Het is donderdagochtend vroeg. Buiten is het geluid van fluitende vogels te horen. Er schijnt al een licht zonnetje in haar gezicht door het kiertje van haar gordijn. Het licht is zo fel, dat ze er wakker van schrikt. Ze pakt haar telefoon uit de oplader naast haar bed en kijkt naar de tijd. Het is pas zeven uur, nog een uurtje wachten totdat ze heen kan. Vandaag is het zo ver, tijd om haar kindje weg te halen. Ze gaat direct recht op zitten. Op het moment dat ze uit bed stapt, bekijkt ze zichzelf even in de spiegel. Ze ziet twee zwarte kringen onder haar ogen en direct pakt ze haar foundation uit de kast om het weg te werken. Op haar stoel ligt een kledingsetje dat ze de dag van tevoren al had uitgekozen. Het is een groen joggingpak met een blauwe streep. Direct pakt ze haar lange bontjas van de kapstok en trekt ze haar witte sneakers aan. Ze zoekt in haar jaszakken naar haar OV Chipkaart en ze sprayt nog snel een deo op. Op het moment dat ze deur achter zich dicht trekt begint ze de spanning te voelen. Haar hele lichaam begint te trillen, ze voelt langzaam wat zweet langs haar voorhoofd lopen en al zuchtend loopt ze de trap af naar beneden. Haar vriend is bij haar. Al bij de eerste trede naar beneden strekt ze haar hand uit en knijpt ze hard in de hand van haar vriend, die al een trede verder beneden is. “Auw, niet zo hard,” zegt hij. Voordat ze ook maar iets kan zeggen stromen er tranen over haar wangen. De zoute tranen kan ze proeven van het huilen en het blijft maar doorgaan. Haar vriend draait zich om en loopt weer een trede omhoog. Hij gaat naast haar staan en legt zijn armen om haar nek. Hij trekt haar stevig naar zich toe en begint haar kusjes op haar voorhoofd te geven. “Het komt wel goed, ik ben bij je,” fluistert hij in haar oor. Ze ligt met haar hoofd op zijn schouders en ze veegt haar tranen af aan zijn jas. Langzaam voelt ze de rust in haar lichaam terug keren. Ze haalt haar hoofd van zijn schouders en ze geeft hem een kus. De kus voelt vertrouwt. Ze voelt dat het goed komt. Ze pakt zijn hand en ze vervolgt de weg naar beneden.
“Je vriend kan helaas niet mee, hij zal echt thuis op je moeten wachten.” Een zware stem klinkt in haar oor. Ze draait zich om en ze kijkt recht in de ogen van een oude grijze man met een lange baard tot zijn schouders. Hij draagt een witte doktersjas tot zijn knie met een borstzakje waar twee pennen en een kladblokje uitsteken. Hij draagt een witte pantalon en daaronder heeft hij witte sneakers van het merk Nike aan. Het liefste wil ze zichzelf verdedigen, maar van alle spanning laat ze toch maar de hand van haar vriend los en geeft ze hem nog snel een kus. Een witte lange gang volgt, eentje waar geen einde aan lijkt te komen. Overal lopen mannen met witte doktersjassen en witte sneakers rond. In de gang lijken allemaal kamers te zijn. Sommige kamers hebben een donkerblauwe schuifdeur met een bordje ‘operatiekamer’. Andere kamers hebben witte deuren, waarbij sommige halfopen staan. De mannen in de doktersjassen lopen rond en sommige gaan in of uit een kamer met een witte deur. De man met de lange baard wijst naar een kamer met een witte half openstaande deur. Ze duwt de deur verder open en al snel wordt ze overrompeld door de geluiden die ze hoort. Het geluid van huilende en zelfs kotsende meiden overvalt haar. Ze voelt trillingen door haar hele lichaam op komen en langzaam voelt ze wat zweetdruppels over haar voorhoofd glijden.In de kamer staan allemaal ziekenhuisbedden, een stuk of vijftien. Het voelt als een kille kamer. De kamer is helemaal wit en naast de bedden staat alleen een klein kastje. Elk bed is voorzien van een gordijntje en met het ene kleine raampje rechtsachter in de kamer valt er een klein zonnestraaltje naar binnen. Alle bedden zijn bezet, er liggen alleen maar meiden. Ze kijkt om zich heen. De meeste meiden hebben hun gordijntje dicht. Van de meiden waarbij de gordijntjes open staan verwacht ze een gemiddelde leeftijd van eenentwintig. Een paar meiden zijn aan het huilen en twee hiervan zijn aan het overgeven. Voordat ze de kamer nog beter kan inspecteren voelt ze een warme hand op haar rechterschouder. “Dat bed daar links in de hoek is voor jou, ik kom over vijf minuten bij je,” klinkt een jonge mannenstem achter haar. Ze draait haar hoofd om en een jongen van een jaar of dertig staat in de deuropening. Hij heeft donker haar tot zijn schouders en ook hij draagt een lange witte doktersjas tot zijn knie en witte sneakers. Hij heeft felblauwe ogen en daarmee kijkt hij haar doordringend aan. Ze draait zich weer om en ze loopt langzaam naar het bed links in de hoek. Ze probeert geen oogcontact te maken met de andere meiden en al snel trekt ze de witte lange gordijnen die om haar bed hangen dicht.
Met een ongemakkelijk en vooral bang gevoel ploft ze neer op het bed. Met de gordijnen dicht ziet ze alleen haar eigen bed. Al snel gaat het gordijntje weer open en verschijnt de jonge man met de doktersjas naast haar bed en checkt haar gegevens. Al bibberend knikt ze dat de gegevens kloppen. “Je kan je hier even uitkleden en deze jurk aantrekken. De arts zal je ongeveer over een halfuurtje ophalen. Als je vragen hebt kun je altijd een van ons roepen op de gang.” Ze wil antwoord geven, maar ze merkt dat het haar niet lukt. Ze weet niet wat haar te wachten staat en dat maakt haar bang. De jongen verdwijnt weer en met trillende handen van de spanning trekt ze haar schoenen en groene joggingspak uit. Ze pakt het blauwe operatiejurkje van het bed en ze trekt het aan. Het jurkje voelt als papier. Het schuurt langs haar lichaam. Ze gaat in het bed liggen. De warme ziekenhuisdekens trekt ze hoog op tot haar kin en de zenuwen vloeien door heel haar lichaam, het voelt als eeuwenlang wachten en uit spanning begint ze maar een beetje te neuriën. Een nummer van Nielson komt meteen in haar op. Een artiest waar ze al jarenlang gek op is. Zacht neuriet ze het nummer ‘Sexy als ik dans’ mee.
Al snel hoort ze twee mannelijke stemmen haar kant op komen. Het klinkt als twee mannen op leeftijd. “Doe jij haar linkerbeen? Pak ik de rechter,” hoort ze een van de mannen zeggen. Ze kijkt opzij en ze ziet twee oude mannen van boven de zestig met beide grijs kort haar door het gordijntje komen. Een man draagt een rond klein brilletje. Beide hebben ze weer een witte doktersjas aan met een witte pantalon en witte sneakers. De man met de bril heeft twee donkerblauwe grote gespen vast en de andere man tilt niks. “Het gaat beginnen meisje. Ga maar liggen met je benen en armen gespreid en wij maken je even vast,” hoort ze de man met de bril zeggen. De man met bril pakt een van de twee gespen en begint haar benen vast te maken aan het ziekenhuisbed. De andere man houdt haar benen stevig vast. Angst, onwetendheid, zenuwen en verdriet, al deze emoties vloeien door haar lichaam. Ze voelt zich geïntimideerd door de twee oude mannen, waardoor het haar niet lukt om vragen te stellen. Ze voelt dat haar benen stevig worden vastgehouden en de blauwe gesp knelt langs haar twee enkels. Ze voelt zich ongemakkelijk, want onder haar jurkje draagt ze niks. Helemaal niks. “Waarom binden ze me vast met mijn benen wijd? Waarom zijn het geen vrouwen? Waarom krijg ik geen uitleg?” Alle gedachten spoken door haar hoofd. Een traan stroomt over haar wang, maar ook haar armen zitten aan de zijkanten van het bed vastgebonden, waardoor ze de traan niet zelf kan wegvegen. Ze voelt paniek in haar hele lichaam, ze trilt en ze kan geen woord uitkramen. Ze wil weg, naar huis, maar dat gaat niet. Ineens voelt ze een gevoel van twijfel door haar lichaam stromen. Iets wat ze voor deze afspraak nog nooit had gevoeld. Ze was zo zelfverzekerd over haar keuze. ‘Een kind opvoeden op je negentiende, dat kan niet en wil ik niet,’ luidde haar gedachten altijd. Toch voelt ze zich nu onzeker. Een onzekerheid dat ze wordt veroordeeld dat het niet oké is wat ze doet. Dat ze ervoor moet lijden. Een gevoel dat haar hele lichaam laat zweten en beven. Een gevoel dat ze nog nooit heeft gehad. Een gevoel wat ze nooit een ander gunt, een gevoel waar ze zich voor wilt inzetten op het moment dat dit allemaal voor haar voorbij is.