Zwijgend rijden ze een jaren 70 wijk binnen, grote blokken huizen met grijzige stenen en van
die kobaltblauwe luifels en stangen voor het raam wat je ook wel eens bij een ziekenhuis ziet.
Af en toe zien ze een boom, heel desolaat. Langzaam naderden ze de gele slagboom,
‘entree medisch centrum’ leest ze op de gevel.
Rustig komt Famke de vergaderruimte binnengelopen, nog twee minuten ziet ze op de klok,
voordat de teamvergadering start. Er staat al een koffiekan klaar en snel schenkt ze voor
zichtzelf nog een kop koffie in.
“Hey, goeiemorgen.” Vanuit haar ooghoek ziet ze collega Margreet binnenlopen, die
neerploft op de stoel naast haar.
Ze draagt een lange rok, eentje die haar niet bekend voorkomt. Margreet is niet alleen een
collega, maar ook haar beste vriendin. Ze kennen elkaar inmiddels zo’n 40 jaar. Samen
begonnen op de Fredrik Muller academie in Amsterdam en nadat de zolder vrij kwam in het
huis waar Margreet woonde, trok Famke bij haar in en gingen ze sindsdien als
boezemvriendinnen door het leven. Ze werden allebei verliefd en krijgen beiden twee
kinderen, jaren volgden met speeltuinafspraken om elkaar in het vizier te houden. Nu jaren
later zijn ze collega’s.
De teamvergadering gaat van start, de plannen van komende weken worden besproken,
maar ook wordt er gereflecteerd op eerdere evenementen die ze namens de bibliotheek
hebben georganiseerd om te kijken wat er de volgende keer beter of anders kan worden
gedaan. Margreet wordt tijdens de vergadering gebeld op haar persoonlijke telefoon, er
wordt een kleine pauze ingelast en heupwiegend loopt Margreet de vergaderruimte uit.
Famke kijkt haar na. Ze vindt het leuk om samen met haar vriendin samen te kunnen
werken.
Margreet komt net uit een moeilijke situatie. Het is net uit met haar partner en Lucas, haar
zoon heeft last van verslavingen. Sinds een tijdje ziet ze haar vriendin eindelijk weer stralen.
Lucas zit in een kliniek waar hij wordt voorbereid naar een situatie voor begeleidend-wonen.
Margreet zelf is vol aan het daten en heeft een leuke kerel aan de haak geslagen.
Normaal staat ze dacht en nacht aan voor Lucas, maar sinds hij na jaren nu eindelijk een tijd
lijkt vol te houden zonder drugs, lijkt Margreet ook veel minder gestrest.
Famke wordt uit haar gedachtes gewekt door Margreet die met een starre blik binnen komt
lopen.
“Sorry, ik denk dat ik moet gaan, er is wat gebeurd”, zegt Margreet als ze weer komt
binnenlopen. Famke schrikt op. “Is het erg?”, vraagt ze. “Ja, Lucas moet worden opgehaald”,
zegt Margreet met een blik op haar gezicht waarbij Famke gelijk kan aflezen dat het foute
boel is. “Moet je nu naar Rotterdam?”, vraagt ze, “dan ga ik met je mee.”
Margreet loopt de vergaderruimte al uit en met een snelle greep pakt Famke haar jas van de
stoel. “Sorry,” zegt ze tegen de andere collega’s, “Ik denk dat het foute boel is en ik ga nu
met Margreet mee.”
Drie rijen verder op de parkeerplaats staat de zwarte oude Saab geparkeerd. Famke ziet
Margreet naar de bestuurderskant lopen en glipt snel langs haar heen om daar een stokje
voor te steken. “Ik rij”, zegt ze resoluut. Margreet kijkt haar verschrikt aan. “Maar de tank is bijna
leeg, ik moet nog tanken”, zegt Margreet met een lichte paniek in haar stem. “Geen
probleem, dat kan ik ook”, zegt Famke. En ze trekt de deur achter zich dicht.
Het is rustig op de weg. De vriendinnen zitten stil naast elkaar. Famke werpt een blik
vanachter het stuur naar Margreet die naast haar op de passagiersstoel zit. Ze kijkt met een
lege blik vooruit door het raam. Famke weet nog steeds niet wat er aan de hand is maar,
weet ook niet zo goed wat ze moet vragen. Margreet was net zo aan het genieten van de
vrijheid die ze eindelijk na een aantal jaar weer had. Wat zou er met Lucas aan de hand
kunnen zijn dat ze nu gelijk werd opgeroepen om naar Rotterdam te komen om hem op te
halen. Zou hij weer terug zijn gevallen in zijn drugs gebruik en daar iets gebruikt hebben. Dan
zou hij gelijk uit de kliniek ontslagen worden. Ze had het vaker met Margreet over de situatie
van Lucas gehad. In de afgelopen jaren ging het zo slecht dat Margreet vaker heeft getwijfeld
om hem op straat te zetten. Famke kon het zich moeilijk voorstellen hoe het zou voelen om
je zoon zo diep in te put te zien zitten, dat je eigenlijk niet meer weet hoe je hem daaruit
moet trekken.
Het lampje van de benzinetank begint te knipperen, ‘shit dat is waar ook, ze moeten tanken’.
“Ik heb zin in een kop koffie”, zegt Margreet, “ik trakteer.”
Terwijl Famke de slang van de benzinepomp uit de auto haalt, komt Margreet naar buiten
gelopen met twee cappuccino’s.
“Alsjeblieft, en dankje dat je met mij mee bent”, zegt Margreet, terwijl ze Famke haar koffie
geeft.
Met een schuddende hand geeft ze Famke haar koffie aan. Die heeft geen kop koffie meer
nodig denkt Famke, die staat al strak van de spanning. “Heb je al iets meer gehoord”, vraagt
ze aan Margreet. “Ik heb net Lucas onze locatie gestuurd, zodat hij weet hoe laat we er zijn,
voor de rest weet ik niks”, zegt Margreet met een lichte trilling in haar stem. De paniek is in
haar ogen te zien. “Kom”, zegt Famke “dan gaan we door”.
Eén uur later rijden ze Rotterdam binnen, het laatste stuk duurt voor haar gevoel een
eeuwigheid. De kliniek bevindt zich aan de andere kant van Rotterdam.
Zwijgend rijden ze een jaren 70 wijk binnen, grote blokken huizen met grijzige stenen en van
die kobaltblauwe luifels en stangen voor het raam wat je ook wel eens bij een ziekenhuis
ziet. Af en toe ziet ze een boom, heel desolaat. Langzaam naderen ze de gele slagboom,
entree medisch centrum leest ze op de gevel.
“Goedendag, waar komt u voor?”, luidt de stem door portofoon bij de gele slagboom.”
“Voor Lucas, we komen hem ophalen”, zegt Famke resoluut. Ze rijden door naar een klein
parkeerterrein.
Lucas staat buiten met een karretje en een deel van zijn spullen. “Hey Lucas”,
zegt Margreet. Door de spanning en de lange autorit moet Margreet erg nodig plassen en
loopt daarom snel naar binnen om naar de wc te gaan. Hij ziet er gespannen uit, valt Famke
op en er komt geen lach van zijn gezicht. Met een ietwat gespannen blik geeft hij zijn
moeder een knuffel terug. “Hoi”, zegt hij voorzichtig. Hij is gefocust op wat hij nog moest
doen. Enkele spullen had hij geruimd uit zijn kamer in de kliniek maar, er stonden ook nog
enkele spullen boven. Ze mogen niet mee naar binnen en dus liep hij in zijn eentje naar
boven om de rest van zijn spullen te pakken. Hij komt naar buiten met een grote televisie,
een computer, dozen vol met kleding en boeken. Alles moet mee in de oude Saab. Hij heeft
vijf maanden in deze kliniek gewoond en heeft per direct al zijn spullen moeten verzamelen.
Ingebouwd tussen de spullen gaat hij in de auto zitten, achter de bestuurder. Er was
niemand die afscheid van hem mocht nemen, hij is op staande voet ontslagen uit de kliniek.
Met al zijn spullen in de auto is het tijd om te gaan.
Margreet rijdt, ze is bang dat ze anders met een vragenvuur haar zoon zou ondervragen, op
deze manier kon ze zich concentreren op de weg. Famke zit naast haar.
“Gaat het?”, vraagt Famke als ze het parkeertrein afrijden aan Lucas. Hij zit met zijn telefoon
en draadoortjes in zijn hand. Hij kijkt kalm uit zijn raam. “Ja, gaat wel goed, we moeten
alleen mijn medicatie nog aanvragen bij de apotheek. Ik heb nog wel genoeg voor vanavond,
maar niet voor morgen.” Hij slikt medicatie om niet in oude patronen te vallen. “Wat is er
nou precies gebeurd?” Onwetend zijn ze de auto ingestapt en nu zou eindelijk duidelijk
worden waarom hij per direct ontslagen was uit de kliniek. Ze kijkt hem vanuit de
bijrijdersstoel schuin aan. “Ik heb met een meisje gezoend”, zegt hij.
Er valt een last van haar schouders en ze ziet bij Margreet ook een gespannen blik naar een
voorzichtige glimlach transformeren. “Een paar weken geleden is er een nieuw meisje in de
kliniek gekomen vanwege een alcoholprobleem. In de avond sloop ik over de gang stiekem
naar haar kamer zodat we een deel van de nacht samen konden doorbrengen. Ik zette de
wekker heel vroeg, zodat ik, voordat de begeleiding zou komen, weer terug naar mijn eigen
kamer kon sluipen.” In een kliniek is het streng verboden om fysiek contact met elkaar te
hebben. Zoenen, seks, of ander fysiek contact zou ervoor zorgen dat je niet meer
geconcentreerd bent op je eigen proces, je komt er voor jezelf en het is niet de bedoeling
dat je afhankelijk wordt van iemand anders. “We dachten eigenlijk dat niemand het gezien
zou hebben”, vertelt Lucas verder. Het scherm van zijn telefoon licht op. “Oh, ze appt me.”
Het blijft even stil in de auto en ze zien een onrustige blik op het gezicht van Lucas
verschijnen. “Ze vraagt of we elkaar vanavond weer gaan zien.” Lucas is apart genomen door
de begeleiding en is moest gelijk al zijn spullen te pakken.
Het meisje weet van niets.
Stil kijkt hij uit het raam naar buiten.
Naar de auto’s die de oude Saab voorbij racen.
Bobbie Kleijn
*De namen in dit verhaal zijn niet de echte namen vanwege privacy redenen heb ik deze
veranderd.