Wanneer je op zoek gaat in archieven om je familiegeschiedenis te achterhalen hoop je eigenlijk op een goed en interessant verhaal. Eddy Vos wist dat zijn familie was verhuisd van Amsterdam naar Vlissingen en daarna naar Utrecht en hij wilde weten waarom. Hij nam contact op met zijn oom over hun familiegeschiedenis, maar die wilde er niet over praten: “Helaas kom je nu in de tijd die voor mij al jaren is afgesloten, het boek is dicht, en gaat nooit meer open wat mij betreft.”
Eddy en zijn zus waren bezig met het maken van de familiestamboom en dat riep vragen op. Ze wilden meer weten over de verhuizingen. De reactie van hun oom, de jongste broer van hun vader, die volgde op de mail shockeerde Eddy en zijn zus enorm, hun oom wilde er niet over praten: “In de periode ’40 – ’45 en ook nog daarna stond een deel van de familie aan de verkeerde kant van de doellijn.”
Boete of gevangenis
Eddy’s opa, Geerlof, woonde in Amsterdam en verhuisde naar Vlissingen voor werk. Daar heeft Geerlof zijn vrouw ontmoet, Elizabeth, en zijn ze in 1920 getrouwd. Een jaar later werd Eddy’s vader, Henk, geboren en er volgden nog drie broers. Geerlof en Elizabeth hadden een boekenwinkel in Vlissingen, aan het Bellamypark.
De zon beschijnt het plein en er is geluid van de pratende mensen op de terrassen. Op het plein staan enkele bomen die schaduw geven. Boven de winkel zijn woningen en de etalageramen zien er oud en verwaarloosd uit. Via het archief van Gemeente Vlissingen kwam Eddy erachter dat zijn opa Geerlof een antisemitisch blad in de etalage had gelegd in 1939. “De Misthoorn was de naam van het blad. Hij moest of 100 gulden betalen als boete, of twee maanden de gevangenis in.”
In 2024 heeft Eddy Bellamypark bezocht samen met zijn ex-vrouw Cora. “We wilden de plek zien. Eigenlijk wil je weten waarom zij dachten dat de NSB een goede keuze was.” Eddy herinnert zijn vader als een hardwerkende man, hij werkte jaren in de verzekeringswereld. “Hij was altijd bezig met iets; klussen in het huis in Oostkapelle met zijn broers, uitstapjes naar Vlissingen en filmpjes en foto’s maken van onze kampeervakanties in Frankrijk.” Alle foto’s en video kijkt Eddy nu wel anders naar, het wekt veel vragen op. Cora had ook veel vragen toen ze de verlaten boekenwinkel in Vlissingen zag: “Met een beetje verbeelding kan je de boeken nog in de winkel zien liggen en Geerlof achter de toonbank zien staan. Bij de winkel staan maakt me nieuwsgierig naar hun leven, maar ook een beetje bang. Ik had hem dan wel de vragen willen stellen van wie hij is en wat hem drijft.’
Eddy vond in het gemeentelijke archief dat er meer papieren en documentatie in het archief in Den Haag zouden liggen. Daar is hij toen met zijn zus naar toegegaan.
Zoeken in het Nationaal Archief
Nadat Eddy toestemming kreeg om het archief in te mogen is hij weer op pad gegaan met zijn zus. Daar troffen ze meer documentatie aan over hun familie dan verwacht: “Je vraagt je wel direct af ‘Wat is hier gebeurd?’. Met het bewijs dat mijn vader heeft vast gezeten en wat ik online kon vinden, bleek al snel dat het inderdaad om een NSB-lidmaatschap ging.” Dat gaf een schok. Nadat ze uit het Nationaal Archief kwamen zijn ze naar het strand te gegaan om te laten bezinken wat ze hadden gevonden.
Eddy heeft geen moment getwijfeld om de informatie die hij en zijn zus vonden niet te communiceren met zijn broer en andere zus. De één interesseerde het niet en leek het van zich af te willen schudden, de ander was wel aangedaan en had het er moeilijk mee. Ook Eddy’s zus vond het moeilijk, waardoor zij de focus besloot te leggen op de plaatsen waar haar grootouders hadden gewoond en minder op het NSB-verleden.
Eddy wilde graag verder zoeken, om te proberen te begrijpen welke keuzes zijn grootouders toentertijd hebben gemaakt. “Ik heb nooit overwogen om het niet verder uit te zoeken. Dan blijf je namelijk met vragen zitten.” Bij die verdere zoektocht raakte Cora betrokken. Ze besloten op Bevrijdingsdag een bezoek te brengen aan de straat waar Eddy’s grootouders, met de vier kinderen, hadden gewoond in Utrecht.
Nooit gepraat
“In Utrecht, net zoals we later in Vlissingen de boekenwinkel bezochten, wilden we naar de straat toe gaan en het huis zien. Om een beeld te krijgen van waar zij hebben gewoond,” vertelt Cora. Ze haalt foto’s tevoorschijn op haar computer en telefoon van de rouwkaart van Eddy’s oma, Elizabeth. Zij is overleden in 1969 en op de rouwkaart stond als adres de Frederik Hendrikstraat in Utrecht. “Alleen in het Nationaal Archief stond dus dat zij op een ander nummer in diezelfde straat hebben gewoond. Zij hebben er dus in de oorlog gewoond, maar veel later na de oorlog nog een periode in deze straat gewoond,” vertelt Cora met een verbazing in haar stem.
De boekenwinkel in Vlissingen van Geerlof is failliet gegaan tijdens de oorlog en door bombardementen is hij, met zijn familie, door de NSB-evacuatiedienst verhuisd naar het huis aan de Frederik Hendrikstraat, Utrecht. Daar heeft de familie van juni tot september gewoond. In de archieven stond: “Toen kwam Dolle Dinsdag en ben ik uitgeweken met mijn gezin naar Duitsland.” Geerlof en Elizabeth verbleven in Esperde, Duitsland tijdens de winter van ’44 – ’45.
“We stonden daar in die straat en hadden eigenlijk alleen maar vragen. Het is een prachtige straat en een mooi huis en we vroegen ons vooral af hoe zij dit huis kregen? Wie heeft dat geregeld voor ze? Maar ook wie waren de oorspronkelijke bewoners?” Via de organisatie ‘Joods Monument’ vonden Eddy en Cora uit dat er inderdaad een familie woonde voordat Eddy’s grootouders er kwamen wonen, een Joodse familie.
Voor hen begonnen zo de puzzelstukjes wel in elkaar te vallen; het NSB-lidmaatschap, dat de familie door de NSB dit huis heeft gekregen en dat ze na de oorlog allemaal hebben vastgezeten. Doordat er na de oorlog niet over werd gepraat heeft Eddy het gevoel dat hij zijn vader niet echt kende: “Ik heb wel gedacht van, pap je bent niet eerlijk tegen mij geweest. Ik vind wel dat hij er over had moeten praten.”
Familie De Leeuw-Meijer
Cora heeft voornamelijk het archiefwerk gedaan om uit te vinden wie de Joodse familie was die in het huis aan Frederik Hendrikstraat woonde. Siemon de Leeuw, Pauline Meier en hun zoon Herman de Leeuw woonden in het huis.
Pauline is geboren in Düren, een dorpje niet ver van Keulen, in Duitsland. Siemon is geboren in Winschoten, in de buurt van Groningen. In 1905 zijn Pauline en Siemon getrouwd met elkaar in Düren. “Er is veel feitelijke informatie te vinden, maar hoe ze elkaar ontmoet hebben en waar dat was weten we niet. Ik wist wel dat Siemon, net zoals zijn vader, een veehandelaar was.” En in Düren was een markt voor landbouwvoertuigen, ze vermoedt dat Siemon en Pauline elkaar hebben ontmoet in de synagoge in het dorp.
Een paar jaar later zijn ze verhuisd naar Groningen, want samen hebben ze drie kinderen gekregen waarvan de geboortes zijn te vinden in het Groningse gemeentearchief. “Samen kregen ze Frits in 1906, Helena kwam een jaar later en Herman kwam in 1912. Maar het schrijnende is dat Frits en Helena allebei jong zijn overleden.” Herman is als enige met zijn ouders overgebleven en tien jaar later brak de oorlog uit. Pauline was 64 jaar toen Duitsland Nederland binnen viel en op 13 juli 1942 overleed ze. Ze is begraven op de Joodse begraafplaats in Utrecht aan het Zandpad. Haar zoon Herman trouwde met Suze Fonteijn op 18 november 1942. Siemon, Herman en Suze zijn uiteindelijk weggevoerd en vermoord in vernietigingskamp Sobibor.
“Heel veel weet je niet over Siemon, Pauline en hun kinderen. Je kan eigenlijk alleen maar interpreteren hoe zij zich hebben gevoeld, want je hebt alleen de chronologische tijdlijn van hun leven.” Het overlijden van twee kinderen is al super ingrijpend en daarna volgde een verwoestende oorlog voor de Joode gemeenschap. In de familie van Pauline en Siemon hebben Cora en Eddy geen nabestaanden kunnen ontdekken.
Suze en Kitty Fonteijn
In de familie van hun schoondochter, Suze, hebben een zus en een broer de oorlog overleefd. Kitty, de jongere zus, is getrouwd met Donald Zilversmit en verhuisd naar Amerika. Daar heeft Kitty een boek geschreven over haar leven, haar familie en haar huwelijk met Donald.
In het boek beschrijft Kitty haar dagelijkse leven, ze hield enorm veel van piano spelen: “I spent a great deal of my time at the piano and played continuously. In the process, I developed the bad habit of using the soft pedal to mute the sounds, out of fear that I would be chased away from the piano by one of my brothers or even by my sister, Susan[1].” Dat soort anekdotes over het dagelijkse leven en wat iemand dacht of voelde kan je niet invullen met alleen archiefwerk.
Kitty vertelt in detail hoe haar leven verloopt en haar relatie met Don. Don, en zijn ouders, verhuisden in 1939 naar Amerika nadat Don’s oom en tante waarschuwden voor de snel veranderende politieke situatie in Europa. In februari 1940 krijgt Kitty een brief van Donald waarin hij waarschuwt voor de politieke situatie in Europa, hij zegt dat ze haar immigratiepapieren op orde moet krijgen om naar Amerika te komen. Dat doet ze niet, omdat haar vader het overdreven vindt.
Op 10 mei 1940 beschrijft Kitty hoe de Duitsers Nederland binnenvallen, koningin Wilhelmina vlucht en Nederland capituleert. Kitty en Susan besluiten naar de noodopvang van het Rode Kruis in Utrecht te gaan en te vragen of ze iets kunnen doen. Daar worden ze weggestuurd: “After that we just sat in our living room, looking at one another, wondering what to do next. A terrible cloud of gloom began to settle over our home. Mother seemed to have stopped functioning altogether. She just sat in her chair hour after hour, staring into space, her face drawn and pale. Father and the three boys busied themselves with chores around the house.”
Kitty schrijft tijdens de oorlog de hele tijd aan Don. Zij zit ondergedoken in een verpleeghuis Vredeveld in Amstelveen. Don zit in Amerika voor zijn studie aan Berkley University, maar in 1942 besluit hij zich aan te sluiten bij de Prinses Irene Brigrade: “Shortly after Pearl Harbor was attacked, I called the army recruiting office in San Francisco to find out whether [my friend] Bert and I could join the American forces. We were refused because we were not American citizens and were referred to the Princess Irene Brigade in Canada.”
Don en Kitty zien elkaar uiteindelijk weer op Vredeveld na de bevrijding. Samen verhuizen ze naar Amerika en daar krijgen ze samen drie dochters.
Voor Cora en Eddy is de volgende stap op 4 mei naar het graf van Pauline gaan in Utrecht, om een steentje op het graf te leggen. Voor de Joodse gemeenschap is dat een teken dat iemand hen heeft herdacht. En ze willen contact proberen te krijgen met nabestaanden, om een zogenaamde ‘Stolperstein’ te laten leggen voor het huis, voor Pauline, Siemon en Herman. “In het uitzoeken en vertellen van dit verhaal zijn we ons wel heel verbonden gaan voelen met deze familie. Ik zou het heel eervol vinden om zo’n struikelsteen voor het huis te kunnen leggen, en als daar een nabestaande misschien bij kan zijn? Bij die gedachte krijg ik al kippenvel.”
[1] Suze is in het boek vertaald naar het Amerikaanse ‘Susan’.