Victor overleeft ernstig ongeluk: “Ik ben blij dat ik niet ben geëindigd als kastplantje”

Victor overleeft ernstig ongeluk: “Ik ben blij dat ik niet ben geëindigd als kastplantje”

Het is 14 augustus 2023, een warme zomerdag. De hitte hangt als een warme deken over Amsterdam. De lucht was stil, het water van de Amstel glinsterde en het geluid van fietsbanden over het asfalt, mengde zich met het gezoem van insecten. Twee vrienden, Victor en Olof, fietsen lachend en nietsvermoedend langs het water. Het was een dag waarop niks fout leek te kunnen gaan. Maar in een fractie van een seconde veranderde alles.

Victor heeft een zware week achter de rug in verband met het overlijden van zijn oma. Om de verdrietige gedachten even aan de kant te schuiven, ging hij de avond ervoor naar een feestje. De dag na het feest begint met een kleine kater, maar ziet eruit alsof het een doodgewone dag gaat worden. Wat Victor dan nog niet weet, is dat er iets ergs gaat gebeuren die dag. Victor spreekt samen met zijn vriend Olof af om een dagje in Amsterdam-centrum door te brengen. “Na zo’n week is het fijn om iets normaals te doen en er even uit te gaan.”

Dagje Amsterdam

De twee fietsen die middag richting de stad: Olof op zijn elektrische fiets en Victor op zijn gewone fiets. Eenmaal in Amsterdam aangekomen parkeren ze de fietsen en lopen half slenterend op hun gemak naar hun favoriete broodjeszaak in de Van Woustraat in Amsterdam. “Ik kan wel een bakkie gebruiken,” zegt Victor tegen Olof. “Ik heb honger als een paard,” reageert Olof terug. Aangekomen in de broodjeszaak ruiken ze versgebakken brood. De zaak staat vol mensen en het is rumoerig. De jongens wachten tot de rij mensen voor hen langzaam slinkt en bestellen beiden een broodje pastrami en een koffie to go.

Met broodje en koffie lopen ze de deur uit en gaan in de lome hitte op een bankje aan de gracht zitten. Onder het genot van hun broodje en koffie kijken de mannen hoe het ene bootje na het andere voorbijvaart, horen ze hoe de ene scooter na de andere voorbij raast en praten ze over koetjes en kalfjes. Het is een middag die voorbijvliegt. De broodjes en koffie zijn op en Victor kijkt op zijn telefoon. “Half vijf al,” zegt hij tegen Olof. “We moeten gaan, opa wacht,” vervolgt hij. De opa van Victor wacht in Ouderkerk aan de Amstel op zijn komst. “Ik had beloofd om te koken en samen te gaan eten. Opa is van de oude stempel, dus zes uur is zes uur.”

Opa wacht

De mannen besluiten rustig terug te lopen naar hun fietsen. Ze stappen op en zetten koers richting Ouderkerk aan de Amstel. Langs de Amstel is het nog altijd zomer. De zon brandt op hun nekken. Roeiers trekken strepen door het water en ergens blaft een groepje honden naar elkaar. De sfeer is rustig en gemoedelijk. Olof rijdt voorop en Victor hangt met één hand aan zijn schouder. Dat deden ze wel vaker, en het ging altijd goed. Hier en daar rijdt er wat verkeer langs, maar dat is voornamelijk op de weg aan de andere kant van het water. De weg waar de mannen rijden is rustig. Alleen het zoemen van de fietsbanden over het asfalt is nu nog te horen. Victor en Olof lachen en praten een beetje tot Olof roept: “Pas op met je handvat.” Victor lacht. “Komt goed,” reageert hij.

Maar dan, in een fractie van een seconde, haken de fietssturen van de jongens in elkaar, waarop een schrapend geluid van metaal te horen is. “Ik raakte de controle over mijn stuur kwijt,” zegt Victor. Hij voelt hoe het stuur uit zijn hand slaat. De lucht draait, de weg schiet onder hem vandaan, hij valt hard en voor hij het weet, ligt hij met zijn lichaam in het riet. Half in het water en half in de zachte, wat drassige berm. “Ik zag mezelf vallen. Alles vertraagde alsof ik het van buitenaf zag gebeuren, en in slow motion kwam ik op de grond terecht,” vertelt Victor met een gespannen gezicht. Zijn stem verraadt niet wat er vanbinnen in hem omgaat, maar dat is duidelijk aan zijn blik af te lezen. Zijn ogen slaan op slot, hij staart naar de plek van de val en zijn mimiek trekt strak. Hij straalt angst uit, alsof hij het moment herbeleefde. “Ik lag daar als een vis op het droge,” zegt hij, en vervolgt: “Ik wilde opstaan, maar mijn lichaam deed dat niet.”

Olof draait zich om en vindt het in eerste instantie nog wel grappig. Olof pakt uit reactie zijn telefoon, niet om hulp in te schakelen of te bellen, maar om te filmen. “Het is niet de eerste keer dat Victor van zijn fiets afvalt, dus het was niet nieuw voor mij,” vertelt Olof. In eerste instantie ziet hij de ernst van de val nog niet in. “Ik zag hem een soort salto maken en ineens lag hij daar in zijn nette, wit gestreken blouse, besmeurd onder de modder, in het riet.” Enkele seconden later maakt Olof zijn lach plaats voor paniek. De mondhoeken van Olof zakken. Ondertussen probeert Victor op eigen kracht overeind te krabbelen. Op datzelfde moment zien de jongens omstanders naar hen toe komen. Een vrouw op een zwarte bakfiets roept meteen: “We moeten een ambulance laten komen.” Victor zit inmiddels in elkaar gevouwen in het gras in de berm en probeert de reactie van de vrouw weg te wuiven: “Nee joh, het gaat wel. Die ambulance hoeft echt niet te komen, dat kost klauwen met geld,” reageert hij. De vrouw luistert niet en belt toch 112.

Op hetzelfde moment zit de vader van Victor, Antony, een aantal kilometers verderop op kantoor. Een gewone werkdag, net zoals alle andere. Hij zit in een vergadering met een collega. Op tafel ligt zijn opengeslagen laptop met daarnaast zijn telefoon, een lauwe kop koffie en wat papierwerk. Tijdens het overleg met zijn collega popt het scherm van Antony op. “Kan iemand opa bellen? Victor kan niet koken.” Antony fronst en stuurt een berichtje terug: “Waarom niet?” Het blijft daarna even stil. Het monotone gezoem van de tl-buizen vult de kamer totdat Antony een reactie krijgt. Hij schuift zijn stoel naar achter. “Mark,” roept hij tegen zijn collega, “ik moet weg.” Antony pakt zijn spullen, verlaat de ruimte en loopt richting zijn auto. Op dat moment denkt hij nog: “Het zal wel meevallen.”

Ambulance

Aan de Amstel is de schrik inmiddels wat gezakt als er tien minuten na het bellen van 112 een ambulance aankomt. Er stappen twee ambulancebroeders ongehaast maar ook zonder aarzeling uit de ambulance. Ze knielen bij Victor neer, praten rustig en vragen wat er is gebeurd. Victor heeft wat last van zijn nek en vertelt waar het pijn doet. Reden voor de ambulancebroeders om hem mee te nemen naar het ziekenhuis voor controle. De brancard wordt uit de ambulance gereden.

“Ik dacht dat het allemaal wel meeviel, ik had nog nooit eerder iets gebroken.” Victor wordt door de ambulancebroeders op de brancard gelegd. Zijn hoofd wordt tussen twee schuimblokken vastgezet. “Beweeg niet,” zeggen ze. Terwijl Victor licht gespannen in zijn besmeurde witte blouse de ambulance in wordt gereden, parkeert Olof de fietsen tegen het dichtstbijzijnde hek dat hij ziet en loopt vervolgens terug naar de ambulance om voorin plaats te nemen. Onderweg naar het ziekenhuis loeit de sirene nog even. Niet omdat de situatie spoedeisend is, maar gewoon voor de leuk. “Dat was wel geinig,” vertelt Victor.

In de tussentijd zit Antony in zijn auto en start de motor om koers te zetten richting Amsterdam. Hij is nog wat relaxed en denkt dat de situatie wel meevalt. Zijn telefoon ligt op de bijrijdersstoel tot er een inkomend gesprek van Olof binnenkomt. “We zijn onderweg naar het AMC. Victor ligt in de ambulance,” vertelt hij aan Antony. “Ik kom er zo snel mogelijk aan,” reageert hij en zet koers richting het AMC-ziekenhuis. In de tussentijd is ook de moeder van Victor ingelicht en is op dat moment ook onderweg naar het ziekenhuis.

De ambulance komt aan bij het AMC en Victor wordt naar binnen gereden. Olof stapt uit vanuit de bijrijdersstoel en volgt hem. Victor wordt een kamer binnen gereden. Het licht is hard wit en Victor wordt al snel omringd door artsen die wat testen bij hem afnemen. “Kun je dit voelen? Kun je je tenen eens bewegen?” vragen ze. Victor luistert en lacht om de situatie luchtig te houden. Olof zit stil op een stoel in de hoek van de kamer. “Zolang hij grapjes maakt, weet ik dat het goed zit,” vertelt hij.

Victor in het AMC ziekenhuis

De ouders van Victor arriveren even later, kort nadat Victor de nodige tests heeft ondergaan. Zijn vader herinnert zich vooral de geur van desinfectiemiddel, de witte muren en piepende apparaten. “Ik zag Victor met verwondingen als schaafwonden en bloed op het bed liggen, en ik zag ook dat hij een kraag om had. Ik schrok wel even toen ik hem zo zag liggen,” vertelt Antony. “Hé pap,” roept Victor als hij zijn vader de kamer binnen ziet lopen. Daarna groet hij ook zijn moeder, die kort daarna volgt. Luchtig en met een glimlach op zijn gezicht, alsof er niks aan de hand is. “Toen ik zag dat Victor vrolijk met Olof aan het kletsen was en zelf nog kon lachen, wist ik dat het niet levensbedreigend was,” vertelt Antony.

Kort nadat de ouders van Victor zijn gearriveerd, komt een arts de kamer binnen. De diagnose volgt: twee gebroken nekwervels. “Je hebt geluk gehad. Twintig centimeter verder en het was klaar geweest,” vertelt de arts. De schrik hakt er bij iedereen in, maar al snel volgt het gevoel van opluchting dat overheerst. “Victor mag vanavond wel weer naar huis,” vervolgt de arts. Na een paar uur wachten en controles wordt Victor uit het ziekenhuis ontslagen. Victor, zijn ouders en Olof wandelen gezamenlijk de kamer uit, door de stille wandelgangen van het ziekenhuis naar de auto. Ze praten wat na over hoe het heeft kunnen gebeuren, maar zijn vooral allemaal blij dat het goed is afgelopen en de situatie niet ernstiger is uitgepakt. Antony rijdt het erf van hun huis op. De tweelingbroer van Victor, Tobias, zit in de woonkamer te wachten als hij het krassen en kraken van de kleine kiezelstenen op het erf van hun huis hoort. Ze zijn thuis, denkt hij. Tobias loopt naar buiten en begint te lachen als hij Victor uit de auto ziet stappen met een kraag om zijn nek. “Hoe krijg je het voor elkaar,” roept hij lachend. “Het zag er ook niet uit,” zegt Victor. “Dertig graden, midden in de zomer, en ik moet een paar maanden met zo’n ding om lopen,” vertelt hij.

Nekbrace

De weken na het ongeluk sleept Victor zich door de dagen heen. Hij mag niet fietsen, niet autorijden, niet voetballen. “Ik moest overal gebracht worden,” zegt hij. De zomervakantie is inmiddels voorbij en kort na het ongeluk zit Victor alweer in de schoolbanken om kennis te maken met zijn nieuwe klas. “Ik voelde iedereen kijken, maar ik moest er toch maar het beste van maken,” vertelt Victor. De nieuwe klasgenoten van Victor moeten wennen aan het idee dat hij met een brace om zijn nek zit; ze zijn nieuwsgierig. “Wat heb je gedaan?” vraagt iemand die achterin het klaslokaal zit. Victor wil reageren en beweegt zijn torso 180 graden zodat hij kan antwoorden. Hij kan immers zijn nek niet draaien. “Gevallen met de fiets,” vertelt hij lachend. Niet alleen de nieuwe klasgenoten zijn nieuwsgierig, maar ook oud-klasgenoten. Een aantal van hen heeft hem diezelfde dag door de wandelgangen zien lopen. De telefoon van Victor popt een aantal keer op in de les: “Yo, ik zag je net lopen, wat heb je gedaan joh?” En: “Hé Vic, wat is er gebeurd, waarom loop je met zo’n ding om je nek?” Victor reageert en lacht het weg, maar vanbinnen voelt hij zich ongemakkelijk. Toch laat hij zich niet kisten. “Ik ging gewoon naar feestjes,” vertelt hij. “Brace of niet, het leven ging door,” vervolgt hij.

Thuis wordt de blauwe nekkraag een onderdeel van het huishouden. Bij het ontbijt, op de bank, in bed — altijd aanwezig. Zijn gezin praat er regelmatig nog over: “Wat als je twintig centimeter anders was gevallen,” maar zijn ouders merken dat Victor met een knoop in zijn maag zit. “Het is natuurlijk niet leuk om je zoon zo te zien. Gelukkig is hij positief en gaat hij niet bij de pakken neerzitten. Hij probeert het beste van de situatie te maken door gewoon zijn leven van voor het ongeluk weer op te pakken.”

Na drie maanden mag de brace af. Victor legt hem op de kast naast een stapel papieren van het ziekenhuis. Soms kijkt hij ernaar en denkt hij terug aan het ongeluk met de gedachte: het had ook anders kunnen zijn. “Ik vond het rot om drie maanden met dat ding rond te lopen, maar ik ben blij dat het goed is afgelopen en dat ik niet als een kasplantje in een rolstoel ben geëindigd.” Victor slaapt tegenwoordig op zijn buik. “Op mijn rug liggen doet nog pijn, dat is wat ik er nu aan over heb gehouden na al die tijd met die brace om te hebben geslapen,” vertelt hij. Victor is blij dat het zo is afgelopen. Zijn gedachten zijn zwaar omdat de week voor het ongeluk zijn oma is overleden en begraven. Hij is ontroerd. Zijn stem trilt en zijn ogen worden vochtig. “Stel je voor dat mijn ouders twee weken later ook nog een zoon kwijt waren geweest, daar wil je gewoon niet aan denken,” vertelt hij. Er rolt een traan over zijn wang, maar al snel komt het besef dat het allemaal goed is gekomen.

Twee jaar later staat hij opnieuw op de dijk langs de Amstel. De zon schijnt en het water ruist zacht tegen het riet. “Hier was het,” zegt hij. Hij kijkt over het water en zwijgt. De wind waait langs en zijn blik verraadt dat hij emotioneel is. Al snel trekt het bij en glimlacht hij. “Ik heb geluk gehad. Als ik terugkijk op wat er is gebeurd en hoe het is gelopen, kan ik alleen maar blij zijn dat ik er nog ben en hier zo kan staan.”

Over de auteur

Lisa van Dorrestein

Lisa van Dorrestein is een gepassioneerd journalist en luistert graag naar verhalen van andere. Daarnaast is ze erg openminded en is ze altijd op zoek naar interessante verhalen die 'anders' of bijzonder zijn. Ze ontmoet graag nieuwe mensen en gaat graag het gesprek met hen aan.