Van een koude naar een oververhitte nacht

Van een koude naar een oververhitte nacht

Manou Kerkvliet groeit op in het kleine dorpje Stompwijk. Alles voelt er vertrouwd: de lage huizen, de geur van gras en de kinderen die op straat spelen. Tussen de weilanden met paarden en koeien lijkt het leven eenvoudig en veilig. Ze is een meisje van dertien en op deze koude zondag in februari lijkt alles nog zoals altijd, tot dat ene moment waarop alles verandert.

De zon komt langzaam op achter de huizen aan de overkant. Het licht valt door de ramen op de ontbijttafel en Manou leunt tegen het aanrecht. Haar moeder staat bij het raam met een pen in haar hand. Slagroomtaart en extra kaarsen. “Voor vanavond,” zegt ze, nog steeds schrijvend. Het is de verjaardag van haar vader. Manou trekt haar jas aan, de rits blijft even hangen maar ze krijgt hem dicht. Ze slaat haar sjaal om en pakt haar tas van de stoel. “Tot straks!” roept ze al richting de deur. De kou grijpt haar zodra ze buiten stapt. Achter haar valt de deur dicht.

De avond

Het is 3 februari 2019. Wanneer Manou de voordeur openduwt, komt de warmte haar tegemoet. In de woonkamer zit haar vader met een mok thee in zijn hand. Zijn wangen zijn rood van de hitte van de gashaard. Buiten raast de wind door de bomen. Iejoor ligt opgerold op het kleed bij de kachel. Manou kriebelt hem achter zijn oor. Hij spint luid. Op tafel liggen wat kruimels met een half opgegeten slagroomtaart in het midden. Haar moeder Karin veegt ze van het tafelkleed.

Later die avond dooft het vuur langzaam uit. De nep-houtblokken gloeien zacht oranje. “Welterusten,” zegt Manou, terwijl ze langs haar ouders loopt. Boven in haar kamer is het stil. Op de muur hangen foto’s van haar en haar vriendinnen van handbal, ze hebben lachend hun armen om elkaar heen. Ze maakt zich tot een bolletje en kruipt diep onder haar deken. Ze hoort nog wat stemmen beneden, haar vaders lach en het schuiven van een stoel. Dan wordt het stil. De wind fluit langs het huis. Manou schrikt wakker door een schreeuw:
“Adrie! Help!”

Manou zit rechtop in haar bed. Haar hart klopt in haar keel en ze krijgt een benauwd gevoel door haar lichaam. Ze ruikt een branderige geur en rent naar de overloop, haar voeten voelen koud op het laminaat. Onderaan de trap ziet ze rook. “Wat gebeurt er?” roept ze, haar stem trilt. Haar vader trekt de deur open. “Nu naar buiten!” Ze rent richting de trap, maar dan schiet er iets door haar heen: Kyra. Ze is nog boven. Manou draait zich om en rent terug naar de zolder. “Kyra, wakker worden!” roept ze, terwijl ze aan haar schouder schudt. Pas als Kyra beweegt, rennen ze samen naar beneden.
De kou slaat tegen haar gezicht en ze rent in haar pyjama de kou in. De lucht van de winter komt hard aan met het contrast van de hitte in huis. Buiten staan ze met z’n vieren in hun nachtkleding, rillend van de kou en schrik.

Maar dan merkt Manou dat er iets ontbreekt. “Iejoor… waar is Iejoor?” fluistert ze. Het huis vult zich met zwarte rook, en de straat vult zich langzaam vol buurtbewoners. Ze hoort een flitsgeluid en ziet de camera’s van de pers. Manou kijkt er verbaasd naar. “Waar is de brandweer?” roept haar moeder. Pas later hoort Manou een sirene en ziet ze blauw licht in de verte. Hoezo deden ze er zo lang over, denkt Manou.

De brandweermannen stormen naar binnen. Door het gesis van water heen hoort ze korte bevelen en geroep. Ze knijpt haar handen samen tot haar nagels pijn doen.
Dan verschijnt een man in een zwart masker in de deuropening. Zijn schouders hangen. Hij trekt het masker af en ademt zwaar. “We hebben hem gevonden,” zegt hij. Zijn stem klinkt dof. “Op je bed.”

De brandweer geeft de kat aan Manou. Hij voelt zacht aan en het lijkt alsof hij in een diepe slaap is. Even later komt ook de dierenambulance, met zuurstof en reanimatie voor de kat, maar het helpt niet meer. De straat is muisstil, op het gekraak van haar eigen stappen na. Manou loopt met het gezin naar haar bonusmama, Monique. Ze drukt op de bel. De deur gaat open. Monique kijkt eerst naar het gezicht van Manou, en dan naar haar armen. “Let jij op Iejoor?” snikt Manou. Haar stem trilt. “Tuurlijk, lieverd,” zegt ze zacht. “Kom maar.”

Die nacht rijden ze naar een hotel. Manou loopt naar binnen en alles glanst en ziet er schoon en nieuw uit. Er komt een beschamend gevoel naar boven. Ze stapt met haar vieze pyjama in bed en probeert te slapen.
Bij het ontbijt kijkt ze rond. Alles stinkt nog naar rook, hun haren, kleding en spullen. Ze voelt zich een dier in de dierentuin door hoe de mensen haar aanstaren. Ze trekt de mouwen van haar pyjama over haar handen en schuift iets naar achteren op haar stoel. Ze voelt zich klein, onzeker en vreemd. Wat nu? Denkt ze.

Na het ontbijt rijden ze terug, voor het huis van de buren staat een busje van slachtofferhulp. Een vrouw met een map noteert iets, kijkt nog eens op haar lijst en loopt verder. Manou voelt zich vergeten. Haar vader wordt continu gebeld door de verzekeringen en haar moeder praat met de buurvrouw. Manou staat stil en kijkt naar het huis dat ze zo goed kende. Alle herinneringen, foto’s en speelgoed zijn weg. De brandweer legt uit dat ze niks mogen aanraken of meenemen vanwege de giftige stoffen die erop zitten.

De weken erna

Alles hierna voelt als een waas. De wereld staat op z’n kop voor Manou en alles voelt onrustig. Buren lopen af en aan met dekens, handdoeken en eten. Manou slaapt elke avond bij een andere vriendin en haar zus slaapt bij haar vriend. Haar ouders vinden onderdak op een boerderij buiten het dorp. Iedereen heeft zijn eigen plek, maar voor Manou voelt het alsof ze allemaal uit elkaar zijn gehaald. Juist nu wil ze samenzijn met haar familie.

Na een paar weken mag het gezin in een leegstaand huis van kennissen. Het ruikt stoffig en muf. Manou stapt voorzichtig over losse planken. Dorpsgenoten helpen opnieuw en brengen meubels en servies naar binnen. Binnen één weekend staat het vol. Ze wonen weer in een echt huis maar voor Manou voelt het gek. Zestrijkt met haar hand langs een muur, haar vingers glijden over een tafel. Alles voelt onbekend en grauw, en ze mist vooral haar kat Iejoor. Hoe angstig moet hij zich wel niet gevoeld hebben denkt Manou, had ik hem maar nog kunnen redden.
Op school draagt ze kleren van buurtgenoten. Ze probeert door te gaan en haar leven weer op te pakken. Handbal, vrienden en school.

Weer terug

Elf maanden later loopt Manou weer door haar eigen oude huis. Witte muren, nieuwe tegels en andere meubels. “Het moet fijn voelen om weer terug te zijn” zeggen klasgenoten tegen haar. Het is wel haar oude huis maar voor Manou voelt niks hetzelfde. Alles is anders en het voelt leeg en kil, vooral in haar bedje waar ze met haar kat Iejoor nachten doorbracht samen.
Aan tafel praten ze enthousiast over de kleuren van de muren en welke lampen ze het beste kunnen kiezen. Manou sluit zich een beetje af voor dit gesprek, ze wil wel meedenken maar ze kan het niet. Het dringt niet tot haar door. Ze merkt dat haar familie hier al wel klaar voor is en dat haar zus het opnieuw inrichten van het huis juist leuk vindt om te doen. Voor haar ouders en zus voelt het als een nieuw begin. Voor Manou niet

; in die eerste weken daarna wilde ze juist liever alleen zijn, niet per se samen met haar familie. Was alles maar weer zoals vroeger, denkt Manou. Maar dat gaat niet…

Het komt goed, en zo niet dan toch

De brand heeft Manou veranderd. Ze leert dat spullen vervangbaar zijn maar herinneringen niet. Waar ze vroeger veel waarde aan hechtte, hecht ze nu vooral aan wat ze meemaakt. Ze maakt foto’s, schrijft in reisdagboeken en bewaart kleine notities.

Achteraf denkt ze dat ze meer had moeten zeggen wat ze voelt. Misschien had dat hen dichter bij elkaar gebracht. Jaren later praat ze nog steeds met vriendinnen over die avond, en gaat ze naar een psycholoog. Thuis stoppen ze het weg en praten er nauwelijks over. Dat voelt heel pijnlijk voor Manou, als verraad bijna. Ze glimlacht naar haar hond Zola, die ze altijd al had willen hebben en herkent iets van haar kat Iejoor in haar.

Inmiddels heeft ze er mee leren leven en woont ze op zichzelf in Utrecht.  Daar heeft ze heeft een motto van haar beste vriendin Floor geleerd die altijd is blijven hangen: “Het komt goed, en zo niet dan toch.” Dat helpt Manou verder, want het komt niet altijd goed, maar uiteindelijk red je het wel.

Over de auteur

Yula Bello

Ik ben Yula Bello en ben derdejaars student aan de School voor Journalistiek in Utrecht. Ik ben 20 jaar oud en kom uit Amsterdam. Ik ben nieuwsgierig en leergierig. Mijn interesses liggen vooral bij radio, filmen en presenteren. Ik zou in de toekomst ook graag iets met film doen. Ik heb voor deze studie gekozen omdat ik veel met het nieuws bezig ben en graag creatief te werk ga.