Hoe een late interesse in het Impressionisme nog steeds impact heeft op de Nederlandse kunstcollectie

Hoe een late interesse in het Impressionisme nog steeds impact heeft op de Nederlandse kunstcollectie

Foto: Laura Paredis (pexels)

Het impressionisme is één van de meest revolutionaire kunststromingen in de geschiedenis van de moderne kunst en viert dit jaar zijn 150ste verjaardag. Door de nieuwe manieren van schilderen, die tegen de traditionele regels ingingen, zorgde impressionisme voor een verschuiving in de kunstwereld. Het schilderij Impression, soleil levant van Claude Monet, zorgde voor veel ophef vanuit de academie en kunstcritici. Het impressionisme brak zich compleet los van de academische regels en naast de ophef kregen ze ook veel bijval van andere schilders. Ook in Nederland wilde ze er eerst niks over horen, maar toch is het ook hier, precies 150 jaar na de eerste impressionisten tentoonstelling, misschien wel dé meest geliefde kunststroming.

 

Bij het ontstaan van het Impressionisme in Frankrijk in 1874, kon Nederland niet anders dan van een afstandje meekijken. Aan de hand van gemaakte schetsen van impressionistische schilderijen, werd er wel een beeld geschetst, maar echt een duidelijk beeld van de nieuwe stroming was er niet. Ook de ophef van de impressionistische beweging kregen ze via de kranten mee, maar de nieuwsberichten hierover waren vaak niet geschreven door kunstspecialisten. Een voorbeeld rondom de onduidelijkheid van de gehele beweging en wat voor kunst ze maken is Vincent van Gogh, die uiteindelijk een bekende naam is geworden onder het impressionisme. Hij kreeg van zijn broer, Theo van Gogh uitleg over hoe deze kunstwerken in elkaar zaten, maar kon er met zijn hoofd niet bij hoe het precies in elkaar zat en werkte. Totdat hij met eigen ogen de schilderijen zag en het kwartje viel.

Impressionisme in Nederland

De eerste keer dat Nederland te maken kreeg met de term ‘impressionisme’ was in 1875 na een vertaalde recensie van de Franse kunstcriticus Henry Harvard. Net als eigenlijk al zijn collega’s was hij zeer negatief over de kunstwerken. Het jaar daarop schreef de Nederlandse criticus Marcellus Emants een negatieve recensie over de tweede tentoonstelling van de impressionisten, en was op zijn beurt ook niet te spreken over de kunst. Uit zijn recensie was wel op te maken dat hij daadwerkelijk naar de tentoonstelling was geweest, in tegenstelling tot vele andere recensies in de Nederlandse kranten. Hoewel de harde woorden over het impressionisme niet verdwenen, was er volgens Kisters & De Carvalho vanaf 1880 wel een kleine verschuiving in de waardering van de kunst. In Nederland werd er bijvoorbeeld een verassend subtiel verslag gepubliceerd over de (zesde) impressionisme tentoonstelling waarin ook vermeld werd dat er mogelijkheden zijn voor de toekomst.

Terwijl kunstliefhebbers in Frankrijk al vanaf het begin impressionistische kunst konden bekijken, kwam die kans in Nederland pas bijna tien jaar later. Pas in 1883 werd de eerste impressionistische kunst tentoongesteld in de, door Jos de Kuyper opgerichte, kunstclub in Rotterdam. Hij had een ruime kunstverzameling opgebouwd samen met zijn broers en had via de Franse kunsthandelaar Paul Durand-Ruel, de eerste impressionistische kunst in handen gekregen. Hiermee had de Kuyper ook een primeur in handen want, buiten Frankrijk om, waren er nog weinig landen met de Franse kunst. Hij maakte met Durand-Ruel de afspraak om zo veel mogelijk impressionistische kunst door te verkopen. Of dat ook is gelukt, is onbekend.

Paul Durand-Ruel was lange tijd de enige impressionistische kunsthandelaar totdat Theo van Gogh in de jaren 1880 ook op de markt verscheen. Hij streef ernaar om voor het firma Boussod Valadon & Cie, waar hij voor werkte, de allernieuwste moderne kunst binnen te hengelen. Vanuit Parijs stuurde hij verschillende werken, van onder andere Monet, naar het Haagse filiaal.

Je moest leren kijken naar de impressionistische kunst om het te snappen en Theo van Gogh bleek heel goed te zijn in het overbrengen van die bijzondere manier van kijken. Zo wist hij ook zijn vriend Andries Bonger te beïnvloeden, die later meerdere schilderijen van Cézanne wist te bemachtigen, toen nog voor een relatief lage prijs. Na zijn overlijden verkocht zijn vrouw het schilderij De weg naar het meer aan het Kröller-Müller museum. Dat was volgens Kisters & De Carvalho het eerste schilderij van Cézanne wat publiekelijk in Nederland werd tentoongesteld.

Impressionisme en de Nederlandse kunsthandel

Ondanks de ambitieuze pogingen van onder andere Jos de Kuyper en Theo van Gogh bleef het impressionisme uit in Nederland. Het Nederlandse publiek had ik 1900 nog steeds geen idee wat de kunststroming nou eigenlijk inhield. De interesse vanuit de kunsthandel in impressionistische kunst, en andere moderne kunstwerken, begon langzamerhand wel toe te nemen in de beginjaren van 1900. Verschillende firma’s zorgde ervoor dat impressionistische kunst naar Nederland kwam en via daar sloegen particulieren verzamelaars hun slag.

In de jaren 1920 nam de interesse in het impressionisme dan eindelijk echt toe. Er werden verschillende tentoonstelling opgezet met impressionistische kunst van onder andere Cézanne, Monet, Pissaro. Dat is ook het moment dat men zich realiseert dat Nederland de boot heeft gemist.

Musea in Nederland kwamen pas in de twintigste eeuw met een verzamelbeleid die ook gericht was op moderne kunst. Helaas was het impressionisme toen al een historische kunststroming waardoor de kunstwerken enorm in waarde waren toegenomen. De bedragen waren te hoog voor Nederlandse musea om de grote werken van het impressionisme in te slaan (Kisters & De Carvalho, 2024).

Impressionistische kunst in de Nederlandse collectie

Langzamerhand kwamen er steeds meer impressionistische werken in de handen van Nederlandse musea. Zo kreeg het Rijksmuseum meerdere werken van Monet in handen door schenkingen. Zelf probeerde ze internationaal ook moderne kunst verzamelen. Zo probeerde ze de moderne kunstcollectie, inclusief impressionistische werken, van Cornelis Hoogendijk te verwerven. Volgens Kisters & De Carvalho werd daar helaas een stokje voor gestoken toen zijn familie, die de kunstwerken hadden geërfd, besloot om de collectie te veilen. Er werd nog geprobeerd om zestien werken van Vincent van Gogh en tientallen van Cézanne, in Nederland te houden maar tevergeefs. Deze werken verdwenen naar het buitenland.

In het algemeen verdwenen veel impressionistische kunstwerken naar het buitenland. Volgens kunsthistoricus Joke de Wolf verdween veel kunst naar landen zoals Frankrijk en de verenigde Staten omdat zij simpelweg een groter budget hadden. Veel werken van bijvoorbeeld Renoir werden gekocht door Amerikanen.

Ook het Kröller-Müller museum heeft meerdere impressionistische werken in handen (gehad). Terwijl Helene Kröller-Müller niet het doel had om specifiek impressionistische kunst te verzamelen, zag ze impressionistische kunst wel als een verplicht onderdeel in haar collectie. Ze stelde een collectie samen van moderne kunst en de ontwikkeling daarvan, en daar mocht impressionistische kunst natuurlijk niet bij ontbreken. Zo had ze werken van Monet en Renoir in haar collectie en na het oprichten van het Kröller-Müller museum, werd ook werk van Cézanne aan deze collectie toegevoegd.

Geld weerhoudt Nederlandse musea van uitbreiden impressionistische collectie

Toen in Nederland het Van Gogh Museum werd opgericht, aan de hand van de familieverzameling, waren er verschillende werken te zien van Vincent van Gogh en andere Franse kunstenaars, maar impressionistische werken ontbraken. Simpelweg omdat het budget er op dat moment er niet voor was. Door de jaren heen wist het museum toch impressionistische kunst in hun handen te krijgen en door de oplopende bezoekersaantallen, en inkomens, konden ze jaarlijks impressionistische kopstukken bemachtigen. Het Van Gogh Museum heeft op het gebied van impressionistische kunst dus een enorme inhaalslag kunnen maken.

Dat Nederlandse musea niet kunnen inhaken op de populariteit van het impressionisme (toen en nu) kwam door een te klein budget. Dit te kleine budget komt deels door de te lage subsidies die musea krijgen van de overheid. Hoewel grote musea zoals het Rijksmuseum en het Van Gogh Museum meer subsidie krijgen dan andere kleinere en regionale musea, moeten zij ook meer kosten betalen rondom beheer en beveiliging. Ze krijgen dan wel miljoenen bezoekers, maar deze opbrengst én de subsidies zijn niet genoeg om het museum te onderhouden én grote aankopen te doen. Daarnaast speelt inflatie ook een grote rol. In een interview met Trouw vertelde Vera Carasso, directeur van de Museumvereniging en Stichting Museumkaart, dat ze ook al merken dat musea anticiperen met minder (kostbare) tentoonstellingen: “Ze hebben al veel bezuinigd op personeel en andere uitgaven. Op een gegeven moment houdt dat op.”

Dat deze subsidies zo laag zijn en dat kunst geen grote prioriteit heeft bij de overheid, kan volgens kunstadviseur Rijksoverheid Corine Molenaar, die kunstadviseur is bij het ministerie van Binnenlandse Zaken, komen omdat kunst lang werd gezien als iets ‘links’. Nederland is altijd al een protestants land geweest, en hoewel het juist de rechtse rijke mensen waren die kunst in hun huis hadden hangen, werd kunst gezien als iets progressiefs en links, en werd het dus niet altijd serieus genomen. Dat er te simpel wordt gedacht over de kunstwereld, blijkt ook nadat het huidige kabinet wilde dat de kunstsector minder afhankelijk zou worden van overheidssubsidies en dat deze worden verminderd, terwijl die juist noodzakelijk is voor alleen al het bestaan van musea.

Ook binnen de Rijksoverheid zelf is het budget voor kunst laag. Hoewel de Kunstadviseurs uit een grote collectie hedendaagse kunst kunnen kiezen, is het aanschaffen van nieuwe werken financieel gezien een stuk lastiger. De kunstwerken in de collectie en die ze aanschaffen zijn werken van Nederlandse bodem en vaak ook van kleinere kunstenaars of (afgestudeerde) studenten. Bij veel van deze werken ziet Corine een spoor van het impressionisme. Hoewel ze niet durft te zeggen of deze kunstenaars echt inspiratie hebben gehaald uit het impressionisme associeert ze het wel daarmee omdat ze ziet dat deze kunstenaars eerder de beleving en de ervaring bij bijvoorbeeld een landschap willen laten overbrengen dan het landschap heel letterlijk schilderen. En dat zijn wel de kenmerken van het impressionisme.

Het impressionisme was bij geen enkel Nederlands museum een prioriteit en terwijl musea stukje bij beetje impressionistische kunstwerken begonnen te verzamelen, waren de (rijke) particulieren verzamelaars een stuk minder terughoudend. Als de mogelijkheid er was, pakte zij snel hun kans. Het is dan ook geen verassing dat de meeste impressionistische schilderijen in Nederland afkomstig zijn van verzamelaars.

Het is bijna honderd jaar geleden sinds er in Nederland het besef kwam dat er een grote kans is gemist en dat ze te laat op de impressionistische trein zijn gestapt. In 1926 deed dan ook een criticus van de Maasbode de uitspraak dat het een utopie is om te denken dat er ooit nog werken van kunstenaars zoals Monet en Degas kunnen worden verworven voor de Nederlandse collecties. Desondanks hebben Nederlandse musea nog wel veel impressionistische kunstwerken kunnen binnenhalen. Misschien zou de Nederlandse impressionisme collectie anders zijn als Nederland er wél vroeg bij was, maar ook dan zou het lage budget in de weg zitten.

Verantwoording

Veel informatie uit dit verhaal is afkomstig uit het door Kisters & De Carvalho geschreven boek ‘150 jaar impressionisme, het licht breekt door in Nederland’. Met de verwijzing naar de auteurs wordt dan ook het boek bedoeld.

Explainer Impressionisme

Het impressionisme is uitgegroeid tot een van de meest geliefde kunststromingen in de moderne kunst. Maar wat is het impressionisme en hoe herken je het? In de onderstaande explainer leer je alles over de kunststroming en waarom het zo revolutionair was én voor ophef zorgde

Over de auteur

Maryse van den Ham

Maryse van den Ham is in 2003 geboren in Utrecht en woont sinds 2014 in Leersum. Als kind vond ze het al leuk om teksten voor anderen te schrijven. Het liefst schrijft ze fictie verhalen, maar sinds Maryse de mbo-opleiding Media en Communicatie is gaan doen, vindt ze het ook leuk om informatieve teksten te schrijven. Een opdracht voor NU.nl heeft haar gemotiveerd om journalistiek te gaan studeren op de Hogeschool in Utrecht. Maryse probeert zich zoveel mogelijk te verdiepen in onderwerpen, wil mensen informeren met haar teksten en meningen bij andere opwekken.