waar ze Linda vandaag hebben gezien. “Ze zag er nog fit uit”, vindt Lies. Dan lopen ze met z’n allen door naar de zijlijn, hopende op een goede plek achter de hekken die zijn neergezet.
De druk is eraf, maar de spanning om Linda te zien is er nog steeds. “Volgens de app zit ze nu op 36 kilometer”, zegt Lies. “Nee”, zegt Irene, “ze is al voorbij de 38 kilometer. Ik krijg net een appje dat ze daar is gespot.” Ondanks dat er nog wel wat tijd tussen zit voordat Linda hier is, houdt iedereen afwachtend zijn ogen gericht op alle lopers die voorbijkomen. “Hier staat echt een moeder van een topsporter”, grapt Lies met een biertje in haar hand. Het is even na tweeën als Linda voorbij rent, vliegt zowat. “Lindaaaa!!!” Ze zwaait vrolijk naar haar toeschouwers. “Wat heeft ze een goede tijd gelopen zeg”, zegt Lies. Ze slaat haar arm om Irene heen en schiet vol. “Nou mam, nu moet ik ook huilen”, zegt Irene.
“Wat had hij dat ook leuk gevonden en wat had hij dan ook super trots op haar geweest, omdat ze zo netjes gelopen heeft. Dat soort dingen gaan dan toch door je heen”, vertelt Lies. Gert-Jan was nog maar 42 jaar toen hij tijdens het hardlopen een hartstilstand kreeg. Hij overleed in april 1999, vlak voor de marathon waarvoor hij weer aan het trainen was. “Het is een gevoel dat je eigenlijk hartstikke trots bent op je kind, maar dat je dat dan niet goed kunt delen met iemand. Mijn zus zegt bijvoorbeeld altijd wel: maar ik houd ook heel veel van jouw kinderen, dus je kunt het met mij delen. Maar dat is natuurlijk anders dan wanneer je het met de vader van je kinderen deelt.”
Lies, Gonny, Irene en de rest van de groep lopen door naar het Marriott Hotel, waar Linda zich vanochtend heeft omgekleed. Eenmaal voor het hotel ziet Lies dat Linda haar al gebeld heeft. “Hé Lin, waar ben je? Mogen we ook naar binnenkomen?” Op een goudkleurige velours bank in het midden van de hal zit Linda. Om haar hals hangt een medaille. Lies loopt op haar af en omhelsd haar. Ze schiet weer vol. “Sorry hoor Lin, ik huil bijna nooit, maar dit is toch emotioneel”, zegt ze. “Weet ik mam, geeft toch niets.”