ELISABETH (BEP)
RIETVELD
1913-1999
“Levenslustig, inventief, kleurrijk en altijd gesteld op kinderen”
De ervaringen van vrouwen en kinderen in de Japanse kampen in Nederlands-Indië vormen een verzwegen hoofdstuk in de geschiedenis. Beeldmateriaal uit die tijd is vrijwel niet beschikbaar. Maar de kampportretten, geschilderd door Bep Rietveld, bieden een uniek inkijkje in dit verleden. Met een ongrijpbare maar diep voelbare emotie geven ze een gezicht aan een geschiedenis die niet vergeten mag worden.
Door: Hanna van Spijk
Beeld: Martine Eskes
23 januari 2025
Foto van Bep en zoontje Fons in Batavia, 1938
“Bep krijgt en schildert maar kinderen”, schreef vriendin Margaretha Ferguson over haar dierbare Bep. Deze uitspraak van Margaretha, die Bep tijdens haar tijd in Indië leerde kennen, typeert Bep’s liefde voor zowel het moederschap als het schilderen. Bep heeft haar hele leven lang geschilderd en getekend, maar kreeg pas op latere leeftijd erkenning voor haar werk. In 1937 vertrok ze met haar zoontje Fonds naar Nederlands-Indië. Wat een nieuwe start had moeten zijn, eindigde in een leven in verschillende interneringskampen. Haar liefde voor schilderen bleef echter onveranderd, en ze schilderde honderden portretten in de kampen.
Jeugd
Elisabeth Rietveld werd geboren op 26 oktober 1913 in Utrecht als de oudste dochter van Gerrit Rietveld en Vrouwgien Hadders. Haar vader was, net als haar opa, een meubelmaker. Rond 1918 werd Gerrit als ontwerper bekend door de beroemde Rietveldstoel, waarmee hij zich voegde bij de vooraanstaande kunstenaars van de Stijl. Bep was enorm gesteld op haar vader en bracht dan ook veel tijd door in zijn meubelmakerij. De band tussen vader en dochter werd verstoord toen hij een verhouding kreeg met Truus Schröder, met wie hij later het beroemde Rietveld Schröderhuis bouwde. Bep was boos en teleurgesteld in haar vader en voelde zich bovenal verlaten.
Ondanks haar boosheid erkende ze haar hele leven lang het talent van haar vader. Gerrit daarentegen had weinig belangstelling voor het schilderen van zijn oudste dochter. Hij benadrukte dat schilderkunst na Mondriaan niet meer relevant was. Ondanks de pessimistische houding van haar vader bleef Bep schilderen, en Charley Toorop werd haar mentor, wat duidelijk zichtbaar is in Bep’s werk. Tijdens een verhouding met de veel oudere minnaar van Charley werd Bep’s oudste zoon, Fonds, geboren. De relatie liep stuk, en Bep vertrok naar Nederlands-Indië om een nieuw leven op te bouwen met een oude bekende, Dennis Coolwijk, met wie ze trouwde en twee dochters kreeg: Vrouwkje en Elsie.
Gerrit Thomas Rietveld met zijn oudste kinderen Bep en Egbert, ± 1917
Nederlands-Indië
Bep’s artistieke karakter bleef tot uiting komen in Nederlands-Indië, waar ze als kunstenares aan de rand van de stad woonde, tussen de lokale bevolking. De meeste Nederlanders woonden in dure ‘witte’ wijken in de stad, maar Bep genoot van haar vrijheid, al moest ze wennen aan het Indische licht om goed te kunnen schilderen. Wat een mooi nieuw leven had moeten worden, veranderde toen de Tweede Wereldoorlog begon en het voor Europeanen en Indo-Europeanen steeds moeilijker werd. De beperkingen namen toe, en na een periode van onderduiken werd internering uiteindelijk ook het lot van Bep en haar drie kinderen.
Vanaf 1943 verbleef ze in drie verschillende kampen rond Batavia: Kota Paris, Kramat en Kampong Makassar. Kort voor de internering beviel Bep van een zoontje, dat tot haar grote verdriet na de geboorte overleed. Een moeilijke jeugd, een gebroken huwelijk, migratie naar de andere kant van de wereld, een overleden zoontje en internering in kampen met afschuwelijke omstandigheden. Het leven van Bep was niet makkelijk, maar ze hield zich te allen tijde sterk. Zoals haar vijfde dochter, Martine Eskes, haar omschrijft: “Mijn moeder kende de woorden ‘Ik zie het niet zitten’ niet.”
Kampportretten
Zoals schilderen Bep haar hele leven had geholpen, deed het dat ook tijdens haar internering in Indië. Het gaf haar een doel en steun in de onmenselijke omstandigheden van de kampen. Door middel van een meegesmokkelde doos met krijtjes en gevonden papier portretteerde zij mede-geïnterneerden, waaronder vooral kinderen. Bep schilderde ook kinderen die de kampen niet hadden overleefd, als laatste aandenken voor hun ouders. De kampportretten van Bep waren voor veel mensen hun belangrijkste bezit in het kamp. Ze ruilde de werken voor stukjes brood of stof, waarmee ze popjes maakte voor de kinderen. Door de mensen in het kamp te portretteren, gaf Bep hen hun identiteit en menselijkheid terug.
Sylvia van den Honert in kamp Kota Paris
Liesje Groeneveld in kamp Kota Paris
Dat Bep een voorvechter was, blijkt uit een anekdote in het boek Het Indische licht van Erika Prins, waarin Bep’s leven in Indië en haar kampportretten worden beschreven. De Japanners hadden een popje afgepakt van twee jonge meisjes in het kamp. Bep werd zo kwaad dat ze, met alle risico’s van dien, naar de Jap toe liep om te verzoeken het popje terug te geven. Uiteindelijk gaf de Jap het popje terug, en de meisjes beschouwden Bep als hun held. Bep was al haar hele leven gesteld op kinderen, en dit was in de kampen niet anders. Ze leidde de kinderen af tijdens het schilderen door liedjes te zingen. “Ik werd getekend door een vrouw die zo mooi kon zingen,” benoemt een van de geportretteerde mensen in het boek.
Als de Japanners erachter kwamen dat Bep aan het schilderen was, werd het portret direct vernietigd. Ze kon dan ook heel snel schetsen, waarbij vooral de ogen de aandacht kregen en het verhaal vertelden. Het portret dat Bep tekende van haar eigen zoon Fonds vertelt het verhaal van een jongetje van elf jaar oud, de dag voordat hij naar het mannenkamp werd overgeplaatst. Ze vertelde in een interview: “Vanaf hun tiende golden jongetjes voor de Jappen als man. Verschrikkelijk. Je wist niet of je hem ooit nog terug zou zien. Maar wat kon ik doen? Niets. Ja, ik tekende. Op alles wat los en vast zat. Op inpakpapier, als ik ‘t maar krijgen kon. Dat was mijn manier om erdoorheen te komen.” Ze rende schreeuwend achter de vrachtwagens aan, vol met jongetjes, terwijl de Japanners met bakstenen naar hen gooiden. Uiteindelijk overleefde Fonds de oorlog en vond hij, geheel op eigen kracht, zijn gezin weer terug.
Fons Seyler, 11 jaar, dag voor het transport naar het mannenkamp
Artistiek gezin
Bep, haar man Dennis en haar drie kinderen keerden na de oorlog terug naar Nederland. Bep’s huwelijk met Dennis Coolwijk hield echter geen stand, en bij aankomst in Nederland stond ze er helemaal alleen voor. De naoorlogse periode in Nederland was niet gemakkelijk, en er was nauwelijks aandacht voor de verhalen van de repatrianten uit Nederlands-Indië. Er was woningnood en Bep en haar kinderen sliepen op verschillende locaties. Uiteindelijk kregen ze via een door Bep geportretteerde vrouw een huisje in Amsterdam. Later trouwde ze opnieuw, met een oude bekende: Derk Eskes. Hij had de Duitse interneringskampen overleefd. Samen kregen ze drie dochters, Martine, Eva en Elisabeth.
Dochter Martine vertelt over haar jeugd, waarin ze opgroeide in een vrij gezin met zes kinderen, waar haar moeder alle kleertjes zelf maakte. “Ik weet niet anders dan dat mijn moeder schilderde,” vertelt ze. Het was een artistiek gezin, waar muziek werd gespeeld en er gesproken werd over kunst en literatuur. Het huis was gevuld met kleur, en de deur stond altijd open voor vrienden en familie. De huiskamer was Bep’s atelier, waarbij ze de geportretteerden vaak in de beroemde Rietveldstoel plaatste. De waardering voor haar werk kwam pas op latere leeftijd, en vooral na haar dood. Ze was dan ook niet uit op roem en schilderde vanuit innerlijke passie. De belangrijkste taak in haar leven vond zij dan ook het moederschap.
Bep in haar woonkamer/atelier, 1988
Waardigheid
Bep heeft in haar leven voor veel uitdagingen gestaan, maar hetgeen wat zij altijd is blijven doen, is schilderen. Met haar liefde voor schilderen heeft zij onbedoeld bijgedragen aan het vertellen van de geschiedenis van Nederlands-Indië. Een groot deel van haar werk uit Indië is helaas verloren gegaan en nooit meer teruggevonden. De afgelopen jaren zijn er door een oproep zo’n dertig kampportretten teruggevonden, met daarachter allemaal persoonlijke kampervaringen. Ervaringen waar veel vrouwen en kinderen, na hun komst in Nederland, over zwegen. Zo ook Bep, die met haar gezin nauwelijks sprak over de afschuwelijke gebeurtenissen in de kampen. Ze benaderde het verleden vanuit een positief standpunt en vertelde liever over de creatieve oplossingen die ze bedacht had voor de problemen waarmee ze te maken kreeg.
Nu, jaren later, zijn de kamptekeningen van Bep belangrijker dan ooit. In de onmenselijke omstandigheden van de kampen in Indië raakten persoonlijkheid en waardigheid al snel verloren. Bep’s werk heeft bijgedragen, en draagt nog steeds bij, aan het zichtbaar maken van de verhalen van de vrouwen en hun kinderen die daar hebben geleden. Zoals zij zelf geloofde in de woorden van Jan Greshoff: “De mens, wordende, maakt zich bovenmenselijk, zijnde, in het kunstwerk”, zo belichaamt juist zij, Elisabeth (Bep) Eskes-Rietveld, deze uitspraak. Haar werk laat zien dat creativiteit, zelfs in de zwaarste omstandigheden, een blijvende rol kan spelen.
Elisabeth (Bep) Eskes-Rietveld
Instagram post – @vprogids
Luister ook ⮕ Audiodocumentaire over Indisch zwijgenhttps://svjmedia.nl/specialisaties/16835/indisch-kampverleden-door-de-ogen-van-drie-generaties-vrouwen/: Portret