De telefoon trilt. Een kort, scherp gezoem scheurt door de zondagochtend. Sjoerd Verbiesen (21) grijpt half slaperig naar zijn scherm. Een melding van de redactie-app van lokale omroep Heuvelland Vandaag; een wazige foto, drie woorden die meteen binnenkomen: “Toren weg, Valkenburg.”
Binnen een minuut staat hij naast zijn bed. Broek. Hoodie. Jas. Sleutels. Camera. Buiten hangt de lucht grijs, de geur van regen nog in de lucht. Vanaf Strucht fietst hij richting Valkenburg. De Geul stroomt rustig naast hem, maar in zijn hoofd is het rumoerig. Mist hangt laag over de velden. Boven de heuvel mist iets: de Wilhelminatoren, die normaal als een uitroepteken boven het landschap stond. Nu is het daar stil. Hij trapt harder, voelt de kou in zijn vingers.
Even na achten zet hij zijn fiets tegen een hek onderaan de Heunsberg. Rood-wit lint fladdert in de wind, het gras is platgetrapt. Waar gisteren de toren stond, ligt nu een berg van beton, staal en stof. Brokken mergel, grijs van ouderdom. Wapening die als roestige ribben uit de grond steekt. Sjoerd pakt zijn camera. Klik. Nog een. Op het schermpje steeds hetzelfde: een leegte die pijn doet. Hij schrijft in zijn notitieboekje: 08.04, geen slachtoffers. Terrein afgezet. Onderzoek volgt. Een agent trekt het lint wat strakker en zegt zacht: ‘Geluk gehad. Als dit een paar uur later was…’ Sjoerd knikt. Er is niks te zeggen. Hij maakt nog wat foto’s, stuurt drie beelden naar de redactie en schrijft vier korte regels. Duiden komt later. Eerst zien en vastleggen.
De Wilhelminatoren was meer dan een uitkijkpunt. Gebouwd in 1906, herbouwd na de oorlog en voor velen een vaste stop tijdens wandelingen over de Heunsberg. Van boven keek je uit over het Geuldal, over Valkenburg dat zich de laatste jaren steeds opnieuw moest herstellen van water, vuur en toerisme. De toren hoorde bij het landschap. Dat juist hij nu verdwenen is, voelt voor veel inwoners alsof er iets uit hun geheugen is gescheurd.
Het onderzoek
De redactie in Strucht is klein. Te veel licht, te weinig stilte. Op het whiteboard staat in dikke letters: “WILHELMINATOREN”. Ernaast pijlen, jaartallen en een groot vraagteken. Op tafel liggen lege koffiebekers en geprinte mails. Sjoerd tekent een tijdlijn: links 1999, rechts 2025.
Tussen die jaren ligt zijn zoektocht. Bellen, mailen, wachten. Oude dossiers openvouwen die ruiken naar vocht en karton. Zinnen lezen die weinig zeggen, maar tegelijk alles betekenen. Een rapport van de gemeente uit 1999 over de ‘slechte staat van de toren’. Een inspectie in 2014 die waarschuwt voor ‘constructieve risico’s’. Daarna: stilte.
Die middag schuift Eefje Goudappel bij hem aan. Een ervaren journalist, midden veertig, ooit bij de NOS gewerkt. Ze praat rustig, kijkt scherp, weet wat een verhaal nodig heeft.
‘Waar, wie, wanneer’, zegt ze terwijl ze drie woorden boven zijn tijdlijn schrijft.
Vanaf dat moment doen ze het samen. Sjoerd duikt in de oude jaren, Eefje in de recente.
Buiten zingt het voorjaar alsof er niets is gebeurd, maar binnen gonst het van vragen. De geur van koffie mengt zich met printerlucht. Elke ochtend schuift Sjoerd achter zijn laptop, koptelefoon half op, telefoon binnen handbereik. Inspecties, vergunningen, oude rapporten; elk gesprek opent een nieuw spoor, maar zelden een antwoord. De toren lijkt niet alleen fysiek ingestort, maar ook in papier en geheugen. Samen trekken ze lijnen door de tijd. Soms overleggen ze nauwelijks; ze kennen elkaars tempo inmiddels. Hij graaft in oude gemeentearchieven, zij belt oud-medewerkers van brandweer, monumentenzorg, toezicht. Alles is voorzichtig; niemand zegt het hardop, maar tussen de regels hangt dezelfde gedachte: dit had niet mogen gebeuren.
De stilte na de val
De dagen lopen in elkaar over. Bellen, wachten, terugbellen. Soms een doorbraak: een oud rapport dat een vergeten waarschuwing bevat. Soms niets. ‘Het is alsof je door modder fietst’, zegt Sjoerd op een middag. Eefje knikt, haalt een markeerstift langs een zin in een verslag van jaren geleden: De constructieve staat dient nader onderzocht te worden.
Het klinkt technisch, maar het is eigenlijk een schreeuw van twijfel.
De toren was oud, maar nooit onschuldig oud. Iedereen wist dat hij kwetsbaar was, alleen niemand wist meer wie er verantwoordelijk was om dat hardop te zeggen. Ergens in de twintig jaar tussen de eerste waarschuwingen en de instorting is die verantwoordelijkheid verdampt. Sjoerd probeert het te vangen in woorden.
De foto’s van die ochtend staan nog in zijn map. Hij bekijkt ze soms, alsof hij wil controleren of de leegte nog echt is. Eefje typt geconcentreerd verder. Haar stijl is precies, zakelijk bijna, maar Sjoerd ziet in haar ogen hetzelfde ongeloof dat hij voelt. Ze is ouder, heeft al veel verhalen gemaakt, maar deze raakt iets wat verder gaat dan verslaggeving. ‘Wat me stoort’, zegt ze, ‘is hoe vanzelfsprekend het werd om het te laten staan. Niemand durfde meer te beslissen. En dan beslist de zwaartekracht voor je.’ Ze lachen er even kort om, maar de woorden blijven hangen.
De weken schuiven voorbij. Ze spreken bewoners rondom de toren, ambtenaren die terugbladeren in oude notulen en mensen die vooral willen weten of er ooit nog iets komt te staan. Sommigen willen herbouwen, anderen juist niet. ‘Laat die plek leeg’, zegt een oudere man op straat. ‘Dat herinnert beter dan een nieuwe toren ooit zou kunnen.’ Sjoerd schrijft het op. Geen quote voor in het stuk, maar als zin die hij niet wil vergeten.
Langzaam ontstaat er een verhaal dat groter is dan de val zelf. Niet alleen over een bouwwerk, maar over hoe we omgaan met wat oud is, met wat vanzelfsprekend lijkt. De instorting werd een nieuwsfeit, maar het onderzoek erna toont iets diepers: hoe nalatigheid soms niet voortkomt uit onwil, maar uit gewenning en gemakzucht.
De nasleep
Op de redactie groeit de muur vol met aantekeningen. 1999, 2014, 2022. Dezelfde woorden in andere formuleringen: slechte staat, corrosie, betonrot, advies: nader onderzoek. Alsof de toren al jaren waarschuwde, maar niemand luisterde.
Soms is er frustratie. Een bron die plots afhaakt. Een rapport dat ‘niet meer terug te vinden’ is. Eefje schuift haar stoel naar achteren, haalt diep adem. ‘Het is nooit één fout’, zegt ze. ‘Altijd een reeks kleine die leiden tot een grote.’
In mei verschijnt eindelijk het bericht dat de gemeente aangifte doet tegen de eigenaar wegens nalatig onderhoud. Geen verrassing meer; eerder het sluitstuk van wat ze al wisten.
Toch voelt het anders wanneer het zwart op wit staat. Sjoerd leest de zin drie keer. Niet omdat hij het niet begrijpt, maar omdat het besef langzaam indaalt: dit is niet alleen journalistiek werk, dit is het verhaal van zijn eigen omgeving. De toren stond in elke jeugdherinnering van Valkenburg. Nu is hij geschiedenis.
Hij appt Eefje: Ze hebben aangifte gedaan.
Haar antwoord komt binnen een minuut: Dan zijn we nog niet klaar.
De weken daarna volgt een soort stilte. Niet die van onwetendheid, maar van wachten.
De onderzoeken lopen, de Onderzoeksraad komt kijken en ondertussen groeit het gras over de resten van de toren.
Wat blijft
Op een zonnige middag besluit Sjoerd terug te gaan naar de Heunsberg. Hij zet zijn fiets tegen hetzelfde hek als die ochtend in maart. Het lint is verdwenen, maar de grond verraadt waar het stond. De lucht ruikt naar gras en opgewarmde aarde. Hij loopt een stukje omhoog, zover als mag. Er is niets te zien én toch alles. De lucht waar ooit staal en beton stonden, lijkt zwaarder dan lucht zou moeten zijn.
Beneden in het dal klinken stemmen van wandelaars. ‘Hier stond-ie’, zegt iemand. Sjoerd kijkt omhoog, naar de lege plek. In zijn hoofd vormt zich langzaam de laatste alinea. Niet over wie iets fout deed, maar over hoe makkelijk we wegkijken wanneer iets langzaam verdwijnt.
Terug in Strucht vult hij de stilte met tikken op het toetsenbord. De geur van koffie en papier mengt zich met het krassen van Eefjes pen. Op het whiteboard staan nog steeds de jaartallen, met in het midden een streep eronder en één zin erboven: Vandaag kijken is belangrijker dan voortaan beloven. Ze laten de stift liggen. Niemand weet nog precies wie het schreef, maar het staat daar alsof het altijd al had gemoeten.
In de dagen erna leest Sjoerd de reacties onder het artikel. Mensen delen oude foto’s van boven op de toren; van schoolreisjes, eerste kusjes, familie-uitjes in de zon. Het voelt alsof de toren pas echt terugkeert nu hij verdwenen is. Buiten stroomt de Geul. De mist is opgetrokken, de heuvels zijn weer zichtbaar. Alleen boven de Heunsberg blijft het leeg, alsof de lucht daar iets bewaart wat niet meer terugkomt.
