Euthanasie was ooit alleen beschikbaar voor patienten met terminale ziektes, vaak in de laatste fase van hun leven. De afgelopen jaren is echter een duidelijke verschuiving zichtbaar: mensen met minder ernstige, chronische aandoeningen komen steeds vaker in aanmerking voor euthanasie. Deze ontwikkeling roept vragen op over de veranderende maatschappelijke acceptatie en de bredere interpretatie van ondraaglijk lijden, in hoeverre is dit de afgelopen jaren veranderd.
Oorspronkelijk werd euthanasie dus vooral toegepast bij patiënten met vergevorderde kanker, ernstige neurologische aandoeningen, of andere ziektes, waarbij de kans op overleven over het algemeen klein was. In recente jaren is dat beeld veranderd. Mensen met niet-terminale aandoeningen zoals psychiatrische stoornissen, ook op jonge leeftijd, maar ook dementie of chronische pijnsyndromen krijgen in toenemende mate goedkeuring voor euthanasie. Psychologische euthanasie werd ook mogelijk begin vorig decennia.
Maatschappelijke acceptatie van euthanasie
Dit alles is mogelijk omdat de maatschappelijke acceptatie van euthanasie de afgelopen decennia is gegroeid. In de jaren negentig werd euthanasie nog gezien als een uitzonderlijke medische handeling, maar langzaam maar zeker kwam daar verandering in. De euthanasiewet van 2002, waarmee Nederland het eerste land ter wereld werd dat euthanasie legaliseerde onder strikte voorwaarden, veranderde dit beeld. De wet gaf artsen richtlijnen en juridische bescherming, waardoor de praktijk steeds gewoner werd in de medische wereld. Het geeft aan dat Nederland voorop liep als het ging op het gebied van euthanasie.
Onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau toont aansluitend daarop aan dat een ruime meerderheid van de Nederlanders euthanasie ondersteunt. Uit peilingen blijkt dat meer dan 80 procent van de bevolking het eens is met de wetgeving en dat er steeds meer draagvlak is voor verdere uitbreiding. Vooral bij psychisch lijden of beginnende dementie lijkt het begrip te groeien. Dit weerspiegelt de bredere maatschappelijke ontwikkeling waarin autonomie en zelfbeschikking centraal staan. Mensen willen steeds vaker zelf bepalen wanneer hun leven ondraaglijk is geworden, alleen is dat niet voor iedereen makkelijker.
Niet iedereen blij met de ontwikkeling
De maatschappelijke bredere steun, maakt het onderwerp euthanasie, namelijk niet opeens makkelijker. Psychiater Richard Wesseloo, werkzaam bij GGZ Delfland en expert op het gebied van bipolaire stoornissen, heeft deze verschuiving van dichtbij meegemaakt. Hij haalt nog een diep adem wanneer het woord euthanasie valt. “Euthanasie, ja, daar kom ik ook weleens mee in aanraking. Het is dat we familie zijn en dat het voor school is, maar anders zou ik er niet met je over spreken. Het ligt namelijk best wel gevoelig.” Wesseloo merkt op dat deze veranderingen samengaan met bredere maatschappelijke ontwikkelingen. “Net als alle opvattingen die je hedendaags ziet veranderen in de samenleving, verandert dit ook. Het heeft met de gedwongenheid van mensen te maken. Veel dingen laat ik onder beroepsgeheim, maar ook ik merk in de vijf jaar dat ik dit doe, dat het wel iets is wat vaker, nadrukkelijker en anders wordt besproken. Dat is niet alleen voor patiënten een worsteling, maar ook voor ons.”
De rol van artsen en ethische dilemma’s
Voor artsen en psychiaters is deze ontwikkeling niet zonder uitdagingen, helemaal omdat de samenleving niet meewerkt, diverse invloedrijke organisaties spreken zich uit voor bredere wetgeving. De Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (NVVE) pleit bijvoorbeeld voor een ruime interpretatie van de euthanasiewet, waarbij de wens van de patiënt centraal staat. Maar niet alle artsen voelen zich comfortabel bij deze verschuiving. De Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) benadrukt dat de beoordeling van ondraaglijk lijden complex is, vooral bij psychiatrische patiënten of mensen met beginnende dementie. Het kan lastig zijn om te bepalen of een patiënt werkelijk geen andere uitweg meer heeft.
Wesseloo hekelt de houdingen van sommige organisaties. “Het is heel simpel om vanaf de zijlijn dingen te roepen. De publieke opinie is het zoals alle onderzoeken het daar ook vaak mee eens. Alleen zijn sommgie dingen niet mogelijk. Natuurlijk zijn we allemaal vrijer, maar als je de verhalen hoort, dan vind ik het te makkelijk om te zeggen, oké maak de wetgeving maak minder streng, je wil ook niet euthanasie stimuleren. De kernvraag in het debat blijft: wat is ondraaglijk lijden? De euthanasiewet vereist dat lijden uitzichtloos en ondraaglijk moet zijn, maar biedt geen objectieve criteria. Wat de ene patiënt als ondraaglijk ervaart, kan voor een weer heel anders draaglijk zijn. De wet kan op dit moment niet mee met de veranderingen qua snelheid. Het gaat qua beleid allemaal veel trager, niemand weet wat er daadwerkelijk speelt, en dat is maar goed ook denk ik soms, aan de andere kant, als mensen weten wat er echt speelt, zal men ook meer gaan nadenken of wetgeving daadwerkelijk strenger moet worden.
Internationale vergelijking
Wesseloo signaleert een bredere trend waarbij de publieke opinie zich vaak vastklampt aan de politiek als ultieme oplossing, zonder oog te hebben voor bredere perspectieven. Een goed voorbeeld hiervan vindt hij de manier waarop Nederland met euthanasie omgaat. “In Nederland lopen we voorop als het gaat om euthanasie, en daar wordt vaak met trots naar verwezen. Maar wat betekent dat precies? In andere landen wordt euthanasie ook toegepast, zij het met andere juridische en bureaucratische processen. Dat wij ‘vrijer’ zouden zijn in onze benadering, vind ik een vreemde formulering. Wat bedoelt men precies met ‘vrijer’?”
Volgens Wesseloo is de vergelijking met bijvoorbeeld België interessant. Is de interpretatie van een voltooid leven daar werkelijk minder streng? Of zijn de verschillen vooral administratief? Hij vindt het waardevol dat Nederland euthanasie als optie biedt, maar benadrukt dat de nuances in regelgeving en interpretatie belangrijker zijn dan het simplistisch vergelijken van landen.
Met de toename van euthanasie bij niet-terminale patiënten rijst de vraag hoe deze ontwikkeling zich verder zal ontvouwen. Hoe breed zal de interpretatie van ondraaglijk lijden worden? Komt er een moment waarop euthanasie ook mogelijk wordt voor mensen zonder medische aandoening, puur omdat zij hun leven als voltooid beschouwen? En waar trekken artsen dan de grens?
Met de stijging van psychische aandoeningen zal de discussie over euthanasie onverminderd doorgaan. In 2024 is het aantal meldingen van euthanasie na psychisch lijden flink toegenomen: bij 219 mensen werd euthanasie verleend vanwege een of meerdere psychische aandoeningen, een stijging van ruim 60 procent ten opzichte van een jaar eerder. Wesseloo merkt op: “Het is nog steeds een van de grootste doodsoorzaken in Nederland, maar men lijkt er steeds laconieker over te doen. Ik wil mensen die zich hier niet dagelijks mee bezighouden oproepen om zich goed in te lezen voordat ze uitspraken doen of een mening vormen. Dit geldt zeker voor mensen met een verantwoordelijkheid binnen een organisatie wanneer ze informatie naar buiten brengen.”
Wie bepaalt?
Wesseloo onderstreept het belang van de relatie tussen arts en patiënt. “Voor mij moet euthanasie altijd een kwestie blijven tussen de patiënt en de psychiater. Wij staan in de praktijk en maken deze situaties mee. Daar hoeft geen extra wet voor te komen.” De discussie over euthanasie blijft zich ontwikkelen. Feit is dat de interpretatie van ondraaglijk lijden de afgelopen jaren is veranderd en dat euthanasie toegankelijker is geworden, ook voor patiënten zonder terminale ziekte. De grote vraag blijft waar de grens ligt en wie die bepaalt: de patiënt, de arts of de samenleving?
Voor Wesseloo is het antwoord duidelijk. “De vraag of euthanasie een steeds breder begrip wordt, is voor mij geen vraag. Mensen geloven steeds meer in hun eigen waarheid, ook psychologisch. Dat betekent niet dat euthanasie in Nederland laagdrempelig is of snel wordt toegepast, maar de ontwikkelingen blijven doorgaan. Hoe dit zich exact zal vormen, blijft echter een kwestie van afwachten.”
Audio:
Foto’s voor socials