Suriname onafhankelijk in 1975: Mijn kinderen zullen nooit Surinaams leren spreken.

Suriname onafhankelijk in 1975: Mijn kinderen zullen nooit Surinaams leren spreken.

Ik was de jongste van mijn grote gezin met 5 broers en zussen en mijn vader en moeder. We woonden in een district buiten de stad Groningen, een stad in Suriname. Omdat wij best ver buiten de stad woonden, werd ik als kind doordeweeks opgehaald met de schoolbus. Dan stond ik altijd klaar in mijn schooluniform en mijn ingepakte schooltas op de stoep voor mijn huis en was ik mooi op tijd om de bus in te stappen. In die bus zaten mijn schoolvrienden en daarmee reden we iedere ochtend gezellig langs andere huizen om de andere kinderen op te halen. Als school afgelopen was, bracht diezelfde bus ons ook weer veilig thuis.

Het was een Rooms Katholieke school waar ik op zat, al werden wij thuis door mijn ouders Hindoestaans opgevoed. We kregen op school, de Sint-Thaddeus school in Groningen, les van nonnen die spierwitte gewaden droegen. Na school vond ik het zelf ook echt leuk om naar de kerk te gaan. Ik liep dan vaak een heel eind in de brandende zon naar de kerk. Soms bleef ik op zondag slapen bij mijn tante die in de buurt van de kerk woonde, zodat ik op tijd in de kerk kon zijn.

Mijn moeder moedigde mijn interesse in het Katholicisme gelukkig aan, maar mijn vader vond het niet fijn. Toen ik ze vertelde dat ik het heel leuk zou vinden om gedoopt te worden, zei mijn vader dat het van hem niet mocht omdat het niet bij mijn geloof van het Hindoeïsme past. Terwijl ik zelf vanuit mijn familie een ander geloof had, voelde ik me wel erg verbonden met de Katholieke tradities. Ik heb me toen helaas niet laten dopen, maar ik bleef nog zo vaak mogelijk naar de kerk gaan omdat ik me daar altijd thuis voelde.

Ik was rond de 17 jaar oud toen ik mijn man, Jiawan, ontmoette in de buurt van het politiebureau in Paramaribo, waar hij politieman was. Ik liep op een middag met de brandende zon op mijn schouders langs het politiebureau, toen zijn blik voor het eerst de mijne opving. Ik liep daar wel vaker langs en dan hoopte ik die knappe man die ik daar wel vaker zag staan, weer te zien. Op een dag kwam hij naar buiten gelopen en maakten we voor het eerst een praatje.

In 1968 zijn we getrouwd en later hebben wij 3 kinderen gekregen. We communiceerden samen altijd alleen in het Nederlands. Nog voordat we kinderen kregen, had ik met hem besproken dat mijn kinderen later nooit Hindoestaans of Sranantongo aangeleerd zouden krijgen. Ik zag namelijk dat andere kinderen die Sranantongo of Hindoestaans spraken, minder goed Nederlands konden spreken. Mijn kinderen zouden daarom nooit Surinaams mogen leren spreken.

Er heerste al lange tijd een gerucht over het onafhankelijk worden van Suriname. Er was ons, Surinaamse Nederlanders, een belofte gedaan door de Nederlandse staat dat we goed onderdak konden krijgen in Nederland als we binnen een bepaalde tijd zouden emigreren. Als we dat deden, konden we de Nederlandse nationaliteit behouden.

Veel mensen vanuit district Groningen en vanuit het hele land vertrokken rond 1975. Het was ons toen nog niet duidelijk wie van onze kennissen allemaal al naar Nederland waren gegaan, omdat iedereen snel emigreerde.

Mijn man vroeg mij destijds of ik ook wilde dat we naar Nederland zouden emigreren zodat we onze Nederlandse nationaliteit niet hoefden af te staan. Ik zei tegen hem dat ik bereid was om naar Nederland te vertrekken, al was ik toen nog maar 25 jaar oud en hadden we 3 kinderen. We wisten ook nog niets zeker over ons verblijf in Nederland.

Het was moeilijk om me in te beelden dat ik mijn familie, vooral mijn ouders, achter zou moeten laten. Ik hield mezelf voor dat ik hen later zou kunnen terugzien, wanneer wij onze zaken op orde hadden gebracht in Nederland. Dat maakte het idee van emigreren voor mij minder pijnlijk.

Ik wilde het bestaan dat ik kende als Surinaamse Nederlander niet kwijtraken omdat ik bang was dat die bestaanszekerheid van ons en onze 3 kinderen mogelijk in gevaar kwam als ik in Suriname zou blijven. Bovenal wilde ik een goed bestaan en een stabiele toekomst voor onze kinderen zekerstellen. Dat was prioriteit nummer 1. Het leek ons niet verstandig om te blijven, omdat het onveilig zou worden in Suriname. Er heerste een lichte paniek omdat er geruchten rondgingen over een mogelijke burgeroorlog zodra Suriname onafhankelijk verklaard zou worden.

Mijn man heeft na onze beslissing om weg te gaan meteen 5 vliegtickets geboekt, voor ons tweeën en onze drie kinderen. We zijn haastig uit ons huis weggegaan na onze koffers ingepakt te hebben. Alles hadden we binnen een week al afgehandeld en we zijn toen meteen vertrokken. We dachten; hoe sneller hoe beter.

Mijn man had bepaalde connecties waardoor we gelukkig niet in de enorme wachtrijen bij reisbureaus hebben moeten wachten. Hij heeft iemand natuurlijk wel een fooitje gegeven, zodat het voor ons gezin wat sneller en vloeiender zou verlopen.

Op het vliegveld was het ook ontzettend druk. Het was daar één grote chaos. Er stonden ’s ochtends vroeg hele lange rijen met dringende mensen die enorme koffers bij zich hadden. Iedereen wilde natuurlijk rond dezelfde tijd vertrekken naar Nederland, door de belofte van de Nederlandse staat van een goed verblijf in Nederland. Er stonden mensen voor te dringen alsof ze het recht hadden op een betere plek in de rij. Anderen reageerden geagiteerd en er werden onderling veel boze blikken uitgewisseld. Sommigen begonnen zelfs naar elkaar uit te halen om hun plek in de rij te verdedigen. De spanning was om te snijden op het vliegveld.

We vertrokken ’s middags uit Suriname op 25 november in 1975 en we zouden heel vroeg in de ochtend aankomen in Nederland. Pas toen we met zijn vijven veilig in het vliegtuig zaten, kwam ik tot het besef dat de reis echt zou beginnen. Terwijl we zweefden over de wolken en het tekentje aangaf dat onze riemen los mochten, begon ik pas echt na te denken over hoe onze opvang in Nederland zou worden. Tot dat moment had ik nog geen tijd gehad om er lang bij stil te staan. Nu hadden we 10 uur rust tijdens onze vlucht van Zuid-Amerika naar Europa.

Ik was aan de ene kant blij omdat ik mijn Nederlandse nationaliteit zou behouden, maar aan de andere kant was ik ook verdrietig omdat ik mijn ouders en broer had achtergelaten. Er waren ook veel kennissen van mij die wel in Suriname wilden blijven, maar een groot gedeelte van die mensen zijn later toch gekomen naar Nederland. Mijn ouders zijn 3 jaar na ons vertrek ook naar Nederland gekomen.

Toen we uiteindelijk aankwamen op Schiphol, werden we als grote groep met meerdere Surinaamse Nederlanders verdeeld in groepjes. Per groep kregen we een andere bestemming toegewezen. Wij namen een volle bus naar Zeeland, dat was tot dan toe een plek waar ik nog nooit eerder van gehoord had.

Omdat ons gezin de Nederlandse taal vloeiend beheerste, verliep het hele proces op Schiphol met de bussen en de verdeling voor ons een stuk gemakkelijk dan voor de anderen. Eenmaal aangekomen in Zeeland, kregen wij ons huis in Baarland aangewezen door de Nederlandse overheid, dat lag op zo’n 10 km van de stad Goes. Daarvoor wisten wij nog helemaal niet waar wij terecht zouden komen. Het maakte mij eigenlijk ook niet zo veel uit in welke stad we terechtkwamen, zolang we maar een goede toekomst op konden bouwen vanuit een goede stabiele leefomgeving voor ons gezin. De gemeente had ons gelukkig een heel fijn rijtjeshuis verhuurd waar we dat ook konden waarmaken.

Het was een klein rijtjeshuis, ook voor Nederlandse begrippen, met een driehoekige gevel. Het zag er erg leuk uit in de typische Nederlandse stijl. Voor het huisje was een woonerf met bomen en gras en aan de overkant van dat erf waren er nog meer huisjes die in dezelfde schattige stijl gebouwd waren. Ook was daar een hotel, waarin veel andere Surinaamse gezinnen tijdelijk geplaatst werden. Vergeleken met hen, hebben wij veel geluk gehad met ons privé huisje. In de buurt van ons huisje stond er een slot, “Slot Baarland”, met daaromheen een sloot en een vijver waar onze kinderen voor de eerste keer zijn gaan schaatsen in de winter.

We hadden een hele lieve Nederlandse buurvrouw bij ons huis in Baarland. Zij woonde daar met twee kleine kinderen. Een jongetje en een meisje. Het was de eerste keer dat mijn oudste dochter van 5 jaar oud, Asha, een jongetje had gezien met zulke witte lokken haar. Hij had een bloempotkapsel met plat, glad, heel lichtblond haar. Hoogstwaarschijnlijk was het ook de eerste keer dat het jongetje een meisje gezien had met zulk bruin, lang haar.

Mijn 3 kinderen mochten ook wel eens langskomen om met die buurkinderen te spelen. De eerste middag speelden ze samen buiten en lunchten ze ook samen. Ze konden goed met elkaar overweg.  Tijdens die lunch hadden mijn 3 kinderen zelfs voor de eerste keer een broodje met hagelslag gegeten. Als kind dachten ze niet zoveel na over wat hen voorgeschoteld werd, maar ze waren erg enthousiast over het broodje met die zoete chocoladestukjes van De Ruijter. Het was net een plat taartje en dat beviel ze maar al te goed.

Voor vele Nederlanders was hun aanraking met ons gezin de allereerste keer dat zij kleurlingen zagen. Als we buiten liepen als gezin van 5 Surinaamse Nederlanders in Zeeland keken veel mensen in het begin naar ons met verbazing en nieuwsgierige blikken van een afstandje. Daar trokken wij ons niet veel van aan, omdat wij hen enigszins goed konden begrijpen. Sommigen, die nieuwsgierig waren, begonnen ook vaak wel een praatje met ons. Eigenlijk deden ze dat pas zodra ze doorhadden dat wij vloeiend Nederlands spraken. Ik kan ze nog steeds hun wenkbrauwen zien optrekken van verbazing zodra ik in perfect Nederlands antwoord gaf op hun vragen.

Mijn levensstijl is in Nederland vergeleken met Suriname, niet erg veel veranderd. Ik bleef het huishouden doen en ik zorgde voor onze kinderen. Mijn man zocht in het begin hard naar een baan en hij had gelukkig goed betaald werk gevonden als deurwaarder. De opvallendste verandering voor ons, was dat het een heel stuk kouder aanvoelde in Nederland, dat was wennen. Het koken was vooral in het begin ook wel een beetje wennen, maar ik kwam er gelukkig achter dat ze in de buurt alle kruiden hadden die ik als Surinamer nodig kon hebben. Op 20 minuten rijden van Baarland, hadden ze in goed Goes namelijk een buitenlandse toko waar ik gelukkig al mijn kruiden kon kopen om de kip en mijn vlees goed te bereiden. Dat scheelde een hoop, want op die manier konden wij heel fijn alles maken wat we gewend waren.

Onze buren vertelden ons regelmatig dat ze het heel lekker vonden ruiken als ze langs ons huis liepen. Ze kregen door onze kookkunsten natuurlijk voor het eerst andere geuren te ruiken.

Op een gegeven moment had ik mijn eerste echte baan bij de Postbank, die ook erg goed betaalde. Daarnaast steunde de gemeente ons gelukkig ook met kinderbijslag. Later heb ik voor een hele lange tijd twee banen tegelijk gehad. Dat deed ik zodat we als gezin veel verre reizen konden maken buiten Europa en ervaringen op konden doen. Ik heb altijd erg van reizen gehouden omdat ik daar nieuwsgierig naar ben en wil zien hoe andere landen zijn. Ik leef hier nu al ongeveer 50 jaar en ik hoef eigenlijk nooit meer terug naar Suriname. Waarom zou ik veel geld betalen om terug te gaan, terwijl ik het daar al zo goed ken? Daar zie ik het nut niet van in. Het grootste deel van mijn familie woont ook hier in Nederland en ik ben heel trots op hoe mijn drie kinderen zijn geworden. Zij hebben alle drie erg hun best gedaan op school en ze hebben mij ook allemaal kleinkinderen gegeven. Wat wil een moeder nog meer?

Bronnen:
Els Ramkhelawan, de hoofdpersoon, gesproken bron.

Asha, oudste dochter van Els, gesproken bron.

Choenni, C., & Harmsen, C. (2007). Geboorteplaats en etnische samenstelling van Surinamers in Nederland. Bevolkingstrends1, 74-78.

Oudhof, K., Harmsen, C., & Loozen, S. (2011). Omvang en spreiding van Surinaamse bevolkingsgroepen in Nederland. In Cbs.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek. https://www.cbs.nl/nl-nl/achtergrond/2011/27/omvang-en-spreiding-van-surinaamse-bevolkingsgroepen-in-nederland

Over de auteur

Jamie Helmonds

Hilversum.